Van dorpjes als Ribadesella mogen er meer zijn! Zeer “informeel” haventje, met een (weeral) sympathieke havenmeester, die al lang op pensioen zou mogen gaan. Hij verdoet zijn dag met keuvelen met leeftijdsgenoten op een bankje voor het havenkantoor. Oproepen via VHF, zoals wij voortdurend hebben geprobeerd, heeft weinig zin, want ofwel legt hij zijn radio niet aan, ofwel is zijn keuvelbankje veel te ver verwijderd van zijn toestel. Enfin, wij hebben onze plan getrokken, en vlot zelf aangelegd. Oh ja, de havengebouwen bestaan uit twee van die houten chalets, in feite veredelde tuinhuisjes die je zo in de Makro kunt kopen. Een van die “chalets” werd in twee gedeeld, 1 deel voor de senoras en 1 deel voor de caballeros, met elk een wc, lavabo en douche. Dat was het. Maar alles werkte.
Ribadesella heeft een oud centrum. Bestaande uit 3 straten, een kade (met de obligate terrasjes) en een strand, met de juiste golven voor fervente surfers.
X
En toen we, uiteraard, één van de terrasjes aandeden maakten we kennis met de “Sidreria”. De mensen kopen daar cider per fles, en laten zich dan op een wel heel speciale manier hun glas volschenken:
Het glas zetten ze onderaan in een soort halve cylinder met een opvangbak, en dan gaan ze van zo hoog mogelijk de cider uit de fles in het glas schenken. Op deze manier schuimt de cider bij het serveren. Aangeraden om een ervaren ciderschenker te treffen, anders verdwijnt de helft van de fles in de opvangbak.
Het waren een paar mooie dagen, daar in Ribadesella, maar uiteindelijk moesten we verder. De weersvooruitzichten waren (nog) goed, zodat we verder naar Gijon wilden varen, om vandaar de Picos de Europa te verkennen (waarom hadden we anders die zware bergschoenen meegesleurd in onze bagage?)
Vroeg in de morgen op 17 september, want we moesten terug rekening houden met de getijden en om bij hoog water Ribadesella te verlaten zat het er niets anders op dan de wekker te zetten, gooiden we tegen 7u30 (in die tijd van het jaar is het nog schemerdonker) de trossen los . Eenmaal op zee zag het er goed uit: lekkere wind, goed zicht en rustige deining. Volle zeil en motor uit. Ideaal voor onze laatste zeiltocht voor deze etappe.
Dachten we. Maar na een half uur viel de wind compleet weg en kregen we mist in de plaats. Nauwelijks zicht en zelfs een beetje miezerige regen. Ons aanvankelijk enthousiasme was snel (letterlijk) bekoeld.
Maar toen we Gijon naderden begon het uit te klaren zodat we toch nog in een aarzelend zonnetje de haven konden binnenvaren. Het was pas mioddag, zodat we na een lichte lunch op de boot het stadje konden intrekken, en na een verkennende wandeling passeerden langs het AVIS-autoverhuurbedrijf. En onmiddellijk een auto konden huren voor de volgende dag. Want we hadden intussen besloten om minstens 5 dagen uit te trekken voor ons bezoek aan de Picos de Europa. De auto konden we morgen om 8u30 ophalen.
de baai van Bilbao uitgevaren (wat ongeveer een uur duurt), richting Santander voor een tocht van 40 mijl. Meer dan de helft op motor, maar dan wakkerde de wind wat aan en met wat af te kruisen konden we eindelijk verder op zeil. Gezien we ruim voor de wind voeren, viel het Ann niet echt op, maar na een uurtje zag ik al 20 knopen op de windmeter. En snel dat we gingen, op volle zeil. Tot we richting 25 knopen gingen, en er iemand aan boord kennelijke tekenen van beginnende doodsangst vertoonde. Dan het laatste uur maar terug wat bijgestuurd en zeilen wat verminderd. Maar eindelijk toch wat ambiance !
En zo voeren we de baai van Santander binnen, nog 5 mijl baar onze haven (de andere haven, in de stad zelf was completo, wegens Ferias del Mar). En we zagen inderdaad wat historische boten (of replica’s) aan de kade aangemeerd, terwijl we langs de stad voeren. De Marina de Santander was groot, had plaats voor ons en zeer vriendelijk personeel, maar de accommodatie en de ligging waren, zoals verwacht, niet echt om van naar huis te schrijven (het in deze blog zetten volstaat).Maar zo konden we terug de fietsjes bovenhalen en de volgende dag , vrijdag 13 september, naar de stad fietsen, 10 km ver , volledig over een veilig fietspad. Over Santander kan ik niet veel schrijven, gezien er ook niet veel te zien valt. Deze trotse stad is in 1941 quasi volledig afgebrand na een verschrikkelijke storm. Er zijn nog een paar mooie straatjes, maar alles oogt nogal saai voor “ervaren, veeleisende wereld reizigers” zoals wij ?. Terug in de haven diverse telefoontjes en gesprekken gevoerd om het vervolg van onze reis te plannen. Ons einddoel is immers Gijon, 90 mijl van Santander. Daar hebben wij een plaats op het droge kunnen verkrijgen aan een redelijke prijs (ik denk ook niet dat Marina Yates een zeer mooie haven is). De bedoeling is om, éénmaal we in Gijon zijn aangekomen, een auto te huren en nog een dag of 6 naar de Picos de Europa te rijden op, mits goed weer, nog wat in de bergen te wandelen. Maar de route naar Gijon is niet zo maar een passage. Er liggen een aantal haventjes tussen Santander en Gijon, maar bleek dat deze niet echt geschikt en uitgerust waren voor onze boot. Kortom, bij navraag kreeg ik een nada. De dichtstbijzijnde haven, waar we konden aanleggen, was Ribadesella, en dan moesten we er wel met hoogwater in varen. Blijkbaar geen fluitje van een cent. Hoogwater was morgen rond 18 u. Gezien deze haven 65 mijl ver lag, of dus 11 uur varen, mochten we morgen terug vroeg opstaan, en dus het eerste stuk in het donker afleggen. De wekker werd gezet. En nog wat genieten van een mooie zonsondergang.
Het was vroeg, die morgen van 14/9 om 6u15 opstaan. En het was inderdaad nog pikkedonker. Gelukkig voor de panikeerder van dienst waren de haven, de boeien en de baai van Santander meer dan voldoende verlicht, zodat we probleemloos ( en zonder “zoetje , ik ben bang, zoetje pas op, dat doe ik echt niet graag,…..”) open zee bereikten. En tegen dan begon het al goed te schemeren. Er was terug maar een flauw windje op de afspraak, zodat we terug op motor, en met een klein beetje hulp van de zeilen de lange, rustige maar zonnige tocht naar Ribadesella afwerkten. En we waren echt alleen op zee, buiten enkele kleine vissersbootjes. Over de volledige tocht hebben we 6 zeilboten gezien (ook op motor). Intussen bleef de zee zeer rustig, en anders dan verwacht en gevreesd, was het invaren , na 10u30 varen, en dus juist met volle hoogwater, in het zeer nauwe kanaal van de haven dan toch een fluitje van een halve cent (ik heb al een hele verzameling van dergelijke fluitjes, intussen). En het haventje en stadje zijn terug weer typisch, sympathiek en charmant. Dus weeral de moeite waard. Misschien blijven we hier nog een dag.
Hier moet ik toch beginnen met een zeer droevige noot: ons nichtje, Nele Balcaen, die
een verbeten strijd voerde tegen leukemie is zopas gestorven. Ze was nog maar pas 50 geworden. Dat kom hard aan ! Nele had altijd een glimlach op haar gezicht, was steeds supervriendelijk en goedgeluimd, kon geen vlieg kwaad doen, was steeds eerlijk en openhartig, kortom, iemand die we zeer sterk zullen missen. Het is niet eerlijk
Maar onze reis moet verder. Mutriko, waar we op 7 september rond 14u konden aanleggen, heeft een kleine, rustige haven met een terug zeer vriendelijke havenmeester. We hadden eindelijk nog eens een deel van het traject op zeil kunnen afleggen. Heerlijk! Het stadje zelf is tegen een steile bergflank gebouwd, zodat we die dag nogal wat trappen hebben op- en afgelopen.
Het oude stadsgedeelte is redelijk goed bewaard gebleven met een doolhof van smalle straatjes, waarin je gemakkelijk kunt verdwalen. We hebben dan ook het hele stadje doorkruist, op zoek naar een winkel of supermarkt, want in San Sebastian hadden we nagelaten inkopen te doen (met uitzondering van een stuk Belota-ham, want aan die verleiding konden we niet ontsnappen). Nada, alles was dicht. Tengevolge van weeral een of andere fiesta. Dan nog eenmaal helemaal naar het hoogste deel van Mutriko gestapt waar we werden bekoord door een mooi pleintje met een paar onvermijdbare terrasjes. Maar we hebben ze toch vermeden. Maar intussen hadden we nog dus geen eten voor vanavond. Terug naar beneden, naar de andere kant van de haven gewandeld, en dan zijn we dan toch aan de verleiding van een terrasje bezweken. Genietend van een intussen welverdiende koele caña werden we plots aangesproken door een blonde vrouw met de vraag of we ook West-Vlamingen waren? Bleek dat zij een Kortrijkse was en momenteel op Hoog Kortrijk woont. Maar niet voor lang meer. Ze was immers een tiental jaren geleden gehuwd met een Nederlander, en diens vader had een tweede woonst hier in Mutriko. De hele familie was hier kind aan huis. Volgend jaar zou zij met haar gezin definitief naar Mutriko verhuizen. Toen ze in de loop van deze babbel vernam dat we geen winkel hadden gevonden bood ze onmiddellijk aan ons een lift te geven naar de dicht bijgelegen grote supermarkt, die wel open was. Ze moest immers zelf ook nog boodschappen doen. Haar voorstel hebben we met veel dank aangenomen. Waarvoor een frisse pint op een terras wel goed voor kan zijn.
De volgende dag , 8 september, in de latere ochtend, verlieten we het sympathie Mutriko om ons volgende reisdoel, Bilbao, te bereiken. En ook nu ontbrak de wind en was het de motor die moest werken. Een rustige tocht van een goede 7 uur. Terug zalig nietsdoen, en intussen alle informatie lezen, die over Bilbao voorhanden was. We waren benieuwd.
‘s Anderendaags, 9 september, begonnen we aan onze verkenning. Het was maandag, dus Guggenheim was gesloten. Dit reserveerden we dan maar voor de volgende dag (wat ook goed uitkwam, want voor dinsdag was regen voorspeld). De jachthaven ligt een heel eind (een goede 15 km) verwijderd van het centrum van Bilbao. We zouden dus eerst een eindje moeten wandelen en dan de metro nemen. Tijdens de wandeling konden we onze ogen al de kost geven aan de pronkerige villa’s, die de rijke Baskische industriële, in het begin van de vorige eeuw hebben opgetrokken, langs de oever, met uitzicht op de haven en op zee. Het ene al groter en protseriger dan het ander. Nog nooit zoveel (meestal intussen vergane) rijkdom gezien als hier. En gelukkig nog niet ten prooi gevallen aan projectontwikkelaars, die maar al te graag deze prachtige ligging zouden willen exploiteren. Een beetje verder (en intussen al 2 metrostations voorbijgelopen) konden we ons dan nog vergapen op de Puente Colgante de Bizkaia, een stalen brug over de stroom, gebouw in de zelfde periode als de Eifeltoren, bestaande uit twee superhoge pijlers, één op elke oever, en verbonden met een horizontaal metalen bouwsel waaraan onderaan een rail met kabels hing die een nog altijd actief, zwevend veerpont droegen. Spectaculair. Dan met de metro naar het oude centrum van Bilbao, waar het aangenaam keuvelen was, zoals in elke (indien goed bewaard gebleven) binnenstad. En terrasjes en pinxtos in overvloed. En zo lekker dat we die zowel voor de lunch als voor het avondeten op ons menu hebben gezet.
Na deze gastronomische escapades van vorige dag was het dinsdag, 10 september, de Dag van Cultuur, met grote C! En van regen (met kleine r). Met de ons reeds goed gekende metro terug naar het centrum. Het had die nacht al goed geregend, maar nu waren er al een paar schuchtere opklaringen (meestal dan toch gevolg door een fikse plensbui, kwestie van onze meegebrachte paraplu en regenkledij te verantwoorden). En ja , Guggenheim is groots, imposant, architecturaal een juweel, iets dat je moet gezien hebben. Gelukkig hadden we tickets op internet gekocht (een subliem idee van onze praktische wederhelft), want de mensen in de rij zullen waarschijnlijk wel meer dan voldoende tijd hebben gehad om de architectuur te bewonderen tijdens het aanschuiven. En dan de tijdelijke en permanente collecties! OK, ik geef toe, onze kunstbeleving is blijven haperen bij het impressionisme, surrealisme en nog een paar andere ismes. Moderne kunst was niet echt onze specialiteit. Maar hier hebben we, mede dankzij een voortreffelijke audiogids, meer dan drie uur genoten van deze kunst, in diverse vormen. Morundi, Serre, Kiefer, Fontana, enz. (Ge moet maar eens googelen als je hierover meer wilt weten, want moderne kust beschrijven is toch niet echt mijn métier). Het was dus al een stuk in de namiddag voor we een klein hapje konden eten, en ons vermoeid voetenwerk wat rust konden geven. En dan moest Ann noch de Cortès del Inglès zien (dit hoort, voor alle duidelijkheid, niet meer bij het cultuurluik van ons bezoek). Enfin, we zijn in de vroegere avond toch terug op onze boot geraakt, met toch een aantal inkopen in onze rugzak. Gezien de nare weersvoorspellingen voor de volgende dag, zijn we dus nog een dag langer in de haven gebleven, maar dan vooral om wat te luieren, klussen en wasje te slaan. Donderdag, 12/9 zouden we dan uitvaren naar Santander.
Het haventje van Anglet was goed uitgerust met prima sanitair, goed werkende wifi en hartelijke ontvangst, en dit aan de helft van de prijs van Arcachon. Enige nadeel was dat er aan de andere oever heel wat industriële activiteit was, met o.a. Een cementfabriek, die soms voor wat geurhinder zorgde. Maar dat namen we er dan maar bij. De volgende dag, onder een stralende zon, een fietstochtje van een klein half uur, langs een mooi en veilig fietspad naar Bayonne. Een prachtige stad, met (meestal 4 verdiepingen) hoge huizen uit de 16de-18de eeuw, met houten vakwerk en gietijzeren ornamenten. Het was heerlijk wandelen door de straatjes.
En ‘s middags konden we voor 12,5€ genieten van een lekker menuutje. We waren nog eenmaal god in Frankrijk. Het Baskisch Museum was aantrekkelijk, maar toch niet de 2 sterren van de groene Michelin waard.
De volgende dag, 5/9 (de eerste verjaardag van kleinzoon nr 2, Leo, die we dus spijtig genoeg moesten missen), zetten we koers naar de Spaanse grens. Onze haven van bestemming was Hendaye, aan de rivier Bidassoa, die de grens vormt tussen Spanje en Frankrijk, en waar we tegen de middag arriveerden
. Een zeer goed uitgeruste haven, maar met een norse havenmeester. Belangrijker was echter het feit dat in de haven een overzetbootje vertrok, naar de overkant van de rivier, naar het Spaanse Hondarribia ! En zo zetten we voor het eerst voet op Spaanse bodem. Het toeristisch deel van het stadje bestaat uit 2 delen. De ommuurde bovenstad heeft zijn historisch karakter zeer goed, met hoge oude woningen langs smalle kasseistraatjes. Het castillo op de top, waar Karel V nog heeft verbleven, huisvest nu een dure parador. De benedenstad langs de oude haven is een veel volksere buurt, met mooie Baskische huisjes en massa’s pintxos-bars (Baskische tapa’s).
We hebben dan maar een aantal steek”proeven” genomen in een 3-tal bars. El Gran Sol was de winnaar, maar geen enkele was van mindere kwaliteit. En zonder dat dit een aanslag op onze portemonnee betekende. We vroegen ons intussen wel af hoe het mogelijk was dat op een donderdagavond zoveel volk op de been was. En waarom er zoveel kinderen en volwassenen wat op een trommel aan het roffelen waren of op een fluitje bliezen. In ons beste Spaans kwamen we te weten dat het de start was van een feestweekend. En in dit geval was de start een optocht van tientallen groepen trommelaars en fluiteniers. En die allemaal dezelfde soort “muziek” speelden.
Het was toch een mooi staaltje van Baskische folklore. Het was al lang donker toen we de overzetboot naar de jachthaven namen. Onze eerste kennismaking met Spanje was meer dan geslaagd.
In de voormiddag van 6 september gooiden we rond 9u39 de trossen los richting San Sebastian, onze eerste Spaanse haven van bestemming. Het kleine nog maar pas volledig heraangelegde jachthaventje ligt naast de oude vissershaven, pal aan de historische stad.
Terug een voltreffer! De ganse namiddag keuvelden we rond door de smalle straatjes en de mooie pleintjes,
om dan een terrasje te pakken op de Plaza de Constiucion, die een beetje doet denken aan de Plaza Real in Barcelona. Maar met 1 merkwaardigheid: alle huizen rond het rechthoekig plein hebben 3 etages met een balkon voor elk raam. En elk balkon is genummerd. In de negentiende eeuw was dit plein heraangelegd door het stadsbestuur, die hierbij eigenaar bleef van de balkons. En deze balkons werden verhuurd als zitplaats bij elke gebeurtenis of optreden, dat op het plein plaats vond. Uniek.
Gezien San Sebastan ook de hoofdstad van de Pinxtos wordt genoemd, moet ik wellicht niet vertellen hoe we de avond hebben doorgebracht.
De volgende dag moesten we al terug deze mooie stad verlaten. Het bleek dat er dit weekend een befaamde regatta van oude roeiboten werd georganiseerd, en de meeste boten hun ligplaats moesten afstaan. Zo voeren we rond 10u30 naar Mutriko, de volgende haven.
We zijn dus uiteindelijk zonder problemen het bassin van Arcachon binnengeraakt, maar er niet onmiddellijk aan gedacht dat we er ook weer UIT moesten geraken. Hiervoor zijn drie vereisten: er mag niet teveel wind staan, je mag enkel na zonsopgang en vóór zonsondergang door de pas varen, en dit telkens startend anderhalf uur voor hoogwater. In dit geval betekende dit dat wij enkel vanaf dinsdagochtend kunnen vertrekken. Tijd genoeg dus om het stadje Arcachon te bezoeken en de omgeving met de fiets te verkennen. En men beweert hier dat de oesters van Arcachon de beste zijn van heel Frankrijk. Niet erg dus om een paar dagen “opgesloten” te zijn.
Het stadje Arcachon is een aantrekkelijke, charmante badplaats met een hoog m’as-tu-vu gehalte, met veel dikke nekken in dikke motorboten.
Maar daarnaast ook gezellige straatjes, mooie winkels (interessant voor de helft van de bemanning), leuke terrasjes (specialiteit van de andere helft) én een overdekte markt met superieure kwaliteit van streekproducten (weliswaar aan ook superieure prijzen). We moeten hierbij zeggen dat de Port d’Arcachon even superieure prijzen aanrekent (onze duurste haven in Frankrijk!) maar daar niet een analoge service voor biedt. Geen wifi, de toiletten dicht bij de boot waren echt vuil, en die bij de havenmeester waren wel treffelijk, maar dan moest je er wel 750 meter voor stappen. Gelukkig had er niemand diarrhee….
En dan de volgende dag de fietsjes bovengehaald, voor onze eerste verkenning, naar ……de oesterhaventjes.
Dat zijn kleine haventjes, die bij laagwater droog allen, vol met kleine bootjes, en langs de geïmproviseerde kade houten barakken. Een aantal van die barakken zijn intussen wel ingericht als degustatieruimte voor oesters en ander lekkers. En we hebben genoten.
Dat zijn kleine haventjes, die bij laagwater droog vallen, vol met kleine bootjes, en langs de geïmproviseerde kade werden houten barakken opgetrokken ten behoeve van de ontelbare oesterkwekers (van weleer). Een aantal van die barakken zijn intussen wel ingericht als degustatieruimte voor oesters en ander lekkers. En we hebben genoten.
De volgende dag dan de meer mondaine kant van Arcachon aangedaan, met een bezichtiging van de vele mooie, soms protserige villa’s, waarvan de meesten dateerden uit het begin van de vorige eeuw, de kilometerslange stranden, het dorpje Le Moulleau, dat we het best kunnen omschrijven als le petit Knokke Le Zoute en le dune de Pyla, een 100 meter hoge zandduin, favoriete plek voor parapentes.
We kunnen goed geloven dat de baai van Arcachon, waar we maar een fractie van hebben gezien, een ideale vakantieplaats kan zijn. De dikkenekken en de aanslag op je portemonnee moet je er dan wel bij nemen.
En dan vandaag, dinsdag vroeg uit de veren (maar 5u30 is al fatsoenlijker dan vorige keer), en in het al niet meer helemaal pikkedonker uitgevaren, langs dezelfde route terrug de zee op. De pamper voor het tweede bemanningslid hebben we niet moeten bovenhalen. Nog éénmaal contact opgenomen met de controletoren, die ons enkel kon bevestigen dat de omstandigheden prima waren. Goed dus voor een zonovergoten tocht, grotendeels op motor weliswaar, van een goede 75 mijl naar de haven van Anglet, aan de inham van de rivier de Ardour, met 5 km stroomopwaarts de historische stad Bayonne. We zullen dus ook 2 dagen in Anglet blijven (alhoewel we popelen om het 15 mijl verder gelegen Spanje te bereiken) om met ons fietsje Bayonne te bezoeken. (Jambon de Bayonne gaan we niet kopen, want gisteren hebben die vergeleken met de Jamón de Teruel, en die laatste is toch merkbaar beter). Maar het is toch spannend als we bij het varen voor ons al de contouren van de bergen van de Spaanse kust ontwaren. Nog een paar dagen…….we hebben de Michelingids van Noord-Spanje al bovengehaald.