De Costa del Sol langsgevaren.

Op 3/7 waren we na een windstil tochtje van 47 mijl aangemeerd in Almerimar. 
Deze niet meer zo moderne ( maar toch niet echt goedkope) marina met daarbijhorende badplaats werd in de jaren 80 gebouwd tussen de klippen en een artificiële dam. Een ruime marina met diverse inhammen waarrond telkens appartementsblokken zijn opgetrokken. Veel ( soms gesloten) horeca , en zeker in de weekends veel verkeer. Voor de ontwikkelaars was auto nog steeds koning, want langs de volledige lengte van de kades was een rijweg voorzien, die vooral in het weekend druk werd gebruikt, al dan niet door spaanse macho’s met hun opgefokte motor ( op zoek naar een parking? Of naar een goed gevuld terras? Of just-for-fun?).

Enfin, ‘s avonds leek het wel een gemotoriseerde paseo. 
Voor de rest was het daar aangenaam toeven, een terrasje, een betaalbaar etentje en een wandeling naar het strand, juist naast de haven. In de hitte was het water superdeugddoend. 

Op 5/7 de volgende etappe: Almerimar – Aguadulce (17 mijl – 3u30 varen).
Marina de Aguadulce is een grote haven, gebouwd tegen de rotsen, aan het oostelijk einde van de stranden van Roqueras del Mar en Aguadulce. 


We arriveerden er om 13u55, aan het wachtponton. De madam van het havenkantoor kwam mij al tegemoet toen ik met mijn paperassen haar kantoor binnenstapte om te melden dat ik om 16u30 mocht terugkomen. Ze sloten om 14 u( en intussen hadden we al de ervaring dat het gemiddeld een half uur duurt alvorens alle papierwerk is ingevuld). Tijd dus voor een terrasje, dicht bij de boot en rond 17u30, na het papierwerk kregen we een plaats toegewezen aan de overkant van de haven. Relatief rustig, maar wel 10 minuten stappen tot aan het sanitair. Best geen buikloop opdoen….
Onze buren waren Zwitsers ( die vanuit hun thuishaven Marseille een tochtje rond deze gebieden van de Middellandse Zee maakten en een Belg, Marcel, die definitief naar Aguadulce was verhuisd, en hier ook zijn boot had liggen. Die gepensioneerden toch!)

We zijn in totaal 9 dagen blijven liggen in Aguadulce ( gelukkig een goedkope haven). Deels omdat we Almeria hadden bezocht ( dichtbijgelegen, met de bus bereikbaar, maar de minst aantrekkelijke stad van de Costa del Sol)

Almerimar is misschien weinig aantrekkelijk, maar we vonden wel een leuke tapasbae

en vervolgens ook een auto hebben gehuurd om het hinterland te verkennen. Maar deels ook omdat we in het tweede deel te kampen hadden met een hevige Oostenwind, waardoor verder zetten van de tocht niet aangeraden was. Was ook de mening van onze beide buren, die eveneens wilden uitvaren. 

Met onze huurauto (die gezien een, al dan niet artificieel, tekort aan huurauto’s dubbel zoveel kostte als normaal) hebben we de eerste dag de Desierto de Tabernas bezocht met het westerndorp Fort Bravo, dat daar werd gebouwd in de jaren 60 als decor voor diverse (spaghetti-)westerns, waaronder die van Sergio Leone. Tegen onze verwachting in was dit een zeer leuke ervaring. We voelden ons echt deel uitmaken van een echte western, met stofferige straten waar het zand door de wind werd opgewaaid, en nu en dan in oog kwamen te staan met een levensechte cowboy. Onze camera van onze smartphones deed overuren. 

Voor een late lunch reden we naar stille dorpje Tabernas, waar we onder het lommer van de bomen op het centrale pleintje een kleine bar-restaurant vonden. En daar ervaarden we eindelijk dat je, ver weg van de toeristische oorden, niet goedkoop, maar SUPERGOEDKOOP kunt eten.  We bestelden daar elk 2 drankjes met telkens een tapa erbij, wat voor ons meer dan voldoende is want de tapas zijn hier ruim bemeten. En bij de afrekening bleek dat we enkel onze (goedkope) drank moesten betalen, want de tapas waren gratis. Met koffies inbegrepen betaalden we 14€……

De volgende dag was een tocht door de Sierra Nevada gepland. Het voorspelde een hete dag te worden, en misschien zouden we daar wat verkoeling vinden in dit hooggebergte waar er in de winter wordt geskied. Ontbijt in het kuuroord Alhama de Almeria ( waar er niets te zien is) en dan via een veelvoud van haarspeldbochten naar het mooie witte dorp Ohanes, tegen de bergflank gelegen, op 1200 meter hoogte.

Ohanes

Mooie wandeling door de kleine steegjes, maar in de warmte wel knap lastig. Dan terug de auto in en door de bergpas (2000m hoog) van de Sierra Nevada, weeral met het nodige bochtenwerk op een smalle weg, met gelukkig nauwelijks tegenliggers. Mooie uitzichten, dat wel, maar toch een aardig stuk rijden, tot we aan de overkant in Castillo de la Calahorra stopten voor de lunch (En door de hitte werden overvallen toen we uit onze geairconditionneerde auto stapten). Het kasteel, waarnaar dit dorp werd genoemd lieten we links liggen(was bovendien nog een flink stuk omhoog te wandelen) en in het enige restaurant dat we de moeite vonden omdat er zoveel locals zaten, hebben we het terras gelaten voor wat het was en binnen gevlucht waar de airco voor wat verkoeling zorgde. Buiten was het al 38 graden, in de schaduw. 
Onze laatste halte was het mooie Guadix. De nog steeds bewoonde grotwoningen aan de rand van de stad hebben wij nog bezocht.

Dat wil zeggen, we hebben onze auto 5 minuten verlaten, en na een moorddadige klim naar een uitzichtpunt, gevlucht in één van deze woningen. Waar het een koele 20 graden was, zonder airco. Toen we daarna terug in de auto kropen stond de thermometer op 46 graden. Niet te doen. Het nochthans aantrekkelijke middeleeuwse Guadix hebben we “bezocht” vanuit de auto. Zelfs te warm voor een terraske.

Op 12/7 hadden we nog altijd niet kunnen uitvaren. En hebben we dus Ann’s verjaardag in Aguadulce gevierd. Gelukkig hadden we op internet een voortreffelijk restaurant, Bacus, gevonden, ver van het commerciële gedoe. Een voltreffer!

Op 14/7 hebben we dan eindelijk in devroege ochtend, Aguadulce, en dus ook de Costa del Sol verlaten en koers gezet naar Guarracha. Dat is een tocht van 55 mijl, op motor, want voor de verandering is er nu nauwelijks wind. De haven ertussen is Puerto de San José, waar we al een aantal dagen tevergeefs naar een plaats hadden gesolliciteerd. “Completo”.
Tot we, rond 11u, na meer dan 3 uur varen, nogmaals telefoneerden en…..een plaats kregen. Blijkbaar hadden de bezoekers, die de haven hadden gevuld, gewacht tot dit rustige weer om verder te varen en zo de plaatsen vrij te maken. Toen we iets over de middag  San Jose binnenvoeren zagen we rap hoe het kwam dat de haven completo was. Het is een miniscuul haventje, grotendeels met motorbootjes gevuld, want bijna overal te ondiep voor zeilboten. Enkel aan de hoofdkade was er ruimte voor één zeilboot. Wij dus.

Het was daar echt idyllisch liggen, met enkel zicht op 2 restaurantjes en voor de rest uitkijk op de mooie baai van San Jose, een wit dorp, wel met heel wat toeristische accomodatie, maar waarbij de plaatselijke overheid blijkbaar elke hoogbouw hebben geweerd. En zo kon de charme bewaard blijven (maar het was wel de duurste haven tot nu toe).  De volgende dag was de wind weer opgekomen, met windstoten tot 25-30 knopen en ook de dag daarop zou het nog onstuimig weer zijn. Dus ons verblijf verlengd tot 3 dagen. Dan hebben we nog 5 dagen over om de laatste 88 mijl naar Cartagena af te leggen. Want in Cartagena zouden we onze boot voor een 5-tal weken achterlaten en op 23/4 met het vliegtuig vanuit Murcia naar België en naar onze (klein-)kinderen te trekken. En nog juist op tijd zijn voor de doop van Fleur, ons jongste kleindochtertje.

Eerste kennismaking met de Middellandse Zee

Op 27/6 lieten we het leuke Estepona achter ons en zeilden we (maar na anderhalfuur was het eerder “ motoorden”) naar Marbella. Marbella is een mooie stad, met leuke steegjes waardoor je kriskras door de oude stad kunt wandelen. Veel toeristen, maar toch veel te weinig voor de talloze horecazaken. Zelfs op de befaamde “Plaza de Naranjas” was het geen probleem om een terrasje te doen.

Waar is de tijd ( ca 20 jr geleden), dat we hier ook zaten, voor een koffietje, en we na 20 minuten tevergeefs wachten om de rekening te betalen maar niemand kwam opdagen, dan maar ostentatief zijn recht gestaan en verder gewandeld. Om dan 2 minuten later door een woedende garçon te worden ingehaald. 
Nu niets van dat alles, en op de vraag naar onze rekening werden we op een vingerknip bediend.
Oh ja, de jachthaven van Marbella is de faam van de stand niet waardig. Voor de sanitaire ruimte kregen we zelfs geen sleutel, maar “ no problema” er is altijd een marinero, 24 uur op 24 uur om de deur te openen. Totdat ik rond 22u voor een noodzakelijke sanitaire behoefte voor een gesloten deur stond, geen marinero aanwezig, en enkel een automatisch antwoord kreeg op het telefoonnummer dat de havenmeester ons had gegeven. Dan maar naar de, steeds aanwezige, dichtstbijzijnde gelegen bar gegaan, een klein ( jaja, een klein) pintje gevraagd, naar het toilet gegaan, en daar , gelukkig vooraf, vastgesteld dat er geen papier was. Dan maar naar de boot met opspelende darmen in bed gedoken. Het is niet altijd rozengeur en manenschijn ( misschien toch wel, maar er ontbreken toch soms een paar attributen om dit alles idyllisch te maken).

Op 29/6 dan naar Benalmadena, een 20 mijl verder, op motor wegens (terug) quasi geen wind.
Goed uitgeruste haven, en op een half bus-uurtje van het prachtige Malaga.


Die stad hebben we op 30/6 bezocht, in een nog juist te overleven hitte, en er toch in geslaagd om niet alleen het historisch gedeelte te doorkruisen, maar zelfs om het boven de stad torende Alcazaba te bezoeken en daarna nog, levensmoe als we zijn, de klim naar het nog hoger gelegen Castillo de Gibralfaro af te werken.

En dit nog vóór de lunch. Daarna hebben we ons beperkt tot een bezoek aan het prachtige Picasso-museum, en ons minder beperkt aan een pint op het daarna dichtstbijgelegen terras. 
Volgende dag fietsjes, mét bijhorende motors, bovengehaald voor een tochtje naar het oorspronkelijke dorp Benalmadena. Ietske meer authentiek, maar toch niet om over naar huis te schrijven ( waarom zet ik dat dan in mij blog ?🤔). Oh ja, een verkeersteken “ sens unique” geldt ook voor fietsers, hier in Spanje. De Policia Local was al aan het overwegen om een bonnetje uit te schrijven toen we die regel aan onze laars hadden gelapt, en ons zo een omweg hadden bespaard, maar toen bleek dat ik geen gebenedijd woord Spaans kon uitbrengen, gaf hij het maar op en was hij tevreden dat we van onze fiets afstapten. Stomme buitenlanders…..

Intussen een klein beetje paniek uitgebroken in de rangen ( vooral de vrouwelijke helft) van de familie Bouckaert. Op onze vraag naar een ligplaats voor de volgende 2 havens hadden we nul op rekwest gekregen. Oei, dat wordt dan een dagje (en nachtje) ankeren voor onze volgende etappe. De wind zou echter de volgende dagen nagenoeg afwezig blijven, en na wat bijpraten bleek dan toch de voltallige bemanning akkoord om het er op te wagen.

Op 2/7 dan vertrokken, verder naar het Oosten. Toch nog rond 10u30 nog eens getelefoneerd naar Marina del Este om te vragen of ze toch geen plaatske zouden hebben. “Si Senor”.Deze twee woorden hebben iemand aan boord zeer gelukkig gemaakt. En zo konden we na een dag varen ( op motor dus), en na onderweg een grote groep dolfijnen te kunnen aanschouwen, aanleggen in de mooie Marina del Este.


Een klein, weliswaar artificieel haventje, maar volledig opgetrokken in traditionele stijl, met witgekalkte gebouwtjes rond de haven, zodat het wel heel wat charme had. Slechts één minpuntje: die avond verloren de Rode Duivels tegen Italië in de kwartfinale van het EK met 1-2. Er toch niet echt goed van geslapen durf ik bekennen.
De volgende dag moesten we verder, want de marina had geen plaats over. Terug op motor naar Almerimar. Weeral 8u voor de boeg.