De diverse weersvoorspellingsapps waren eensluidend: van A Coruña tot over Cabo Finisterre (Cabo Fisterra in het galicisch zou het de volgende dagen spoken, zemfs meer dan een week. Uiteindelijk zijn we 9 dagen blijven liggen. Niet voor niets wordt de kust langs Cabo Finisterre de “Costa del Muerte” genoemd. En wij hadden geen ambitie om tot deze gemeenschap toe te treden.
We hebben er wel van de gelegenheid geprofiteerd om op 16 juli een hotel in Santiago de Compostela te boeken, zodat we 2 dagen konden uittrekken om deze prachtige stad te bezoeken. Een stad met een rijke geschiedenis, weerspiegeld in de prachtige, grotendeels middeleeuwse gebouwen in de binnenstad, met de kathedraal als topmonument. Spijtig genoeg stond het gebouw voor een groot deel in de steigers. Volgend jaar is het immers een “heilig jaar”, want dan valt de feestdag van de heilige apostel Jacobus (of Santiago), 25 juli, op een zondag. Het is de bedoeling dat de kathedraal tegen dan zou gerestaureerd zijn. Maar naar onze mening zullen die steigers er nog veel langer blijven staan (en dat is niet alleen de fout van het corona-virus…).
Terug in La Coruña was de situatie nog niet veel veranderd en bleef het spoken op zee. Zo erg zelfs dat de zeer hoge deining, die ontstond door de zware wind, ook in de haven meer dan voelbaar was en de boten deed trekken aan hun touwen. Nefast voor de nachtrust (en het humeur van Ann). De dag daarop hebben we onze boot verhuisd naar de andere haven van La Coruña, de Marina Real, in he centrum van de stad, waar we geen korting kregen maar toch wat rustiger lagen. De volgende dagen hadden we tijd genoeg om La Coruña te bezoeken, te voet of met de fiets. We hadden nooit vermoed dat La Coruña een grootstad was met meer dan 250.000 inwoners. Maar het centrum, waar de marina lag, was nog grotendeels historisch, en verkeersvrij of minstens verkeersluw. En met Diana en Guy van de Mafra (hun boot lag in de haven van Sada, aan de overkant van La Coruña) hebben we nog afgesproken om samen iets te gaan eten en door de stad te wandelen. In die 9 dagen hebben we ons geen moment verveeld.
14 juli: Viveiros – A Coruña (57 mijl)
Het was vroeg opstaan, 6uur, maar we hadden toch een relatief lange tocht voor de boeg. We moesten die tocht wel vandaag doen, en ineens tot La Coruña (of A Coruña in het gallicisch) want de meteo voorspelde weinig goeds voor de daaropvolgende dagen. Het werd een rustig tochtje, gelukkig voor een groot deel op zeil. En tot driemaal toe konden we genieten van het mooie schouwspel van een groepje dolfijnen.
En zo bereikten we, na 10 uur varen, het legendarische La Coruña. Elke zeiler, die vanuit het Noorden naar Spanje en verder wil trekken, passeert via deze haven. De meesten vertrekken vanuit La Rochelle, of een andere haven in de buurt, om dan in 1 trek, die minstens 3 dagen in beslag neemt, naar daar te varen. Het spijt ons echter niet dat wij het op ons gemakskes langs de kust van Biskaje hebben gedaan. Het is rustig varen geweest en, zoals is gebleken, hebben we veel mooie plaatsjes gezien, die die rappe gasten allemaal hebben gemist.
Maar ook in de jachthaven van La Coruña zijn de gevolgen van covid-19 zeer zichtbaar: waar gewoonlijk de haven zeer vol ligt, lagen er nu slechts een 10-tal buitenlandse boten. Men had zelfs maar een deel van de pontons in gebruik gesteld.
Het beloofde een ontspannen tochtje te worden, dat we grotendeels op zeil zouden kunnen afleggen. Rond 9u trossen los. Bij het uitvaren merkte ik dat de gashandel wat spel had. Niet erg, maar ik zou dit in de volgende haven toch beter eens laten nakijken. Na een half uurtje konden we de zeilen al heisen en op een zeer ruime koers (dit wil zeggen met de wind bijna helemaal van achter) konden we zalig genieten. Daarvoor doen we dit.
Bij het ronden van de kaap, richting Viveiros, viel de wind grotendeels weg en moesten we wat motor bijsteken om nog voldoende vaart te maken. Tiens, die gashandel moest ik al bijna helemaal induwen om een beetje toeren te krijgen. Ik begon mij nu wel echt zorgen te maken (maar liet dit niet aan Ann blijken, of er zou paniek aan boord kunnen uitbreken……).
Pas toen we de haven gingen invaren, begon ik er in bedekte termen over te praten. En testte ik al eens de achteruit. En de handel gaf geen kik …… Dat wil zeggen dat ik de boot niet meer in achteruit kon duwen, en dus ook niet afremmen. Wordt dus een hachelijk maneuver. We zagen een ponton waar we misschien langszij konden aanleggen, maar niet zoveel plaats, want een beetje verder lag een groot schip aangemeerd. Dat zou het dan moeten zijn. Ik kon echter geen gas meer minderen. Dan maar motor volledig uit, zodat we stilaan vaart verloren. En dan voorzichtig zeggen tegen Ann: “pak de meertros van de middenklem, spring uit de boot wanneer je kan, en leg hem om de eerst mogelijke klem op het ponton, …..en je hebt maar één kans”. Ik heb Ann nog nooit zo geconcentreerd gezien, but…..she did it !!!!!! En zo konden we juist op tijd afstoppen zonder de (stalen) boot voor ons te rammen.
Toen we de havenmeester meedeelden dat we geen andere ligplaats konden nemen, en hem van ons probleempje vertelden, veranderde hij voor onze ogen in een reddende engel: er was een technieker van de haven aanwezig en die zou onmiddellijk langskomen. Dat “onmiddellijk” hebben we wel met een Spaans korreltje zout moeten nemen, maar een goede 2 uur later kwam die brave man aan boord. Diagnose: het was niet de kabel van de versnellingshandel die was los gekomen/gebroken, maar het lag aan de handel zelf: die was wat uitgesleten, maar door een schroef nu en dan wat aan te spannen, kon hieraan verholpen worden. Een klein kind kon dat geweten hebben – ik niet dus….. Nu en dan wat zelfkritiek kan geen kwaad, hé.
Enfin, we hadden nog tijd zat om met een gerust gemoed door het niet onaardige Viveiros te wandelen en het nog een terrasje te doen.
Ribadeo is een mooi, klein stadje, met een aangenaam historisch centrum, met de typische tapasbars (met weinig volk) en kleine winkeltjes (met veel leegstand). En buiten het stadje kun je leuke wandelingen doen langs de klippen, die nu en dan plaats gaven voor een strandje (het zwemmen houden we nog voor wat later, want zo warm was het nog niet).
Daarenboven konden we ook genieten van het aangename gezelschap van Guy en Diana, die naast ons aangemeerd waren. De eerste dag hadden we ze al uitgenodigd voor een apero aan boord en op de verjaardag van Ann hebben we een fles champagne met hen gedeeld. Diana had voor Ann zelfs een klein aandenkentje van Ribadeo gekocht met een mooie Spaanse tekst. Zo lief. En ja, het eten in La Solana was weeral subliem.
Oei, we dienden de wekker te zetten: we hadden een lange etappe voor de boeg. En het zonnetje had vandaag een dag vrijaf genomen en zich laten vervangen door een grijs druilerig weertje met, zeker in de eerste helft van de dag, weinig wind, terug uit het noordoosten. Dan maar de motor aangezet, en die maar terug uitgeschakeld na 57 mijl, toen we aanlegde in het rustig haventje van Ribadeo, een mijl landinwaarts aan de Ria de Ribadeo. Gelukkig gaven de dolfijnen nog wat afwisseling; Tot drie maal toe kwam er een groepje ons even gedag zeggen. Toch steeds een mooi schouwspel
Gezien de meteo voor de volgende 2 dagen zwaar weer voorspelde (het kan hier zeer rap veranderen) boekte we ineens voor 3 dagen. Kwam ook goed uit, want op 12/7 konden we zo Ann’s verjaardag aan land vieren. Het restaurantje (La Solanas) , ons geadviseerd door Yesus, konden we nu al eens uittesten. En inderdaad, het eten was overheerlijk. Maar we zaten er de hele avond helemaal alleen. Corona is bezig om lelijk huis te houden in de horeca van Spanje ! Ocharme.
De eerste dag zouden we het op ons gemakskes doen: een tochtje van iets meer dan 20 mijl naar Avilès, een oude industriehaven aan een Ria. Onder een stralende zon rond de middag vertrokken, op volle zeil, met een zachte 3 beaufort. Heerlijk, maar halverwege was de wind zoveel afgezwakt dat we de motor wel moesten aanzetten, anders zouden we teveel naar de rotsen afdrijven.
Rond 17u legden we aan in Aviles, een basic haven, (uiteraard) zonder wifi, en het toilet uiteindelijk gevonden op een kwartier wandelen. Niet aangeraden voor iemand met buikloop.
’s Avonds nog voldoende tijd voor een wandeling in het zeer pittoreske, deels middeleeuws stadscentrum. Mèt mondmasker, en zeker geen probleem om een plaats op een terrasje te vinden. Zo weinig volk, en dit in het hoogseizoen. Corona laat zich hier zeker gelden !
Tenslotte nog een babbeltje gedaan met Diana en Guy van de Mafra 3, een Brussels koppel dat ook de zelfde tocht maakt. Maar dan enkel tijdens hun vakantie, want zij werken nog (om ons pensioen te betalen). Aangenaam gezelschap.
We hadden de start van ons tweede luik goed gepland. In februari waren we de Arwen, die in Gijon in Yates Marina, op het droge stond reeds gaan inspecteren en alles OK bevonden. Hij was daar in goede handen. Yesus, de havenmeester annex boekhouder van de Marina zorgde er zeer goed voor (sinds we de boot hadden achtergelaten kreeg ik hem minstens éénmaal per maand aan de lijn, en het whatsappverkeer met hem was nogal intens). Onze Airbnb was al vastgelegd voor 1 week, startend op 16 april. En toen kwam Corona…..
In plaats van op volle zee, zaten we maanden thuis in halve quarantaine.
Maar op 24 mei hoorden we dat de grenzen op 1 juli terug open zouden gaan. Dan was reizen naar Spanje weer toegelaten. Dezelfde dag nog hebben we de rechtstreekse vlucht geboekt van Charleroi naar Santander via Ryanair.
Na een dagje Santander arriveerden we in Gijon op 2 juli en konden we de Arwen weer op zijn paasbest zetten (weliswaar vijgen – zeer laat – na Pasen…). Met de nodige rustpauzes (haven was het weekend niet toegankelijk) werd de boot grondig geschrobd, geboend en geschilderd en ging de hij uiteindelijk op 8 juli in het water. Klaar voor de start.
We hadden op 26 september om 10u30 onze vlucht naar Brussel geboekt. Dus bleven er nog 2 volle dagen over om de Arwen af te tuigen en alles op te bergen en nog eenmaal te poetsen. Dus meer dan tijd genoeg. Onze eerste nacht terug aan boord viel wel tegen: er was blijkbaar storm geweest in de golf van Biskaje, en de daardoor ontstane deining was ook in de haven serieus voelbaar, zeker op de plaats waar wij lagen, in de voorhaven. Heel de nacht trok de boot aan de touwen en schuurden de fenders tegen het ponton. Echt niet veel geslapen. Daarom toch de volgende dag gevraagd om ons te mogen verplaatsen naar de binnenhaven. Geen probleem, en zo hadden we nog 2 rustige nachten.
24 september is onze huwelijksverjaardag (reeds 37 jaar gelukkig samen) en gezien er op nog geen 100 meter van de boot, op de havenkade, een goed visrestaurant, Auga, was gevestigd, was onze keuze voor de avond vlug gemaakt. ’s Middags, toen het werk er al grotendeels opzat, hebben we het ons ook al laten smaken:
En oh ja, toen we goed zaten in het restaurant merkten we dat het een 1 Michelinster had……ervoeren we zowel op het bord als op de rekening. But you only live once.
Op 25 september verlieten we iets na 14u de Puerto Deportivo de Gijon om een mijl verder te varen, naar de Yates Marina, dat volledig uit het centrum lag, maar wel de mogelijkheid gaf om de boot, tegen een fatsoenlijke prijs, op het droge te stallen. Wat vlot verliep mede dankzij de goede zorgen van havenmeester Jesus (die ik een grote fles Omer heb gegeven). Vanavond nog éénmaal op hotel in Gijon en dan naar België. Tot binnen 7 maand !
’s Morgens, 18/9, een fikse wandeling naar het AVIS-kantoor om onze huurauto op te halen: het bleek een Fiat 500 te zijn, maar dan de maxi-SUV versie. Perfect voor ons. en zo konden we op weg naar de Picos. De weersvoorspellingen gaven het beste weer aan aan de Oostzijde van het gebergte, zodat we Potes als eerste bestemming hadden uitgekozen. De weg ernaar toe, eens weg van de kustautostrade was spectaculair, door nauwe kloven, waar de zon nauwelijks in kon schijnen, langs een kabbelende riviertje en nu en dan een klein dorpje waar we langs of door reden. Het kleine stadje Potes zelf ligt tegen de flank van de Picos en heeft haar historisch centrum zeer goed kunnen bewaren. Zelden zo een mooi stadje gezien.
En ook ons hotelletje, Casa Cayo, in het oude centrum was een voltreffer.
Ruime moderne kamer met inloopdouche, rustig op de bovenste verdieping (er was geen lift, maar onze zware bagage werd door een kelner naar boven gesleurd, en hij weigerde elke fooi..) overal supervriendelijke bediening en een aangenaam restaurant. Het had slechter gekund (en het was nog goedkoop bovendien)
We hadden nog tijd voor een eerste verkennende wandeling. en het was prachtig weer. Bergschoenen aan en gestart voor een panoramische wandeling.
Wist ik veel dat dit niet de gewoonlijke vlakke wandeling was langs een riviertje, maar wel degelijk een kuitenbijtende snel stijgende bergtocht. Er was iemand in ons gezelschap die dit maar alsmaar minder kon appreciëren.
En hier was er geen berghut halverwege om wat uit te rusten. Achteraf gezien is dit de zwaarste wandeling geweest van heel ons verblijf in de Picos…..
De volgende dag, 19/9, hadden we gereserveerd voor het allerhoogste….de kabelbaan van Fuente De, die ons naar de toppen van de Picos zou brengen.
Het was weeral schitterend weer, zodat we in de beste omstandigheden, en gelukkig maar met beperkte wachttijd (een half uurtje aanschuiven – in de zomer moet je rekenen op minstens 2 uur), de lift naar boven konden nemen, intussen genietend van een adembenemend uitzicht (voor degenen die durfden kijken).
En dan, grotendeels langs dezelfde weg, terug naar de kabelbaan. We denken dat we 1 arend hebben gezien, maar zeker massa’s berggieren, die rondcirkelden rond een mogelijke prooi of ander voedsel. Spectaculair.
Terug beneden was het te vroeg om al naar Potes te gaan, en zo hadden we het geluk om op de terugweg het kleine Mogrovejo te ontdekken. Een klein bergdorpje met een middeleeuws kasteeltje dat zo kan dienen als decor voor historische films (blijkbaar zouden er zelfs films van “Heidi in Tirol” hier gedraaid zijn).
Ook de dag daarop, 20 september, was het terug prachtig wandelweer Gisteren hadden we in Mogrovejo een mooi wandelpad opgemerkt, langs de flanken van de Picos. Ideaal om er nog een schepje op te doen. En onze wandelschoenen moesten renderen. Het bleek een mooie tocht te zijn, grotendeels door de bossen, nu en dan over een bergriviertje, en geregeld een maginifiek uitzicht op de Picos.
Gelukkig hadden we onze picnic meegebracht, en liters water, want het was al een heel stuk in de namiddag voordat we ons eindelijk konden laten neerzakken in de stoeltjes van een leuk terrasje in het stadje. We waren wel 2 dorpjes gepasseerd, maar tot onze grote spijt hadden die geen dorstlessend vermogen in huis.
En dan was het tijd om afscheid te nemen van Potes en om eens de andere zijde, de west-zijde, van de bergketen te bezoeken. Cangas de Onis wordt ons volgende doel.
Het stadje, dat we in de vroege avond bereikten, is niet zo bijzonder, zeker niet als je zopas Potes hebt verlaten en heeft in feite slechts één echte bezienswaardigheid, de Puente Romano, een oorspronkelijk Romeinse brug, die intussen wel ettelijke restauraties achter de rug heeft. En ons boetiekhotelletje, met dezelfde naam lag er vlakbij. Wel ’s avonds lekker gegeten in Los Arcos.
De volgende dag, 21/9, werd regen voorspeld. Geen weer om de bergen in te gaan, maar perfect voor een bezoek aan Oviedo, dat op 1 uur rijden lag. Het is een stad met een rijke geschiedenis, die terug te vinden is in de architectuur van de zeer mooie oude /binnenstad. en rond 21 september vinden er ieder jaar de San Mateofeesten plaats, et in die week elke dag festiviteiten, processies, folklore muziek en veel eet- en drank (cider) tentjes. En we hadden geluk, tegen de middag was de regen verdwenen en begon de zon zich door de wolken te boren. Onze stappenteller deed weer overuren….
En zo hadden we terug een mooie dag , en een volgende portie reisherinneringen op zak. Morgen, 22/9 zou het weer mooi worden, perfect voor een uitstap naar Cavadonga en het Enol en Ercinameer. Dit reisdoel, dat via een tamelijk nauwe bergpas te bereiken is, is zo populair dat het enkel via openbaar vervoer te bereiken is (anders heb je daar, in het seizoen, files van hier tot ginder), tenzij je het vòòr 8u30 bereikt. Wij dus het lumineus idee om ’s morgens de wekker te zetten, het ontbijt in het hotel te skippen en bij het krieken van de dag de auto naar Cavadonga te nemen zodat we daar voor 8u30 aangekomen zouden zijn. We zouden daar wel ergens een ontbijt kunnen scoren. En inderdaad, daarboven, waar we al tegen 8u waren geparkeerd, was er een 4-sterren hotel, El Pelayo, een superchic spel met een zweem van vergane glorie, met blijkbaar weinig gasten in deze tijd van het jaar, waar men ons met plezier toeliet tot hun uitgebreid ontbijtbuffet (7€/pp). We genoten er met volle teugen , met intussen een mooie uitzicht op het hooggebergte. Dan terug de auto in om…….vast te stellen dat die sperperiode, die inging vanaf 8u30, betrekking had op het deel van de weg dat startte…vanaf het hotel. En het was nu al 9u15. Slagboom onherroepelijk dicht. Dus terug onze auto geparkeerd en zoals alle brave burgers (die veel langer dan wij in hun bed hebben kunnen blijven liggen) een busticketje genomen. Ik moet wel zeggen dat die bussen wel zeer frequent reden en we zowel in het doorgaan als in het terugkeren nauwelijks wachttijden hebben ondervonden.
Eénmaal boven werden we vergast op opnieuw een wandelparadijs. wij kozen het langste (en het minst gefrequenteerde) pad langs het eerste meer, dan door de historische mijnsite (leuke halte, waar we ook een stukje door een oude mijnschacht konden wandelen) waar vooral zilver en lood werd gedolven, en dan over een kleine bergkam naar het tweede meer met in de nabijheid (het was dan ook al een 3-tal uur later) een zalige refugio met een terrasje in de zon. Daarna was het nog maar 20 minuten naar de bus, en dan naar de auto. En onze wandelschoenen hadden hun dienst gedaan.
In de namiddag verlieten we de Picos en reden terug naar de kust, naar een haventje dat we niet met de boot hadden kunnen bereiken wegens te ondiep: Tazones, bekend voor zijn talrijke visrestaurants en naar verluid bekroond met de titel van het mooiste dorp van Asturië. Een koppel Luikenaars, waar we in Oviedo mee in gesprek waren geraakt, hadden ons aangeraden te gaan eten in de Pescador de Tazones. Het is inderdaad een fotogeniek vissersdorpje en het bulkte van de restaurants…..maar de meeste waren ’s avonds gesloten. Dus ook onzen Pescador. Mar-Bella was volgens Tripadvisor een valabel alternatief en, inderdaad, het de visjes hebben gesmaakt.
Ons hotelletjes, Las Terrazas was eenvoudig maar van alle nodige comfort voorzien (en goedkoop).
Van dorpjes als Ribadesella mogen er meer zijn! Zeer “informeel” haventje, met een (weeral) sympathieke havenmeester, die al lang op pensioen zou mogen gaan. Hij verdoet zijn dag met keuvelen met leeftijdsgenoten op een bankje voor het havenkantoor. Oproepen via VHF, zoals wij voortdurend hebben geprobeerd, heeft weinig zin, want ofwel legt hij zijn radio niet aan, ofwel is zijn keuvelbankje veel te ver verwijderd van zijn toestel. Enfin, wij hebben onze plan getrokken, en vlot zelf aangelegd. Oh ja, de havengebouwen bestaan uit twee van die houten chalets, in feite veredelde tuinhuisjes die je zo in de Makro kunt kopen. Een van die “chalets” werd in twee gedeeld, 1 deel voor de senoras en 1 deel voor de caballeros, met elk een wc, lavabo en douche. Dat was het. Maar alles werkte.
Ribadesella heeft een oud centrum. Bestaande uit 3 straten, een kade (met de obligate terrasjes) en een strand, met de juiste golven voor fervente surfers.
X
En toen we, uiteraard, één van de terrasjes aandeden maakten we kennis met de “Sidreria”. De mensen kopen daar cider per fles, en laten zich dan op een wel heel speciale manier hun glas volschenken:
Het glas zetten ze onderaan in een soort halve cylinder met een opvangbak, en dan gaan ze van zo hoog mogelijk de cider uit de fles in het glas schenken. Op deze manier schuimt de cider bij het serveren. Aangeraden om een ervaren ciderschenker te treffen, anders verdwijnt de helft van de fles in de opvangbak.
Het waren een paar mooie dagen, daar in Ribadesella, maar uiteindelijk moesten we verder. De weersvooruitzichten waren (nog) goed, zodat we verder naar Gijon wilden varen, om vandaar de Picos de Europa te verkennen (waarom hadden we anders die zware bergschoenen meegesleurd in onze bagage?)
Vroeg in de morgen op 17 september, want we moesten terug rekening houden met de getijden en om bij hoog water Ribadesella te verlaten zat het er niets anders op dan de wekker te zetten, gooiden we tegen 7u30 (in die tijd van het jaar is het nog schemerdonker) de trossen los . Eenmaal op zee zag het er goed uit: lekkere wind, goed zicht en rustige deining. Volle zeil en motor uit. Ideaal voor onze laatste zeiltocht voor deze etappe.
Dachten we. Maar na een half uur viel de wind compleet weg en kregen we mist in de plaats. Nauwelijks zicht en zelfs een beetje miezerige regen. Ons aanvankelijk enthousiasme was snel (letterlijk) bekoeld.
Maar toen we Gijon naderden begon het uit te klaren zodat we toch nog in een aarzelend zonnetje de haven konden binnenvaren. Het was pas mioddag, zodat we na een lichte lunch op de boot het stadje konden intrekken, en na een verkennende wandeling passeerden langs het AVIS-autoverhuurbedrijf. En onmiddellijk een auto konden huren voor de volgende dag. Want we hadden intussen besloten om minstens 5 dagen uit te trekken voor ons bezoek aan de Picos de Europa. De auto konden we morgen om 8u30 ophalen.
de baai van Bilbao uitgevaren (wat ongeveer een uur duurt), richting Santander voor een tocht van 40 mijl. Meer dan de helft op motor, maar dan wakkerde de wind wat aan en met wat af te kruisen konden we eindelijk verder op zeil. Gezien we ruim voor de wind voeren, viel het Ann niet echt op, maar na een uurtje zag ik al 20 knopen op de windmeter. En snel dat we gingen, op volle zeil. Tot we richting 25 knopen gingen, en er iemand aan boord kennelijke tekenen van beginnende doodsangst vertoonde. Dan het laatste uur maar terug wat bijgestuurd en zeilen wat verminderd. Maar eindelijk toch wat ambiance !
En zo voeren we de baai van Santander binnen, nog 5 mijl baar onze haven (de andere haven, in de stad zelf was completo, wegens Ferias del Mar). En we zagen inderdaad wat historische boten (of replica’s) aan de kade aangemeerd, terwijl we langs de stad voeren. De Marina de Santander was groot, had plaats voor ons en zeer vriendelijk personeel, maar de accommodatie en de ligging waren, zoals verwacht, niet echt om van naar huis te schrijven (het in deze blog zetten volstaat).Maar zo konden we terug de fietsjes bovenhalen en de volgende dag , vrijdag 13 september, naar de stad fietsen, 10 km ver , volledig over een veilig fietspad. Over Santander kan ik niet veel schrijven, gezien er ook niet veel te zien valt. Deze trotse stad is in 1941 quasi volledig afgebrand na een verschrikkelijke storm. Er zijn nog een paar mooie straatjes, maar alles oogt nogal saai voor “ervaren, veeleisende wereld reizigers” zoals wij ?. Terug in de haven diverse telefoontjes en gesprekken gevoerd om het vervolg van onze reis te plannen. Ons einddoel is immers Gijon, 90 mijl van Santander. Daar hebben wij een plaats op het droge kunnen verkrijgen aan een redelijke prijs (ik denk ook niet dat Marina Yates een zeer mooie haven is). De bedoeling is om, éénmaal we in Gijon zijn aangekomen, een auto te huren en nog een dag of 6 naar de Picos de Europa te rijden op, mits goed weer, nog wat in de bergen te wandelen. Maar de route naar Gijon is niet zo maar een passage. Er liggen een aantal haventjes tussen Santander en Gijon, maar bleek dat deze niet echt geschikt en uitgerust waren voor onze boot. Kortom, bij navraag kreeg ik een nada. De dichtstbijzijnde haven, waar we konden aanleggen, was Ribadesella, en dan moesten we er wel met hoogwater in varen. Blijkbaar geen fluitje van een cent. Hoogwater was morgen rond 18 u. Gezien deze haven 65 mijl ver lag, of dus 11 uur varen, mochten we morgen terug vroeg opstaan, en dus het eerste stuk in het donker afleggen. De wekker werd gezet. En nog wat genieten van een mooie zonsondergang.
Het was vroeg, die morgen van 14/9 om 6u15 opstaan. En het was inderdaad nog pikkedonker. Gelukkig voor de panikeerder van dienst waren de haven, de boeien en de baai van Santander meer dan voldoende verlicht, zodat we probleemloos ( en zonder “zoetje , ik ben bang, zoetje pas op, dat doe ik echt niet graag,…..”) open zee bereikten. En tegen dan begon het al goed te schemeren. Er was terug maar een flauw windje op de afspraak, zodat we terug op motor, en met een klein beetje hulp van de zeilen de lange, rustige maar zonnige tocht naar Ribadesella afwerkten. En we waren echt alleen op zee, buiten enkele kleine vissersbootjes. Over de volledige tocht hebben we 6 zeilboten gezien (ook op motor). Intussen bleef de zee zeer rustig, en anders dan verwacht en gevreesd, was het invaren , na 10u30 varen, en dus juist met volle hoogwater, in het zeer nauwe kanaal van de haven dan toch een fluitje van een halve cent (ik heb al een hele verzameling van dergelijke fluitjes, intussen). En het haventje en stadje zijn terug weer typisch, sympathiek en charmant. Dus weeral de moeite waard. Misschien blijven we hier nog een dag.