Van Baiona naar Nazaré


15/8: Figueira da Foz – Nazaré

‘s Morgens stonden we op in dichte mist. Gelukkig begon het na een uurtje wat uit te klaren, zodat we dan toch rond 9u30 de haven durfden te verlaten, bij een zicht van zo een 100 meter. Pas een uur later begon de zon door de mist te breken, en werd het stilaan weer zonnig. De wind kwam pas heel wat later zodat we pas na de lunch de zeilen konden hijsen en de motor afleggen. Geen dolfijnen, maar ook geen enkele andere boot te zien. 
In de vooravond kwamen we aan in de kleine jachthaven, met juist genoeg plaats om aan te leggen. We hoorden weer bij de grootste boten. 
Nazaré is een populaire badplaats, met een uitgestrekt zandstrand en gekend voor zeer hoge golven, een paradijs voor surfers ( gelukkig was de zee superkalm op het moment dat wij binnenvoeren). Het heeft blijkbaar ook een klein gezellig centrum, maar het was er zo druk, dat we wijselijk iets aan de dijk zijn gaan eten, en het bezoek aan het centrum voor de volgende (rust)dag hebben bewaard.

14/8: Aveiro – Figueira da Foz.

Eerst nog naar stad om wat inkopen te doen én om een koffietje te drinken. Want dat was de enige manier om sanitair te vinden. En dan onder lage bewolking met nu en dan wat zon, maar met iets te weinig wind op motor en zeil naar de volgende haven. Rustige marina, met treffelijke voorzieningen, maar het stadje was niet echt een bezienswaardigheid. 


13/8: Porto – Aveiro.

Zonnige dag. Vroeg opgestaan, omdat we toch meer dan 40 mijl voor de boeg hadden. Eerste stuk op motor, en dan voor de rest op zeil, met 8 knopen ruime wind een gezapige 4-5 knopen. En DOLFIJNTJES! Die rond onze boot opsprongen en er onder doken. Keer op keer. Prachtig schouwspel. Wel drie keer zijn we zo een groepje tegen gekomen.
Rond 14u voeren we dan de Ria in, naar Aveiro. Met stroom tegen deden we toch anderhalf uur over de laatste 4 mijl.  De “marina” ligt een heel eind varen, over de commerciële haven en de scheepswerven, verder het land in, langs zoutwinningsplassen. Zeer rustig en dicht bij het stadje. Ook de marina was zeer rustig: een 20-tal boten, langs een langgerekt ponton langs de oever. Maar er kwam iemand naar ons toegelopen, in het portugees schreeuwend en met handen zwaaiend. We meenden te begrijpen dat er geen plaats voor ons was. We hadden nochthans gisteren nog getelefoneerd en gereserveerd. Er kwam er nog een andere local bij, die wel engels sprak, en na wat gepalaver mochten we aanleggen naast een wrakkige zeilboot, ontdaan van mast en die er blijkbaar al meer dan 5 jaar onaangeroerd bleef liggen. Oef, want terug de Rio weer afvaren en nogmaals 40 mijl naar de volgende haven zagen wij echt niet meer zitten. Het “kantoor” van de havenmeester was in feite een cafeetje ondergebracht in een voor de rest vervallen vissersloods. Havengeld was dan ook navenant (17€) en een pint kostte maar 1€.  Eén probleem: de havenmeester-cafébaas werkt maar halftime, van 14u tot 20u. En daarbuiten is zijn kantoorcafé gesloten. En dus ook het sanitair. We zullen dus moeten plannen.
Daarna 10 minuutjes wandelen naar het stadje, dat de naam “ klein Venetië” draagt, omdat het doorsneden wordt door een drietal kanalen, waar toeristenbootjes, die op afstand wat lijken op gondels, onder de talrijke bruggetjes rondvaren. Toch leuk om te zien.

12/8: nog een beetje Porto (met grote P)

De laatste dag in Porto. Veerboot en tram. Kathedraal bezocht. Gewandeld en gewinkeld. In de late namiddag met taxi terug naar de boot (onze stappenteller was tevreden met ons werk, onze voeten iets minder).
‘s Avonds gaan eten in de bar van de voetbalclub in het centrum van het dorp. Blijkbaar zeer populair, want bijna volzet. En de vis op de bbq was superlekker en goedkoop. Meer moet dat niet zijn.

11/8: Porto en porto

Ongelofelijk, maar na 5 dagen Porto hadden we nog geen slok porto gedronken. Vandaag zouden we dat goedmaken. Met de veerboot en het trammetje terug naar de kaden, en dan over de ijzeren brug naar Vilanova da Gaia. We hebben 3 huizen bezocht: Calem, Kopke en Burmester. Uiteindelijk vonden we de 10 jaar oude Tawny van Calem de beste. Gelukkig had ik een grote rugzak mee…..
Volgeladen dan een uurtje te voet ( te laat voor het veerbootje) terug naar de marina gewandeld. En aan boord lekkere verse vis met zelfgebakken frietjes.

10/8: bezoek aan Coïmbra

Terwijl België kreunde onder een hittegolf, werden we ‘s morgens opnieuw wakker onder een grijze, mistige hemel met een luttele 18 graden. In tegenstelling tot de vorige dagen, bleef het ook lang grijs in het binnenland, ook in Coïmbra. Deze stad stond ook op must-see-lijst. Het bezoek startte in de benedenstad, bij een normaal zeer drukke winkelstraat. Maar nu met veel minder volk en wellicht 50% leegstand. As usual. Maar dan ga je omhoog, door de smalle straatjes, naar de historische binnenstad. En dan begrijp je dat Coïmbra ook tot UNESCO-werelderfgoed is verklaard. Maar dan wel met een hoek af. De invloed van de studenten is overal merkbaar. Een stukje anarchie is hier niet ver weg. En onze stappenteller deed weer overuren. 

9/8: het Dourodal.
Vraag was hoe we het Dourodal met de auto konden verkennen. We dachten goed te doen om met de auto hetzelfde parcours te volgen, maar dan langs de oever, als al die toeristenbootjes die hun klanten een “dagcruise in de Dourovallei” verkochten. Het was een tocht van ca 100 km, waarover we ca 7 uur hebben gedaan, fotostops ( want soms echt adembenemende zichten op de Dourovallei) en lunch inbegrepen, langs een provincieweg met veel bochten, afdalingen en beklimmingen, soms naast de Douro, maar soms ook door de bergen, en op het einde ook door de eerste wijngaarden. Het einddoel was het stadje Peso de Regua, ook het einddoel van de bootcruises. Was niet veel soeps. Er met de auto doorgereden en dan zonder uit te stappen de terugreis aangevat. Ook hier gold dat niet het einddoel, maar de tocht er naar toe het belangrijkste was.
NB: pas 2 dagen later hebben we vernomen dat de echte tocht door de Dourovallei pas begint bij Peso de Regua (dus pech voor al die boottoeristen, maar ook toch een beetje ook voor ons). Nu begrijp ik waarom we nergens een mogelijkheid hebben gekregen om een wijngaard annex wijnkelder met bijhorende proeverij te bezoeken. 


8/8: Bezoek aan Amarante, Guimarães en Viano do Castelo.


We verlieten Porto onder een grauwe, killige lucht maar 10 km verder was het zonnetje er al en steeg de temperatuur naar 30 graden. Dat zou voor de volgende 3 dagen steeds het zelfde scenario zijn. Het ontbijt namen we in Amarante, in het oude centrum. Amarante is een drukke, moderne stad met 70.000 inwoners, maar het kleine historische stadscentrum, aan beide kanten van de rivier, is volledig intact gebleven. Het was de stop meer dan waard. In één van de historische gebouwen is zelfs een Relais et Châteaux gevestigd. 
De pièce de résistance van de dag was echter Guimares, UNESCO-werelderfgoed. Eén van de mooiste steden van Portugal, waarvan de prachtige gebouwen meer dan 10 eeuwen overspannen. Een fort uit de 10de eeuw domineert vanop een heuvel het oude centrum, dat vol staat met herenhuizen, paleizen en ontelbare kerken ( het katholieke Portugal heeft overal zijn stempel gedrukt) in een wirwar van straatjes en steegjes en waar het heerlijk toeven is op een terrasje van één van de vele pleintjes. 

Tenslotte nog gereden naar Viano do Castelo. Dat was het stadje waar we in de marina geen plaats voor onze boot hadden gekregen. Het stadje is inderdaad mooi en toeristisch, maar valt in het niet als je van Guimarães komt. En een wandeling naar de kleine marina bevestigde inderdaad wat we hadden vernomen: alle plaatsen voor iets grotere boten ( voor één keer mochten we onze boot tot de grotere rekenen) waren ingenomen. Het temperatuursverschil van 10 graden ten opzichte van het binnenland maakte korte metten met onze wandeling en snel reden we terug naar de marina.

7/8: Een dagje Porto.
Eerst met een klein veerbootje de Douro overgestoken en dan met een antiek electrisch trammetje naar de kaden van het prachtige oude Porto. In de voormiddag onder een stralend zonnetje dit oude stadsgedeelte bezocht, wat heerlijke tapa’s gegeten in restaurant Jimao en dan het hogergelegen deel bezocht. In het centrum werden we aangesproken door een louche uitziend type, die vroeg of we cocaïne of marihuana wilden kopen. Zien wij er echt zo een types uit??? In de vooravond dan met de metro naar het grote, wat buiten het centrum gelegen station getrokken om een huurauto op te halen. We gaan 3 dagen het binnenland in trekken.

6/8: Povoa de Vazim – Porto (Douro Marina)

Het was maar 3u varen, wel volledig op motor want nauwelijks wind. Maar wel een zonnig tochtje. De Douro Marina is een relatief recent aangelegde haven, met ook hier veel ambitie, die echter niet echt wordt ingevuld. Een groot modern gebouwencomplex, met veel leegstaande handelsruimtes. Maar met treffelijk sanitair, dat niet was gesloten.
We kregen een plaats aangewezen aan een groot ponton, weeral tussen 50-en-
meer-voeters. Ons minderwaardigheidscomplex werd nog verder aangescherpt, want toen ik in het bureau meldde dat we voor vijf dagen zouden blijven, vroegen ze vriendelijk of we het niet erg zouden vinden om naar een kleiner ponton te varen, want de plaats waar we nu lagen zouden ze liever vrijhouden voor grotere boten……ge moet uw (lig)plaats kennen in deze wereld.
De marina lag wel aan de monding van de Douro, maar toch nog een paar kilometer verwijderd van Porto. Het aanpalend dorpje was Afurada, een vissersdorp met een kleine gezellige dorpskern met heel wat horeca. Toen ik wat boodschappen had gedaan, hoorde ik in het terugkeren fadoliederen, gezongen door een vrouw in een schort, wellicht een winkelierster van de markthal. Maar ze had een prachtige stem! Ze zong voor een klein groepje Portugezen, die op het terras van een klein cafeetje zaten. Omdat ik applaudisseerde riepen ze mij bij hen, en nadat we met mekaar kennis hadden gemaakt moest ik plaats nemen, want de zangeres zou speciaal voor mij nog wat verder zingen. En trakteerden ze mij met een lokale (plakkerige) likeur. Het gemoedelijke en gastvrije Portugal in het echt.

5/8 Baiona – Povoa de Vazim

Uiteindelijk zijn we 5 dagen in het mooie Baiona gebleven. Gewandeld, geluierd, wat geklust, van het zonnetje genoten en met onze tenen nogmaals de temperatuur van het water gemeten. Het zou misschien te doen zijn geweest om te zwemmen, maar we hielden niet echt van die algen en zeewier. Enkel onze tenen zijn dus nat geweest. En, oh ja, de eerste dag heb ik mijn rugzak op een terrasje laten liggen, en het pas de dag daarna gemerkt. Terug naar dat terrasje, maar rugzak was weg. Op zich was het niet zo erg, want er zaten geen bril of portefeuille of iphone in. Maar we hadden juist ingecheckt in de marina, en ons volledig stel boorddocumenten zaten er nog in. Gelukkig hadden we foto’s of mails van de meeste documenten. De supervriendelijke medewerkers van de marina hebben die voor ons afgedrukt, zodat we het hiermee voorlopig verder zouden mee doen. Onmiddellijk contact opgenomen met de FOD Mobiliteit en de BIPT om nieuwe stukken te krijgen. En dan nog een halve dag gespendeerd om aangifte te doen aan de Guardia Civil, zodat we ook een officiële  verklaring zouden hebben, indien nodig. 

En zo zijn we dan de 5de, vroeg in de morgen vertrokken naar onze eerste Portugese haven, Povoa de Vazim, op 53 mijl. Want de haven daarvoor, het blijkbaar mooie Viano do Castelo, had geen plaats voor onze boot. Het werd een zonnig tochtje, vooral motorzeilend, want enkel op zeil zouden we er voor het donker niet geraken, wegens te weinig wind. Het enige boeiende was het voortdurend speuren naar boeitjes van vissersnetten.  En toch hebben we eentje geraakt, maar gelukkig zonder pobleem: geen netten in onze schroef maar de boei, uit isomo, heeft het contact met onze schroef niet overleefd. Alweer een visser die het niet begrepen zal hebben op de zeilsport. 
De wind begon pas (zeer snel) op te steken toen we de haven binnenvoeren. Gelukkig werden we bij het aanleggen geassisteerd door 2 leden van de marina.
Povoa de Vazim heeft een tamelijk aantrekkelijk klein oud centrum, met een paar mooie pleintjes, maar is vooral een drukke badplaats, met een hoog Blankenberge-gehalte. Toch hebben we in de binnenstraten, op aanraden van een koppel Belgen uit Oost-Vlaanderen, waarmee we aan de praat waren geraakt, van een eenvoudig maar superlekker visdiner kunnen genieten in een restaurant voor de locals. Toen we rond 19 u binnenstapten waren we de enigen, wat toch onze wenkbrauwen deed fronzen. Maar tegen dat we aan de tweede schotel waren begonnen zat het nagenoeg vol. En dat alles voor nauwelijks 30€.

31 juli: Vigo – Baiona

Baiona is de laatste treffelijke haven vòòr Portugal. 15 mijl verwijderd van Vigo, spijtig genoeg volledig op motor met nauwelijks een zuchtje wind (1-3 knopen). Na een frijze start kwam het zonnetje snel te voorschijn en zou ons vandaag niet meer verlaten. Tegen de middag aangekomen. Baiona is een sympathiek badplaatsje met een mooi oud centrum. En de jachthaven Monte Real Club is zeer mooi, goed uitgerust, gelegen aan de voet van een rotsig schiereiland waarop het fort Montereal, nu een parador, ligt te pronken. En er was hier veel pronk te zien: het clubrestaurant, een prachtig gebouw met kasteelallures wordt uitgebaat door de parador en de boten naast ons waren allemaal Boten met hoofdletter B. Gemiddelde lengte 50 voet. Velen zouden niet misstaan in St-Tropez of Monaco. En dan was onze 37-voeter hier een lilliputterke. 

Maar ondanks alle pronk waren de douches niet open, wegens Covid-19. Die pronkboten hebben natuurlijk allemaal hun eigen ruime badkamers en hebben daar geen last van. Wij hebben dus ook maar noodgedwongen voor het eerst onze eigen binnendouche in werking gesteld. En dit ging wonderwel goed. Weeral een ervaring rijker. Moeten er wel rekening mee houden dat een douchebeurt van ons beiden een kwart van onze watervoorraad verbruikt. 

Gezien de weersvoorspellingen zullen we hier wel nog een aantal dagen blijven. Windstoten van meer dan 40 knopen zijn niet echt leuk.

30 juli: Vigo

Opgestaan met een grijze hemel. En de zon zouden we vandaag maar in heel beperkte mate te voorschijn zien komen. (“Misschien goed dat we niet naar Isla de Cies zijn gegaan” – hoe nen mens zich toch gemakkelijk kan troosten). Tijd genoeg om Vigo te bezoeken, een grootstad met meer dan 300.000 inwoners, met veel winkels (het meestvoorkomende merk is hier Se Alquiler) . De Mercado da Pedra stond in de gids vermeld als de markt, waar de oestertenten in de buurt hun waar kochten. Die oestertenten zijn er nog steeds, maar moeten wellicht naar de lokale Makro gaan, want de Mercado de Pedra is een stoffig, grijs en potdichte aangelegenheid. Maar we hebben dan toch ( lekkere) oesters geproefd. Op het einde van de wandeling toch een paar mooie plekjes ( = terras) gevonden in de oude buurt. Maar conclusie was toch dat Vigo toch niet echt the place to be is.

29 juli: Combarro – Vigo

Vandaag was Vigo onze bestemming. 25 mijl varen.  8 ( en afnemend) knopen wind van achter. Een poging tot vlinderen werd door onze zeilen beantwoord met wat gefladder. Stoute zeilen terug ingenomen en op motor verder, in een stomende hitte, die nauwelijks door dat zuchtje wind werd getemperd, richting Vigo. Het zou morgen op de Isla de Cies, dat vòòr de kust van Vigo licht, en tot de mooiste stranden van de wereld wordt gerekend, zalig genieten worden. Rond halftwee meerden we aan in de Marina de Vigo, naast de vissershaven en pal in het centrum. Prachtig hoofdgebouw, gebouwd in 1945 in de stijl van een pakketboot met veel ornamenten, koper en hout, en veel personeel, maar het sanitair was terug eerder basic, en de douches enkel geschikt voor exhibitionisten. Dus niet voor ons, preutse westvlamingen. 

In de latere namiddag dan naar het kantoor van de ferrymaatschappij Mare de Ons, om tickets te kopen voor Isla de Cies. De douches van de club hadden we niet meer nodig en bij dit hete weer misschien ook welkom, want hier kregen we een koude douche. Het eiland mag maximaal 1.800 bezoekers per dag ontvangen. Die moeten zich vooraf op een overheidssite registreren, en ontvangen dan een unieke code waarmee ze een ticket kunnen kopen. We hadden daar iets van gehoord via Guy van de Mafre, maar hadden gedacht dat dit, gezien het tot nu zeer kalm toeristisch gebeuren, zulk geen vaart zou lopen. Neen dus: eiland volzet tot 8 augustus……. We hadden dus voor niets twee dagen geboekt en betaald in de marina.  Dan maar een beetje door het oude stadsgedeelte van Vigo, de oude vissersbuurt gewandeld . Niet veel soeps. Morgen zouden we meer tijd, en goesting hebben om de stad te bezoeken.

28 juli: dagje Pontevedra.



In de reisgids lazen we dat het dichtbijgelegen provinciehoofdstadje Pontevedra 1 ster had (“ interessant als u in de buurt bent”). En wij waren in de buurt, op fietsafstand ( ca 10 km).
Mooi fietstochtje, grotendeels langs de Ria, en met frisse hellingen, die ons eraan herinnerden dat we electrische fietsjes hadden. Waarvan we dankbaar gebruik maakten.
Het stadje Pontevedra was echt deze moeite waard. Oorspronkelijk was dit een drukke, rijke  havenstad, maar in de 18de eeuw was die onbruikbaar geworden door verzanding van de Ria. Door het stilvallen van het belangrijkste economische leven, werd het een sluimerend stadje, dat juist hierdoor haar 18de eeuws karakter heeft behouden. Beetje hetzelfde lot als wat Brugge een paar eeuwen daarvoor is overkomen. Het was dus ook zalig ronddwalen door de nauwe straatjes, veelal onder lommerrijke arcaden, en met zicht op mooie balkons, torentjes, wapenschilden, enz. En daar boven op een lekkere betaalbare lichte lunch op het terras van de taperia Xantar, op de Praza de Lena. Het staat terecht in de Guide Michelin !
In de late namiddag dan terug naar Combarro, want ook dit stadje heeft zijn charmes. Er zijn inderdaad enkele nauwe, eeuwenoude straatjes, waar je zo kunt in verdwalen. Maar de charme verdween achter hordes (spaanse) toeristen, restaurants en bars die die toeristen wilden binnenlokken en souvenirwinkeltjes met overal dezelfde ( in China gemaakte) brol. We hielden het snel voor bekeken. De Arwen heeft ook zijn charmes.

27 juli: Ria de Muros – Combarro



Het werd dus Comborra, in de Rio de Pontevedra, ipv Cambados, in de Rio de Arousa. Cambados leek op het eerste zicht wel een aantrekkelijke bestemming, de hoofdstad van de albariño, de lokale ( lekkere) witte wijn. Maar het haventje was enkel voor vissersboten bestemd, je kon er wel aanleggen, maar zonder enige facilteit. We zouden die Albariño dan maar ergens anders proeven.

Het vroegere vissershaventje Comborra ligt helemaal op het einde van de Ria. De ene Ria uit en de andere Ria in betekent dus wel een serieuze afstand. We deden een goede 7 uur over een afstand van 43 mijl, volledig op motor. Want het is hier meestal alles of niets, wat windkracht betreft.
De jachthaven van Combarro is van tamelijk recente datum, en met de nodige ambitie aangelegd. Met een hoofdgebouw uitgerust voor horecazaken en winkels, die echter, met uitzondering van 1 bar, allemaal leeg stonden. Gaf toch een wat desolate indruk. Maar wel vriendelijk havenpersoneel. En de supermarkt en bakkerij lagen er heel dichtbij.