We hadden op 26 september om 10u30 onze vlucht naar Brussel geboekt. Dus bleven er nog 2 volle dagen over om de Arwen af te tuigen en alles op te bergen en nog eenmaal te poetsen. Dus meer dan tijd genoeg. Onze eerste nacht terug aan boord viel wel tegen: er was blijkbaar storm geweest in de golf van Biskaje, en de daardoor ontstane deining was ook in de haven serieus voelbaar, zeker op de plaats waar wij lagen, in de voorhaven. Heel de nacht trok de boot aan de touwen en schuurden de fenders tegen het ponton. Echt niet veel geslapen. Daarom toch de volgende dag gevraagd om ons te mogen verplaatsen naar de binnenhaven. Geen probleem, en zo hadden we nog 2 rustige nachten.
24 september is onze huwelijksverjaardag (reeds 37 jaar gelukkig samen) en gezien er op nog geen 100 meter van de boot, op de havenkade, een goed visrestaurant, Auga, was gevestigd, was onze keuze voor de avond vlug gemaakt. ’s Middags, toen het werk er al grotendeels opzat, hebben we het ons ook al laten smaken:
En oh ja, toen we goed zaten in het restaurant merkten we dat het een 1 Michelinster had……ervoeren we zowel op het bord als op de rekening. But you only live once.
Op 25 september verlieten we iets na 14u de Puerto Deportivo de Gijon om een mijl verder te varen, naar de Yates Marina, dat volledig uit het centrum lag, maar wel de mogelijkheid gaf om de boot, tegen een fatsoenlijke prijs, op het droge te stallen. Wat vlot verliep mede dankzij de goede zorgen van havenmeester Jesus (die ik een grote fles Omer heb gegeven). Vanavond nog éénmaal op hotel in Gijon en dan naar België. Tot binnen 7 maand !
’s Morgens, 18/9, een fikse wandeling naar het AVIS-kantoor om onze huurauto op te halen: het bleek een Fiat 500 te zijn, maar dan de maxi-SUV versie. Perfect voor ons. en zo konden we op weg naar de Picos. De weersvoorspellingen gaven het beste weer aan aan de Oostzijde van het gebergte, zodat we Potes als eerste bestemming hadden uitgekozen. De weg ernaar toe, eens weg van de kustautostrade was spectaculair, door nauwe kloven, waar de zon nauwelijks in kon schijnen, langs een kabbelende riviertje en nu en dan een klein dorpje waar we langs of door reden. Het kleine stadje Potes zelf ligt tegen de flank van de Picos en heeft haar historisch centrum zeer goed kunnen bewaren. Zelden zo een mooi stadje gezien.
En ook ons hotelletje, Casa Cayo, in het oude centrum was een voltreffer.
Ruime moderne kamer met inloopdouche, rustig op de bovenste verdieping (er was geen lift, maar onze zware bagage werd door een kelner naar boven gesleurd, en hij weigerde elke fooi..) overal supervriendelijke bediening en een aangenaam restaurant. Het had slechter gekund (en het was nog goedkoop bovendien)
We hadden nog tijd voor een eerste verkennende wandeling. en het was prachtig weer. Bergschoenen aan en gestart voor een panoramische wandeling.
Wist ik veel dat dit niet de gewoonlijke vlakke wandeling was langs een riviertje, maar wel degelijk een kuitenbijtende snel stijgende bergtocht. Er was iemand in ons gezelschap die dit maar alsmaar minder kon appreciëren.
En hier was er geen berghut halverwege om wat uit te rusten. Achteraf gezien is dit de zwaarste wandeling geweest van heel ons verblijf in de Picos…..
De volgende dag, 19/9, hadden we gereserveerd voor het allerhoogste….de kabelbaan van Fuente De, die ons naar de toppen van de Picos zou brengen.
Het was weeral schitterend weer, zodat we in de beste omstandigheden, en gelukkig maar met beperkte wachttijd (een half uurtje aanschuiven – in de zomer moet je rekenen op minstens 2 uur), de lift naar boven konden nemen, intussen genietend van een adembenemend uitzicht (voor degenen die durfden kijken).
En dan, grotendeels langs dezelfde weg, terug naar de kabelbaan. We denken dat we 1 arend hebben gezien, maar zeker massa’s berggieren, die rondcirkelden rond een mogelijke prooi of ander voedsel. Spectaculair.
Terug beneden was het te vroeg om al naar Potes te gaan, en zo hadden we het geluk om op de terugweg het kleine Mogrovejo te ontdekken. Een klein bergdorpje met een middeleeuws kasteeltje dat zo kan dienen als decor voor historische films (blijkbaar zouden er zelfs films van “Heidi in Tirol” hier gedraaid zijn).
Ook de dag daarop, 20 september, was het terug prachtig wandelweer Gisteren hadden we in Mogrovejo een mooi wandelpad opgemerkt, langs de flanken van de Picos. Ideaal om er nog een schepje op te doen. En onze wandelschoenen moesten renderen. Het bleek een mooie tocht te zijn, grotendeels door de bossen, nu en dan over een bergriviertje, en geregeld een maginifiek uitzicht op de Picos.
Gelukkig hadden we onze picnic meegebracht, en liters water, want het was al een heel stuk in de namiddag voordat we ons eindelijk konden laten neerzakken in de stoeltjes van een leuk terrasje in het stadje. We waren wel 2 dorpjes gepasseerd, maar tot onze grote spijt hadden die geen dorstlessend vermogen in huis.
En dan was het tijd om afscheid te nemen van Potes en om eens de andere zijde, de west-zijde, van de bergketen te bezoeken. Cangas de Onis wordt ons volgende doel.
Het stadje, dat we in de vroege avond bereikten, is niet zo bijzonder, zeker niet als je zopas Potes hebt verlaten en heeft in feite slechts één echte bezienswaardigheid, de Puente Romano, een oorspronkelijk Romeinse brug, die intussen wel ettelijke restauraties achter de rug heeft. En ons boetiekhotelletje, met dezelfde naam lag er vlakbij. Wel ’s avonds lekker gegeten in Los Arcos.
De volgende dag, 21/9, werd regen voorspeld. Geen weer om de bergen in te gaan, maar perfect voor een bezoek aan Oviedo, dat op 1 uur rijden lag. Het is een stad met een rijke geschiedenis, die terug te vinden is in de architectuur van de zeer mooie oude /binnenstad. en rond 21 september vinden er ieder jaar de San Mateofeesten plaats, et in die week elke dag festiviteiten, processies, folklore muziek en veel eet- en drank (cider) tentjes. En we hadden geluk, tegen de middag was de regen verdwenen en begon de zon zich door de wolken te boren. Onze stappenteller deed weer overuren….
En zo hadden we terug een mooie dag , en een volgende portie reisherinneringen op zak. Morgen, 22/9 zou het weer mooi worden, perfect voor een uitstap naar Cavadonga en het Enol en Ercinameer. Dit reisdoel, dat via een tamelijk nauwe bergpas te bereiken is, is zo populair dat het enkel via openbaar vervoer te bereiken is (anders heb je daar, in het seizoen, files van hier tot ginder), tenzij je het vòòr 8u30 bereikt. Wij dus het lumineus idee om ’s morgens de wekker te zetten, het ontbijt in het hotel te skippen en bij het krieken van de dag de auto naar Cavadonga te nemen zodat we daar voor 8u30 aangekomen zouden zijn. We zouden daar wel ergens een ontbijt kunnen scoren. En inderdaad, daarboven, waar we al tegen 8u waren geparkeerd, was er een 4-sterren hotel, El Pelayo, een superchic spel met een zweem van vergane glorie, met blijkbaar weinig gasten in deze tijd van het jaar, waar men ons met plezier toeliet tot hun uitgebreid ontbijtbuffet (7€/pp). We genoten er met volle teugen , met intussen een mooie uitzicht op het hooggebergte. Dan terug de auto in om…….vast te stellen dat die sperperiode, die inging vanaf 8u30, betrekking had op het deel van de weg dat startte…vanaf het hotel. En het was nu al 9u15. Slagboom onherroepelijk dicht. Dus terug onze auto geparkeerd en zoals alle brave burgers (die veel langer dan wij in hun bed hebben kunnen blijven liggen) een busticketje genomen. Ik moet wel zeggen dat die bussen wel zeer frequent reden en we zowel in het doorgaan als in het terugkeren nauwelijks wachttijden hebben ondervonden.
Eénmaal boven werden we vergast op opnieuw een wandelparadijs. wij kozen het langste (en het minst gefrequenteerde) pad langs het eerste meer, dan door de historische mijnsite (leuke halte, waar we ook een stukje door een oude mijnschacht konden wandelen) waar vooral zilver en lood werd gedolven, en dan over een kleine bergkam naar het tweede meer met in de nabijheid (het was dan ook al een 3-tal uur later) een zalige refugio met een terrasje in de zon. Daarna was het nog maar 20 minuten naar de bus, en dan naar de auto. En onze wandelschoenen hadden hun dienst gedaan.
In de namiddag verlieten we de Picos en reden terug naar de kust, naar een haventje dat we niet met de boot hadden kunnen bereiken wegens te ondiep: Tazones, bekend voor zijn talrijke visrestaurants en naar verluid bekroond met de titel van het mooiste dorp van Asturië. Een koppel Luikenaars, waar we in Oviedo mee in gesprek waren geraakt, hadden ons aangeraden te gaan eten in de Pescador de Tazones. Het is inderdaad een fotogeniek vissersdorpje en het bulkte van de restaurants…..maar de meeste waren ’s avonds gesloten. Dus ook onzen Pescador. Mar-Bella was volgens Tripadvisor een valabel alternatief en, inderdaad, het de visjes hebben gesmaakt.
Ons hotelletjes, Las Terrazas was eenvoudig maar van alle nodige comfort voorzien (en goedkoop).