11-25/6: Naar Palermo, waar we onze eerste gasten van dit jaar aan boord krijgen, en dan verder naar de Egadische eilanden

We verlieten op 11/6 Capo d’Orlando, Cefalú was ons volgende doel. Er was een 3 beaufort voorspeld, met gunstige windrichting. Dus ideaal om de 35 mijl naar Cefalú onder zeil af te leggen. Ware het niet dat alle meteo’s er weer volledig naast zaten. Meer dan 4 knopen wind hebben we de hele route niet gezien. De zeilen die we met volle enthousiasme hadden gehesen hingen er werkloos al klapperend bij. Hadden we ( al teveel) nog meegemaakt.

Onze ligplaats in Cefalu

En dan de marina. We hadden geboekt via Navily. En gezien Cefalú een belangrijk toeristisch centrum was, hadden we verondersteld om een mooi uitgeruste haven binnen te varen (zeker gezien de te betalen liggelden). Niets daarvan. De marina “L’ Approdo Mare & Piu” was enkel geschikt voor motorboten. Enkel op de kop van de steiger was er mogelijkheid van aanmeren voor 1 zeilboot. Maar het duurde wel heel wat tijd vooraleer we dit te weten kwamen. Salvatore, Roberto en Diego, de 3 ormeggiatori van dienst waren wellicht bezig met een zondagsfeestje, want die namen niet op toen we hen opriepen. Pas toen we dreigden hun steiger te rammen kwamen ze alle drie af, één leuke bende, zwaar gesticulerend en in het Italiaans instructies roepende, die we toch niet begrepen. Maar wel supervriendelijk. Salvatore, met bloeddoorlopen ogen, sprong aan boord, en pakte samen met één van zijn kompanen in een dinghy, een vuile meerboei vast die hij aan onze boot bevestigde. Na veel verder italiaans gebazel geraakten we dan toch aangemeerd. Als enige zeilboot….. Wellicht hadden we toch beter de marina ernaast genomen. Waar alle andere zeilboten lagen….

Eénmaal van de emoties en van het schaterlachen bekomen,  een eerste verkenning gemaakt in Cefalú. Wel een lastige onderneming, want een heel eind bergop. Maar het beviel ons onmiddellijk. En het zicht vanaf de kleine bar aan de zeekant,  waar we een drankje namen, was adembenemend.

Gezien het vandaag Vaderdag was, en er geen kinderen aanwezig waren om dat te vieren, hebben we dan maar zelf het heft in handen genomen en ons, voor de avond, getrakteerd met een lekker diner in Locando del Marinaio ( ook opgenomen in de Michelin, smakelijk, maar niet echt whaw – wellicht worden we te kritisch).

De volgende dag hebben we dan Cefalú ten gronde verkend, te voet en zelfs gewandeld tot aan het hotel Alberi del Paradiso, waar Carl en Daphne 5 jaar geleden een mooie vakantie hebben doorgebracht. En gezien het hotel, luxueus, prachtig gelegen en super uitgerust, kunnen we dit wel geloven. Maar het ligt wel op 4 km van Cefalú, én bergop! Daphne en Carl hadden ons wel vooraf kunnen verwittigen. Gelukkig dat we daar, in de bar, van een lekker drankje en het uitzicht konden genieten.

Cefalù, een postkaart


Op dinsdag 13/6 koersten we dan , het grootste deel van de 37 mijl op zeil, naar Palermo. Zeer goede ontvangst in de marina Galizzi waar we , achteraf spijtig , maar 1 dag hadden geboekt. De secretaresse gaf ons spontaan een plan van de stad Palermo, de ligging van de dichtsbijgelegen supermarkt (die aan boord leverde), tips voor de  beste restaurants (en die tips waren goud waard) en eindigde met het offreren van een lekkere espresso. En het  sanitair was gloednieuw en superuitgerust.

Zicht op de jachthaven van Palermo, in volle centrum

’s Avonds al een eerste korte kennismaking met Palermo, de Corso Vittorio Emanuello. Het beloofde gezellig te worden.

Op 14/6 moesten we, spijtig genoeg, verhuizen van Marina Galizzi naar Marina Salpancore. Spijtig genoeg zeg ik, want Salpancore is 30% duurder en heeft geen sanitair (“works in progress”). Enig voordeel: we lagen nu nog dichter bij het centrum. 

Ons eerste werk na het aanmeren was dus een dichtbijgelegen pasticceria te vinden met propere toiletten. Wat we vonden op een 3 minuten stappen. Toen aan deze primaire behoefte was voldaan konden we over naar de orde van de dag: boodschappen doen. Binnen een paar dagen kregen we immers hoog bezoek. En dan moesten alle voorraden zijn aangevuld. Op aanraden van de secretaresse van onze vorige marina, Galizzi, wandelden we wat verder naar supermarkt Familia. Een grote winkelkar aankopen werd tot op de boot geleverd. We gaven de man een fooi van 5€. 

De volgende dag, donderdag 15/6, was de dag van de grote werken. Evelyn en Maxim zouden dit weekend arriveren. En dus moesten we terug de ruimte vinden om al onze stukken, die in de tweede slaapkamer lagen, een andere plaats te geven, de eetruimte te fatsoeneren en kasten leeg te maken, zodat ze hun spullen zouden kunnen wegstoppen. En het is gelukt. Ook de hele boot werd, op bevel van de commander in chief, geschrobd, geboend en gestofzuigd. We waren er klaar voor.

Vrijdag 16/6. Palermo..

Het had de hele nacht geregend. Maar in de vroege voormiddag klaarde het volledig uit. Een mooie dag om Palermo te ontdekken. Een boeiende stad. En we konden al het een met ander vergelijken: Rome was een wereldstad, vol met historie, Napels had nog zijn grandeur, maar Palermo was vooral een stad van tegenstellingen en veel vergane glorie. Eens was het een (Normandisch) koninkrijk, maar daarna is het nooit meer goed gekomen, waren er nog wel hoogtepunten, maar de vroegere rijkdom is nu voor een groot deel verdwenen en zijn veel van de palazzi nu een onderkomen voor migranten. De hoofdstraten hebben nog hun welvaart gedeeltelijk behouden. Die zijn ook de hoofdassen van het oude centrum. De belangrijkste straat, Corso Vittorio Emanuelle, die al dateert van de Griekse beschaving, loopt loodrecht van de haven tot aan het vroegere middeleeuwse koninklijke paleis, waarbij ze passeert langs de indrukwekkende kathedraal. Halverwege wordt ze gekruist door de Via Maqueda. Dit kruispunt, Quatro Canti, is in de 17de Eeuw volledig heringericht met op elk kwadrant prachtige gebouwen (waar de brokken er af vallen) met mooie beeldhouwwerken. Deze beide hoofdassen herbergen terug de alomtegenwoordige terrasjes, souvenir- en andere prullariawinkels, gellateria’s, bedelaars, te koop staande handelspanden en soms ook nog enkele rijke, goedbewaarde palazzi. In de zijstraten echter meestal armoe of chaos troef.

Niet alles is luxe in Palermo


Bij uitstek de wijk Bollaró, waar in een paar straten een continue straatmarkt wordt gehouden, met eetkraampjes (waar de waren in de hitte en meestal niet gekoeld zijn uitgestald), fruit en groentenkramen, (naar vis ruikende/stinkende) viswinkels, verkopers van chinese pruts, enz.

Bollarò

Daar hebben we niets gegeten of gedronken, in tegenstelling tot de horden toeristen die daar aan plastieken tafeltjes hun toekomstige salmonellavergiftiging aan het verorberen waren.

Dan maar terug naar het “betere” deel van de oude stad. Want ook hier zie je , zoals overal in Europa, een voortsluipende gentrificatie, waar in oude straatjes huizen worden opgekocht en gerenoveerd, waar hippe restaurants, bars en winkeltjes worden geopend en waar de betere Palermezen ( of hoe heten ze dat volk?) en de creatievere toeristen hun weg vinden (en waar we ook lekker en gezond, op een klein terrasje in een steegje hebben gegeten) en de armen zonder pardon een andere locatie mogen zoeken. En dan heb je ook nog, dicht bij de Quatro Canti, het zeer mooie Piazza Pretoria, met een schitterende (droge – “lavori”?) fontein omringd door prachtige (vooral naakt-) beelden, die daarom ook de bijnaam “Plein van de Schaamte” heeft gekregen.

Piazza Pretori

En nog zoveel ander moois. We hebben zelfs, tegen onze principes in, betaald om een oude Romaanse kerk annex klooster te bezoeken. Prachtig. Sacraal en zeer rustgevend. Maar vraag mij niet meer hoe dit ding heette. Enfin, veel meer informatie vind je in elke goede reisgids. 

En ’s avonds kwam dan, met enige, naar Italiaanse normen aanvaardbare vertraging, om 23u15 onze eerste reisgezel, Evelyn, met de taxi aan onze steiger toe. Leven in de brouwerij!

Zaterdag 17 juni. Palermo.

Met de komst van Evelyn is ook al het slechte weer verdwenen. Zelfs in Sicilië moeten de weergoden blijkbaar weten dat zij het zonnetje is van onze familie (🥰).

En vanaf nu wordt het iedere dag wat warmer. Nu voorspel ik al dat we binnenkort nog gaan verlangen naar deze relatief frisse ochtenden en avonden. 

Moeder en dochter wandelen in Palermo centrum


Maar het belangrijkste van deze heugelijke dag was toch Evelyn’s aankondiging dat haar zwangerschap, na een vorige ongelukkig beëindigde, perfect aan het evolueren was, dat ze nu al 3 maanden ver was en dat het geslacht van haar kindje (spoiler) was.

Na het dagelijkse espressootje, en toiletbezoek, in cafe Luca, onze “thuis”-pasticceria, waren we klaar voor een dagje Palermo. Hierbij deden we grotendeels de zelfde toer als bij onze eerste verkenningstocht, maar lieten we toch Ballarò  terzijde. Eenmaal drukte, hitte en onfrisse geuren was voldoende.

Maar we ontdekten wel een nieuwe parel: Palazzo Alliata de Villafranca. Een goed bewaard juweeltje, gebouwd in de 17de eeuw, maar daarna voortdurend verbouwd, aangepast en gemoderniseerd door dezelfde familie, die hier is blijven wonen tot eind van de 19de eeuw. Waarna de laatste, kinderloze, erfgename het vertikte om haar eigendommen aan haar neven en nichten achter te laten (boeiende familiegeschiedenis), en ze dus alles schonk aan de kerk. En zo heeft dat instituut eeuwenlang van deze donnaties kunnen profiteren en hiermee hun kerken, paleizen, Vaticaanstad, Sixtijnse kapel edm kunnen optrekken en versieren (en wat voor de armen ?). Enfin, zo kregen we wat inkijk in het leven van de rijke adel van Palermo van de 17de tot de 19de eeuw, en kregen we hierbij deskundige toelichting van een paar enthousiaste dames die vrijwillig, voor de kerk, dit palazzo beheerden en voor het publiek openstelden. Amateuristisch, maar zo authentiek. 

Rond de, late, middag proefden we dan ook de wereldbefaamde Siciliaanse arrancini, gefrituurde rijstballen met vulling, en waren we toch wat ontgoocheld. Het was naar verluidt oorspronkelijk armeluiskeuken. En voor ons mag dat ook zo blijven….

En ’s avonds arriveerde dan ook Maxim, rechtstreeks vanuit Krakau, waar hij een hele week les had gegeven aan cybernauten, of hoe die gestoorde nerds ook mogen heten, om cyberaanvallen te vermijden/bestrijden (en de kas van de consultants te spijzen?). Voor het blije weerzien van dit mooie koppel hadden we een tafel gereserveerd in l’Anciova. Een (wat achteraf bleek zeer lekker) visrestaurant, dicht bij de jachthaven. Zalig.

Zondag 18/6: Palermo – San Vito de la Capo.

De dag begon uiteraard met een bezoek aan cafe Luca. Een hele bevrijding.

Dan, volledig op motor, met achterlijke wind (dwz, voor de zeilanalfabeten, wind volledig blazend in de achtersteven) een 6 uur varen naar Capo San Vito. En de havenstad van bestemming heet San Vito de La Capo. Toch logisch ?

Een achterlijke wind (uitleg: zie hierboven) heeft 1 onoverkoombaar effect: iedereen die geen zeilervaring heeft en ook maar een beetje gevoelig is voor zeeziekte, hangt onvermijdelijk na een halfuur over de reling. Dus ook afwisselend Evelyn en Maxim.

Toen waren ze nog niet zeeziek

Echt leuk is dat niet, voor niemand. Maar ik kon er niets aan doen, tenzij zo snel mogelijk naar de haven van bestemming koersen. En Ann de  nodige tissues laten  aanreiken. 

Maar eenmaal aangemeerd  was de zeeziekte snel vergeten. Een snelle inspectie van de Diporto Nautico Sanvitese leerde ons dat we, ondanks de havengelden, weer niet veel moesten verwachten. Er was gelukkig wel een toilet maar de douche gaf, mits een offerande van 2€, een paar straaltjes lauw water voor een paar tientallen seconden. Dat bereidde ons wel perfect voor voor de kennismaking met San Vito de la Capo. Eenstemmig werd deze vakantieplaats door ons omgedoopt tot Blankenberge (sorry voor gevoelige westvlaamse kustbewoners).

Er was werkelijk niets anders te zien dan horeca, snuisterijwinkel, horeca , gelateria, horeca, souvenirwinkel, horeca. En veel bleke tot bruine huiden, in diverse stadia van naaktheid en zonnebrand. Morgen zijn we weer weg. Maar het restaurant (pizzeria Pomelia) dat Maxim had gekozen, en waar hij dankzij zijn charmes (hoe had hij anders Evelyn aan de haak kunnen slaan?), toch een tafel had kunnen versieren terwijl het volzet was, kon ons toch een heerlijk diner voorschotelen. Maakt alles goed.

Maandag 19/6: Blankenberge – Favignana (Egadische Eilanden)

Terug een serieuze rit, meer dan 30 mijl. Maar nu met halve wind, en stilaan voldoende wind om de zeilen te hijsen. Van zeeziekte geen sprake meer. Alle aandacht ging naar het zeilen, de kracht van de wind ( en het reven van het grootzeil), de magie (of de schrik) van het schuin gaan, het continu trimmen, en intussen het zicht van Maxim en Evelyn, nu zeeziektevrij, die konden genieten van het zeilen, en bij het naderen van de Egadische eilanden, het zicht op die eilanden, hun woelige kustlijn en aantrekkelijke baaitjes. Een zicht vol beloftes, onder een stralende zon. Onze passagiers (maar wij ook) zagen het helemaal zitten. En dan het haventje van Favignana binnenvaren. Prachtig.

Haventje van Favignana

De steiger lag in een rustig plekje, zonder grote golfbewegingen, en vlak bij het centrum. We meldden ons onmiddellijk aan bij het “havenkantoor” ( een tafel onder een parasol, waar de helft van de familie van de concessiehouder samenhokte). Voor het havengeld, wat niet van de poes was, kregen we een plaats aan het ponton met water en elektriciteit. Sanitair? Sorry, ze zijn er mee bezig….. maar er was een pasticceria zeer dicht bij, die al op 7u openging. Tiens, een bekend verhaal. Maar dit bracht geen domper op het eilandgevoel, waarin we onmiddellijk waren ondergedompeld. En dus, in combinatie met een paar terrasbezoekjes, een uitgebreide verkenning van het havenstadje Favignana. Supertof. Een droom.

  En Evelyn wou perse de stervormige burcht in het centrum zien, zoals ze op Google had ontdekt. Na lang speuren, en een tocht langs 7 blinde muren, bleek dat het de lokale gevangenis was. Hilariteit overal. Maar we hadden wel weer onze stappenteller blijgemaakt. En nog een terrasje verdiend nadat we eerst voldoende proviand hadden ingeslagen. Zo konden we ’s avonds aan boord eten. Iemand kreed erna nog het idee om nog een slaapmutsje te drinken in de dichtbijgelegen pasticceria/bar/toilet. Was er daar juist geen muziekband zich aan het opstellen? En liet blijken dat ze wel gave 80’s muziek konden spelen. We zijn (lang) blijven plakken. 

Dinsdag 20/6: Cala Rossa op Favignana

Cala Rossa ligt op 5 mijl van de haven van Favignana. Op zeil was dat een heerlijke afstand. En onze bestemming was een zalig mooie baai, met helderblauw water. Voor onze passagiers was dit een openbaring. We legden aan (boeitje), en iedereen onmiddellijk in het superheldere water. Snorkelen. Lunch aan boord, en dan met de dinghy naar de oever. De motor van de dinghy hadden we vooraf nog niet getest, en dus zeker ook de roeispanen meegenomen. Maar onze “koffiemolen” van 2,3 pk startte feilloos. Boven op de klippen hadden we al een beachbar ontdekt, maar het was geen sinecure om de dinghy op de zeer rotsachtige bodem aan land te krijgen. Maar de motivatie van een lekkere frisse pint was blijkbaar voldoende om dit avontuur tot een goed einde te brengen.

Cala Rossa, juist vóór de frisse pint (en de roeibeurt achteraf)
Cala Rossa, getrokken met een pint in de handen


De pint heeft gesmaakt, gelukkig, want bij het terugvaren weigerde de motor na een 100 meter varen alle dienst en hebben Maxim en ikzelf de dames getoond dat we konden roeien (al was de symmetrie ver te zoeken). We kregen zelfs applaus van de zeilboot, die naast ons was aangemeerd.

Terug naar de haven hulp gevraagd aan de pontoneigenaar. Binnen 20 minuten was er al een technieker aan boord, die eens aan de startkabel trok, de motor 30 seconden liet draaien, en voor hem was alles OK. 20€. We hebben dit lid van de lokale maffia dan maar betaald . Wat later hebben we zelf dan de motor opnieuw opgestart, wat langer laten draaien, en …hij viel terug uit. Zoals verwacht. Mijn vermoeden was dat de benzine, die we in de motor hadden gekapt, al van vorig jaar dateerde, en daardoor misschien vervuild was geraakt. Dus de tank leeggemaakt en de inhoud  in een lege plastieken waterfles kwijtgeraakt, en dan met de lege jerrycan een lange wandeling, naar de andere kant van de haven, om verse nafte te tanken. Het was 18u45, en het tankstation sloot om 19u. Maar de pompbediende had er blijkbaar geen zin meer in, misschien ook een gevolg van de 4 lege 66cl bierflessen die hij bij zich had. “Domani, a la nove”. Ook de kapitein van de catamaran, die was aangemeerd aan het ponton om bij te tanken moest, na een grotendeels voor mij zeer hevig maar onverstaanbaar gepalaver in het italiaans, met stemverheffingen en armbewegingen, zich bij deze realiteit neerleggen. Maat hij mocht daar van de pompbediende blijven liggen tot morgen. En dat was zelfs gratis.

Woensdag 21/6: Favignana (met bezoek aan nabijgelegen eiland Levanzo).

Eerst terug ons ontbijt annex sanitaire stop in de pasticceria. Het was iets voor 9 toen Maxim en Evelyn met de jerrycan naar het tankstation trokken. En daar tot 9u30 moesten wachten tot dienen tiep opdraafde. Italiaanse werktijden. Maar zo konden we toch eindelijk, in de latere voormiddag , grotendeels op zeil, koers zetten naar het buureiland Levanzo. We hadden een prachtig baaitje uitgekozen, juist naast het kleine haventje van Levanzo.

Levanzo

Ook hier aan een boei (het is immers verboden te ankeren in het hele gebied van de Egadische eilanden, omwille van bescherming van de zeegrassen, en daarom waren er in alle baaitjes boeien gelegd). Klaar voor een frisse duik. Totdat we nog eens goed naar het heldere water rondom de boot keken. En daar van die doorschijnende beestjes zagen, met paarsachtige vlekken op hun parachutevormig lichaam. Kwallen! En niet één, maar een massa. En toen zagen we ook waarom al die toeristen, met bootjes aangevoerd, ofwel vanop het strand ofwel vanop hun bootje beteuterd naar het water aan het kijken waren. Heb je dan een mooie som betaald voor een dagje “prachtige baaitjes ontdekken en een lekkere duik in het helderblauwe zeewater”. Niet dus.

Wij hadden gelukkig een alternatief: allen de dinghy in (vooraf de motor goed genoeg getest, met voldoeninggevend resultaat) en dan zo maar naar het haventje van het pittoreske Levanzo. Na wat zoeken naar een veilige aanlegplaats konden we met zijn allen den toerist spelen en wandelen door de paar straatjes, die het plaatsje rijk is, veel foto’s trekken en , uiteraard, een geschikt terrasje vinden voor het obligate frisse pintje. Dan terug de dinghy in, want in unanimiteit beslisten we dat een lunch op de boot veel leuker/beter was dan het aanbod van de 3 op toeristen gerichte restaurants. En onze koelkast is altijd meer dan genoeg voorzien.

In de late namiddag, en terug op zeil, weer naar Favignana.

Donderdag 22/6. We blijven nog even op het eiland Favignana, maar laten de haven achter ons.

We waren intussen het eilandrythme gewoon geworden. Onze passagiers genoten met volle teugen van het zonnige weer, de rust van de zee, het trage leven, het ochtendkoffietje op het terras van de pasticceria. En vandaag wilden wij hen vergasten op een volgende ervaring: een overnachting in een baaitje. In de (uiteraard late) voormiddag verlieten we voor het laatst het leuke haventje van Favignana en voeren we, deels op motor en deels op zeil, langs het eiland tot aan de andere kant.  Cala Puntalunga. Prachtig baaitje, tussen de rotsen, met aan één zijde een klein gehuchtje, én een strandbarretje. Maar natuurlijk eerst een duik in het water. Bijna. En daar waren die enge kwallen weer. En masse. Geen mogelijkheid om te zwemmen. Dan maar wat genieten van het zonnetje (en van de inhoud van de koelkast) en in de namiddag met de dinghy naar de strandbar (Il kiosko), met een prachtig zicht én een frisse pint. Het genot van het leven zit soms in kleine dingen. 

Cala Puntalunga met de Arwen in de achtergrond

De chiosco van Puntalunga met een paar lachende gezichten

De nacht aan boord was rustig, maar wel wat door mekaar geschud door een trage golfslag. 

Vrijdag 23/6: Favignana – Trapani.

De Kiosko was ’s morgens vroeg open. Ideaal voor een koffietje en een gift aan de lokale riolering. En dan op ons gemakskes onze toer rond het eiland verdergezet. Terug langs de haven en nog éénmaal naar Cala Rossa. Maar ook daar hadden de kwallen het zeewater ingenomen. Geen laatste zwempartijtje, maar enkel een lunch aan boord en dan, quasi volledig op zeil, naar het “vasteland” van Sicilië, naar Trapani. We hadden nog een plaats gevonden in een marina (in feite een bootwerf) op het einde van de commerciële haven. De “normale” jachthavens, in het begin van de zeer ruime haven van Trapani, waren en volzet en exorbitant duur. Wij kregen een mooie plaats aan de steiger van de werf, werden zeer goed ontvangen en konden beschikken over adequaat sanitair, en dit aan een treffelijke prijs. En niet ver van het centrum. Meer moet dat niet zijn. Op ons voorstel zijn Evelyn en Maxim er met hun tweetjes die avond de stad ingetrokken. En blijkbaar goed geprofiteerd van de lekkere Siciliaanse keuken.

Zaterdag 24/6: Favignana en bezoek aan Erice.

Trapani heeft echt haar charmes, vooral het oude (haven-) gedeelte. Mooie straten vol met palazzi en oude kerken, vooral de Corso Vittorio Emanuele (in elke stad, gemeente of dorp krijgt de belangrijkste straat deze naam, genoemd naar de eerste koning van het eengemaakte Italië, alhoewel dien tiep toch ook een smeerlapke is geweest, maar in Italië zijn ze veel gewoon, én zeer vergevingsgezind). Maar het mooiste deel is toch de kant aan de zee, met zijn oude versterkingen en herinneringen aan een vroeger vissersverleden, getuigend in een wirwar van straatjes, met hoge huizen, waar de was nog steeds boven de straten hangt, de katten naarstig naar voedsel zoeken en tussen de, schaarse toeristen (want het merendeel laat zich liever als beesten meevoeren met de ontelbare bootjes naar de stranden van de eilanden) nog wat keuvelende oudjes, die in hun voordeur zitten en zich, met niets, bezighouden. 

Een paar impressies van Trapani

Tegen de middag namen we dan een taxi naar de kabelbaan (echt, zoals in de skistations) naar de vroegere hoofdstad Erice, gelegen op de top van een 700-meter hoge heuvel. Waar de tijd is blijven stilstaan. Beneden scheen de zon overdadig, maar hoe hoger we stegen hoe meer we de wolken zagen naderen, en er op een bepaald moment ook door waren verzwolgen. Toen we uit de cabine stapten, kwamen we in een grijze atmosfeer, geen zon, en nogal killig. Maar gelukkig won ook vandaag de zon de strijd tegen de neerslachtigheid van de wolken en zagen we meer en meer van dat mooie blauws door de grijze massa priemen. Goed dus voor een fikse wandeling door dit volledig ommuurde middeleeuwse stadje, met zijn steegjes en pleintjes, kerken en paleizen, en de onuitroeibare horeca en prullariawinkels.

Erice, waar de is blijven stilstaan’

Maar het was daar mooi vertoeven, respectievelijk genietend van een lekkere lichte lunch op een terras en het mooie uitzicht over de hele kuststreek rond Trapani. Onze keuze om 2 dagen in Trapani te blijven was dus zeker verantwoord. En ’s avonds dan het laatste avondmaal met Evelyn en Maxim, die morgen terug huiswaarts trekken. We gaan ze serieus missen, want we hebben samen een heerlijke week doorgebracht. 

De voltallige bemanning, in uniform

Zondag 25/6: Afscheid van Evelyn en Maxim en tocht van Trapani naar “Blankenberge”

Het was toch wat emotioneel, afscheid nemen van dit mooie koppel. Die zouden vanuit Palermo naar huis vliegen. En de luchthaven was gemakkelijk vanuit Trapani te bereiken met een shuttlebus, met een halte op een paar 100 meter van de haven. En die stipt op tijd arriveerde. Bye bye.

Nog een laatste afscheidsfoto

En dan terug naar de boot, om in een beperkt aantal dagen terug te keren naar de Eolische Eilanden. Want daar wachtten onze volgende passagiers: Ann-Sophie en Johan en hun 2 kids, Sebas en Leo.

Een vlug nazicht van de motor bevestigde wat ik al gevreesd had: het olieverlies was verder toegenomen, en er lag nu al een kleine plas olie onder de motor. 

Wat dus betekende dat ik na elke tocht een goede scheut olie mocht bijkappen. Contact genomen met de haven van Capo d’Orlando. Want daar lag een vloot aan charterboten, die geregeld wel mankementen zouden oplopen. En dus moesten er daar zeker ervaren en betrouwbare techniekers aanwezig zijn. De haven suggereerde Multinautic, die we onmiddellijk contacteerden en een afspraak maakten voor donderdagmorgen. Zo was er nog voldoende tijd over, als er eventueel wisselstukken zouden nodig zijn, om de motor hersteld te krijgen tegen 4/7, wanneer onze volgende passagiers zouden arriveren in Lipari. Dus hadden we geen tijd te verliezen en zouden we iedere dag varen. Blankenberge (San Vito de la Capo) was onze eerste bestemming. We hadden een ligplaats gereserveerd in Diporto Nautico Sanvitese, in de hoop betere accommodatie te vinden dan vorige keer. Niet dus. Geen sanitair. En weeral een amateuristische bedoening met de nodige improvisaties. En goedkoop was het daar ook niet. Om het toch ergens nog leuk te maken opnieuw gaan eten in Pomelia, waar we weeral 2 veel te grote (lekkere) pizza’s voorgeschoteld kregen. 

San Vito lo Capo

De Eolische eilanden: zalig!!!

Op vrijdag 2 juni lieten we het mooie Tropea achter ons en voeren we richting Eolische eilanden, meer bepaald Lipari, het grootste van de zeven, en gelegen op een 50 mijl (10 uur varen). Hier zullen we voor het eerst voet zetten op Siciliaanse bodem. De tocht verliep volledig op motor wegens terug nauwelijks wind. Gelukkig scheen de zon.

De haven van Lipari

Bij het binnenvaren van de haven kregen we terug weer dat heerlijke eilandgevoel. Een klein mediterraan havenstadje, met zijn voeten in het water, maar ook tegen en op een rots gebouwd. Vooral witte huisjes en….veel ferryboten in alle maten en kleuren. En al die boten hadden één zelfde kenmerk: ze zorgden bij het binnen- en buitenvaren, meestal aan hoge snelheid , voor veel golven. Golven die doordrongen tot aan de steigers in de haven en ervoor zorgden dat de aangemeerde jachten op een onprettige manier heen en weer schommelden. 

Porto Pignatora

De haven, die wij hadden gekozen, Pignatora, lag iets buiten het centrum ( we hadden gehoopt ver genoeg om de deining te vermijden – quod non) en had op Navily, een boekingsapp voor jachten, de beste score van alle mogelijke ligplaatsen. En het was OK. Zeer behulpzaam en supervriendelijk personeel, ruime en propere douches en toiletten, en een gratis shuttle met taxi ( 1 retourtje per dag) naar het stadscentrum. We hebben er de eerste dag al van geprofiteerd en ons laten voeren naar het restaurant Corallo waar we heerlijk hebben kunnen proeven van de lokale Siciliaanse vislekkernijen. Deze mooie dag werd echter niet gevolgd door een rustige nacht. De deining bleef aanhouden waardoor de boot, die ook te strak was aangespannen, aanhoudend schommelde. Hierdoor hadden we onze les geleerd en maakten we de volgende nachten voor het slapengaan de meertouwen veel losser, zodat de boot er veel minder aan trok.

We zouden ineens 2 dagen blijven liggen in Lipari. De eerste dag het stadje en ruime omgeving verkend. Onze stappenteller sloeg tilt.

Het kleine vissershaventje van Lipari

Maar we waren niet alleen. De vele ferryboten braakten massa’s toeristen uit. Veel van hen waren dagjestoeristen, maar we zagen er toch al heelwat met rolkoffertjes, op weg naar hun hotel of Airbnb. De terrassen deden gouden zaken, waar wij toe bijdroegen. Het was ook heerlijk onder het zonnetje.

In de late namiddag dan nog te voet naar het badplaatsje  Canetto, aan de over kant van de heuvel waar onze ligplaats was. Niet echt veel soeps. Verwacht ook geen mooie witte zandstranden op deze vulkaaneilanden: het strand bestaat uit zwart zand en keien. Maar het water is er wel zeer helder, en zeker niet koud. Want we hebben er onze grote teen in gestoken. En er zijn een paar gelaterias waar je lekkere ijsjes kunt proeven. Done.

De volgende dag behielden we onze ligplaats, maar konden we wel een tochtje met de boot maken, naar een baaitje op een uurtje varen, Punta Crepazza.

Ankeren in de baai van Punta Crepazza

Met de zon, die nog altijd van de partij was, was dit ideaal. En het was een prachtige ankerplaats, rustig met slechts een 10-tal andere boten die daar ook voor anker lagen. Superhelder water, ideaal om te snorkelen. Eén bemanningslid durfde echter niet in het water, omdat het te diep was: ze kon er niet staan. Wel duidelijk gemaakt dat, als zij er kan staan, wij dan wel een probleem zouden gehad hebben met de kiel van onze boot. Enfin, het snorkelen was zalig, het water gepaste temperatuur, maar veel soorten vissen waren er toch niet te bespeuren. Als niet- kenner kon ik er maar 3 soorten ontwaren.

O ja, we hadden het lumineuze idee opgevat om op onze boot, voor anker liggende, te barbecueën (met onze gasbbq uiteraard).Achteraf gezien toch niet zo een bijster goed idee. Het opzetten van zo een ding is nogal omslachtig, de groenten en het vlees moesten nog worden geprepareerd, en het duurde daarna nog meer dan een hongerig uur voordat vlees en groenten voldoende gaar waren. Een goede côte á l’os zouden we op dit toestel de nek omdraaien. Maar het heeft toch gesmaakt.

5 juni. Salinas was het tweede eiland, dat we zouden verkennen. Het was maar een 2 uren varen verwijderd van Lipari. Maar toen we om 13 u de haven opriepen om binnen te varen kregen we de boodschap, dat we te vroeg waren en er heel wat boten nog moesten uitvaren. Een uurtje wachten wat we vulden  met op zeil in het beetje wind wat rond te dobberen. Tegen dan was het kleine haventje maar halfvol en hielpen de immer behulpzame ormeggiatori ons bij het aanleggen. Terwijl Lipari nog een stad kan genoemd worden, is Salinas een havendorp. Met maar 1 smalle autovrije  hoofdstraat, een mooie kade, een aparte haven met een steiger voor de onvermijdelijke ferryboten, die dus geen deining konden veroorzaken in de jachthaven ernaast, en op die kade een beperkt aantal horecazaken. Rustig.

Haventje van Lipari

Toen we na onze eerste verkenning terug bij de boot kwamen zagen we de boten binnenstromen. Boten, die van andere eilanden kwamen of die daar voor vóór de haven op anker lagen. En begon het te regenen. En wakkerde de wind serieus aan, tot 6 beaufort. Begrijpelijk dat iedereen de veilige beschutting van de haven had opgezocht. De ormeggiatori klopten overuren, maar steeds met de glimlach.

’s Avonds hadden we een tafel gereserveerd bij “nni Lausta” (opgenomen in de Michelin), waar we onder een paraplu naar toe trokken. Een festijn! Lokale gerechten met een hoek af.  Wij kozen voor 3 opeenvolgende gerechten, die we telkens met 2 deelden. En de halve porties waren nog meer dan voldoende. We waren echt enthousiast. En blijkbaar was dit ook de chef opgevallen, want die kwam een leuke babbel met ons opsteken. De man (54 jaar) houdt het blijkbaar voor bekeken. Hij kookt nog altijd even graag en even creatief (wat we enkel konden beamen), maar heeft vooral problemen met het personeel. Niet loyaal, en rap weer weg, waardoor hij continu nieuwe mensen moet opleiden en voortdurend moet waken om de kwaliteit te behouden. Hij overweegt binnen de drie jaar de zaak te verkopen en…..filosofie te gaan studeren. Van een carrièreswitch gesproken. Op het einde deed hij nog een stuk af van de rekening. Een ervaring .

Bij het buitengaan regende het niet meer

6-7/6 Salinas verkennen.

Dicht bij de haven hadden we alweer een pasticceria gevonden, wat voor ons wel belangrijk was: ze zijn al ’s morgens vroeg open en beschikken (meestal) over propere toiletten. Want de sanitaire ruimte van de haven was, op zijn italiaans, “tijdelijk” buiten gebruik. Maar, volgens de havenmeester, zou dat binnen 14 dagen zijn opgelost…..we zien wel.

We hebben de volgende 2 dagen onze boot wat vrijaf gegeven, en hebben Salinas te voet verkend. Zeer rustig dorpje, voor zover de ferryboten niet langskomen en bendes toeristen lossen of laden. In feite zijn er maar 2 belangrijke straten: de Lungomare, de straat langs de zee, met een paar terrasjes en de “ hoofdstraat”, een ( bijna) verkeersvrij straatje tussen de oude huisjes, parallel met de Lungomare, en waar vooral winkeltjes en een paar restaurants zijn gevestigd, die met zijn allen ( en met teveel) hengelen naar de interesse van de toeristen.

Vervolgens heb je nog rond de haven, waar de ferryboten aanleggen, nog een bijkomend aantal horecazaken (waaronder ons pasticceriatje) and that’s it. Maar wel gezellig.

Op wandelafstand (1 uurtje) heb je dan nog een klein haventje, met vuurtoren, en terug een 6 tal horecazaken. En zwemgelegenheid tussen de rotsblokken, die het haventje beschermen. Wij zijn er te voet naar toe gegaan, maar de meeste bezoekers werden ofwel met bootjes aangevoerd, ofwel met (mini)busjes vanuit Salinas.

We hebben daar één “kleine” snack gegeten, met 2 te delen, maar zelfs dit kregen we niet op. 

Op 8/6 de Arwen nog eens aan het werk gezet om het nabijgelegen (10 mijl) eiland Paranea jj bezoeken. Het had vanacht weeral geregend, en ook de dag zelf was meestal bewolkt. Paranea heeft de naam “St-Tropez van Sicilië”. Een boeitje vóór de haven (pontons zijn er niet) zou ons, in het huidige tussenseizoen, minimaal 100€ kosten per nacht. Niet aan ons besteed, wat denk je? We waren wel van plan om in het baaitje, juist vóór Paranea, voor anker te gaan en een duikje in zee te wagen. We hadden onze zwemkledij al aan. Er lagen al heel wat boten in de baai, maar toch vonden we al vlug nog een geschikte ankerplaats. Ann stond al op de voorplecht, de ankerbediening in haar handen. Ik positioneerde de Arwen mooi in de wind en riep tegen Ann dat ze het anker mocht vieren. Er gebeurde echter niets. Anker weigerde alle dienst. Ik ben dan op mijn beurt naar voren gegaan, maar kreeg het zelfde resultaat. Nada. En gezien we tussen de andere boten dreven, en een onzachte aanraking nabij was, hadden we geen ruimte om veel te experimenteren. En moesten we dus, uiteraard wat teleurgesteld, onze plannen en het terrasje in Paranea vergeten, en ons tevreden stellen met langs het stadje te varen, weliswaar met een fris pintje aan dek, en van verre de terrasjes met de verrekijker te beloeren. Ik had ergens gelezen dat een gewoon drankje daar snel 10€ kost. Dat hadden we tenminste bespaard…

En het terrasje op Salinas achteraf was veel goedkoper.

Intussen was de hemel eindelijk uitgeklaard en was het warm genoeg om ’s avonds brochetjes te barbecueën, niet voordat ik, met een simpele tik met de hamer, ons vastzittende anker weer had losgemaakt. Weeral wat bijgeleerd. Zelfs op onze “gezegende” leeftijd nooit te oud om bij te leren.

9/6. Goodbye mooie Salinas, we gaan wat sulfer opsnuiven in Vulcano.

Naast, uiteraard Stromboli, die we reserveren voor een bezoek met de kids, als die bij ons langskomen, begin juli, is er nog een andere vulkaan actief op de Eolische eilanden, op het eiland Vulcano (what’s in a name?).

Daar ging onze tocht vandaag naartoe. In de late voormiddag, een heel klen afstandje heel traagjes op zeil, de rest op motor, konden we aanmeren in de “marina” de Vulcancello, de enige haven met steiger van dit eiland. Aan de overzijde, een paar 100 meter verder en enkel afgescheiden door een kleine landtong was er ook een “haven”, maar dan kon je enkel ankeren (wat voor bepaalde bemanningsleden nog steeds geen optie was).

En uiteindelijk was het echt geen goed idee om aan te meren in Vulcancello. In de kleine baai, waar de marina ligt, komen ook de ferryboten toe. En er zijn er veel! En elke ferryboot, die (uiteraard, want het zijn italianen) met volle snelheid (wat illegaal is, maar de havenpolitie die in elke haven aanwezig is houdt zich met zo iets futiels niet bezig – wat ze dan wel doen vraag ik mij nog alle dagen af) de baai binnenvaart, veroorzaakt zoveel deining dat die het drijvende ponton, waaraan we aangemeerd lagen, meters op en neer deed gaan en onze boot zo ernstig deed schommelen dat ik vreesde dat de klemmen zouden afbreken. Gelukkig voor onze nachtrust kwam de laatste ferry rond 20u30 aan (maar de eerste de volgende dag al om 6u30, wat we goed geweten hebben).

In de namiddag dan gewandeld naar het kleine centrum. Dat de vulkaan nog altijd actief was, konden we zien aan de witte dampen, die vanop de top naar boven kronkelden. En konden we ook ruiken. Ik dacht eerst dat het stonk naar het putteke. Totdat we ons realiseerden dat dit je reinste zwavelgeur was. Stinken deed het daar! Vooral aan de kant van de zee waar we, dicht bij het strand, de zwavelgassen zo uit het zeewater zagen opborrelen. 

Het stadje zelf gaf een verwaarloosde, uitgeleefde indruk. Veel horeca, nogal wat hotels (wie wil daar verblijven in al die stank?) en bijna alle gebouwen hadden dringend (en meer dan dat) een lik verf nodig. Misschien is het daar in volle zomer veel drukker (we komen hier sowieso terug met de kids), maar nu zat er amper volk op de terrassen of op de ligstoelen aan het strand. Toch geen topbestemming naar onze goesting.

10/6. We laten met Vulcano de Eolische eilanden achter ons en koersen naar Capo d’Orlando.

Het had terug goed geregend, vanacht. Maar langzaam toond de zon zich weer in haar volle glorie, wellicht beschaamd voor de vele regen, en ze zou ons vandaag niet meer verlaten. Ideaal dus om, voordat we zouden vertrekken, nog eens die zwavelbaden te proberen. Terug naar het strand gewandeld, en ietwat aarzelend in het water gewandeld. En inderdaad, de zwavel borrelde rondom ons uit het warlme water. De stank namen we er bij. Toch een heel speciale sensatie.

Maar we moesten verden, en dus terug naar de boot. Op motor de 12 mijl naar Capo d’Orlando afgelegd. De marina is terug van dat poepsjieke soort, met luxueus havenkantoor (en, gelukkig, even luxueus sanitair met echte badkamers met toilet, lavabo en heerlijke douche). De haven omgeven door horeca, marinashops, botenverkopers en charterbedrijven. Zoals we ook al bij het binnenvaren hadden gemerkt, was dit één van de belangrijkste charterhavens van Sicilië. Vooral gericht op zeilcruises naar de Eolische eilanden. Daar zal het vanaf nu superdruk zijn, telkens vanaf zondag tot vrijdagochtend. De vrijdagavond moeten die boten terug in de thuishaven zijn, waar ze zaterdagavond de nieuwe huurders ontvangen, die op zondagochtend terug uitvaren. We zijn gewaarschuwd voor de zomer!

En er is daar ook een supermarkt (met afschuwelijk hoge prijzen), ideaal voor de toeristen die voor 1 of 2 weken boodschappen willen inslaan (en nog idealer voor de supermarkteigenaar). De groep vóór ons aan de kassa had een rekening van 980€, voor 8 man, voor 1 week.

Wij hebben het rustiger gehouden.

Het teentje van Italië

Op 25 mei lieten we dan de drukke, maar prachtige Amalfitaanse kust achter ons en zeilden (toch de helft van de tocht) naar Agropoli, een slaperig stadje. Zeker slaperig voor de zeilers, want de meeste van de 8 steigerhouders hielden hun boeltje nog gesloten. Aan onze steiger waren we de enige bezoeker.

Agropli was begiftigd met een oud en omwald historisch centrum, boven op de rots die uit de zee rees, naast de haven.
Dit impliceerde dus een nogal zware wandeling (warm en bergop) maar dan wel de moeite waard. Het stadje binnen de muren heeft nog al zijn charme bewaard, én we werden daarenboven getrakteerd op een mooi uitzicht op de haven. En trakteerden we onszelf, genietende van het uitzicht, met een fris pintje op het enige terrasje dat we konden vinden.
Terug aan boord gegeten. Minder restaurants moet de hoge liggelden compenseren…

De haven van Agropoli

De dag daarop verder naar het zuiden, naar Acciaroli, volledig op motor onder een halfbewolkte hemel. De gemeentelijke haven opgebeld. Niemand nam op. VHF? idem dito. Er was nog een private steiger. Daar namen ze wel op, maar enkel om te zeggen dat ze gesloten waren. inderdaad nog geen hoogseizoen. Dan maar zelf aangemeerd. Met uitzondering van een arbeider, die daar aan het klussen was en ons een handje heeft geholpen, niemand gezien. Wat gewandeld door het niet onaardige stadje, en ‘s avonds terug aan boord gegeten. We hadden hier wel een dag liggeld uitgespaard.

Zaterdag de 25ste volgende etappe, Camerota. Maar niet vóórdat we een koffietje met croissant in de pasticeria aan de haven hadden genuttigd, en zo dus naar het toilet konden gaan, bij gebrek aan beschikbare havenfaciliteiten. Het was weer goed warm en volop zon, tenminste in de voormiddag. Maar toen we in de namiddag boodschappen wilden doen, kregen we een gezonde plensbui over ons. Gelukkig werd het tegen de avond terug droog zodat we zonder paraplu naar het restaurant ”Amore y Mare” konden stappen, gelegen in de binnenstad. Een supersympathieke patron, die wat Frans sprak, en nog een tijdje in België had verbleven, stelde voor ons het menu samen: eerst een schotel met 5 verschillende bereidingen van ansjovis, en daarna Bacala (geweekte gezouten kabeljauw, zoals in Portugal en Spanje) in de oven gebakken met een lokale saus. Telkens 1 portie, om met 2 te delen. Machtig lekker én goedkoop. En de patron trakteerde ons nog op een lokaal digestiefke. Meer moet da nie zijn.

Op 28 mei naar het mooie Maratea (2* in de Groene Michelin). Ook een mooie kleine haven, ingesloten tussen de rotsen, met een piepklein gezellig pleintje en de obligate horeca ( grootste deel van de dag meestal gesloten). Enkel een kleine wandeling mogelijk, en dus maar (het enige open) terrasje aangedaan. Juist op tijd terug op de boot toen het onweer van de dag in alle uitbundigheid uitbrak. Gelukkig was het tegen 19u uitgezongen en uitgeregend.

We hadden beslist om 2 dagen in Maratea te blijven, om het oude stadje hoog in de bergen te bezoeken. Er was een bushalte op het pleintje, maar geen bussen. Dan maar een taxi genomen aan een redelijke prijs voor een rit die toch 20 minuten duurde. En onder een stralend zonnetje konden we de kronkelstraatjes met stokoude huizen in alle soorten pasteltinten bewonderen en zijn 44 kerken en kapellen proberen te tellen. Wel een probleem om tegen de middag wat te eten te vinden. Ook hier was quasi alle horeca (nog) gesloten. Uiteindelijk, op een terrasje van een pastisserie, een broodje met gesmolten lokale kaas genomen. Lekker. In de namiddag begon de hemel weer serieus te overtrekken, maar de bui van de dag had gelukkig besloten Maratea links te laten liggen. 

Het idyllische haventje van Maratea

Met de taxi terug naar de boot en er ’s avonds, het was weer opgeklaard, voor de eerste keer, buiten kunnen eten .

Dinsdag verder, naar Citraro. Een tocht van 6 uur, volledig op motor. Maar de zon was weer van de partij. De haven van Citraro was een goed uitgeruste, grote haven, maar zonder veel persoonlijkheid, én ver van alles verwijderd.

Citraro

Te lui (en te dom) om onze fietsjes uit te halen, zijn we dan maar tevoet naar de dichtsbijgelegen winkel (Lidl) getrokken. 35 minuten in de hitte  ! Leuk was anders. Maar met het ingeslagen proviand konden we toch terug buiten in de kuip van de boot van een lekker avondmaal genieten. Maar de muggen genoten ook van ons. (De vele regen van de voorbije weken was ideaal om de muggenbevolking te doen exploderen).

De laatste dag van mei zeilden we naar Tropea, onze laatste haven op het Italiaanse vasteland. Een tocht van 50 mijl, of dus nagenoeg 10 uur varen. Zeilden? Met volle moed hijsten we de zeilen, toen we nog maar juist de haven hadden verlaten. En vlug wakkerde de wind aan, van 14 naar 21 knopen. Hoogtijd om een reef te steken. En toen we erna terug verder wilden varen…viel de wind als een baksteen.  Ontgoocheld terug de motor aangezet en rustig verder gevaren. Na de middag, met nog 3 uur voor de boeg, zagen we voor ons vervaarlijk donkergrijze wolken opdoemen. Het dagelijks onweer was weer op het appel. En dit zorgde ook voor terug aantrekkende wind, eerst uit veranderlijke richtingen, maar wat later hadden we een gezonde 4 bft en konden we een uurtje zeilen. Toen klaarde het opnieuw op, verdween het onweer in het niet, en eveneens de daarbijhorende wind. Motor terug aan. En zo Tropea binnengevaren.

De haven van Tropea, incusief wasserette

Een mooie ruime haven, bekwame hulp van het personeel, goede ontvangst in het havenkantoor en, na een snelle inspectie, zeer uitgebreide en propere voorzieningen: mooie propere toiletten en douches, een minisupermarkt en een wasserette. En het stadje lag, als je 196 trappen wil bestijgen, zeer dicht bij. En ook de zon was van de partij. De rest van de dag gespendeerd aan het verkennen van het oude Tropea. Waar we niet alleen waren. Hier was het topseizoen dus wel al begonnen, maar gelukkig nog geen Amalfitaanse toestanden. Afgesloten met een lekker en betaalbaar etentje in l’Osteria Antica Androne, ondergebracht in een 17de eeuwse palazzo (waarvan ze er blijkbaar veel van hebben in Italië). We hebben wel binnen gegeten, want na zonsondergang was het nogal frisjes.

Over donderdag 1/6 moet ik niet veel woorden vuil maken, want we hebben integendeel alles schoon gemaakt. Ann deed overuren in de wasserette en ik heb de boot gekuist. En zo waren we klaar om morgen het siciliaanse grondgebied te betreden.

Van de Golf van Napels naar de Amalfitaanse kust

We hadden Napels gezien en het overleefd. Nu nog ons liggeld betalen aan de bendeleider, die al paraat stond. Ja, de rekening voor 4 dagen is 480€, plus BTW. En onmiddellijk daarop vroeg hij hoe ik ging betalen, cash of met kaart? Toen ik zei dat ik nooit zoveel cash op zak had, schreef hij op een stukje papier hoeveel BTW er zou bijkomen. Maar als ik in cash zou betalen….. En de geldautomaat is niet ver, hij zou er mij met zijn bootje naar toe varen.
Arm Italië. Begrijpelijk dat Napels onvoldoende middelen heeft om de stad deftig te onderhouden. Enfin, wij hebben 105€ bespaard, en zo medeplichtig geweest aan de verarming van Zuid-Italië. Shame on us.

Rond 9u30, onder een stralend zonnetje Napels, en haar maffia, verlaten (de buienradar had voor de hele dag hevige regen voorspeld – buitensmijten, die handel). Gezien alweer geen wind van betekenis op motor koers gezet naar Procida. 

Tegen de middag kwamen we aan in een idyllisch tafereel. Een orientaals ogend haventje, met kubusvormige huizen in alle tinten roze, blauw en geel, tegen een steile heuvel geplakt. Een slaperige kade met een beperkt aantal cafeetjes en restaurants en zeker geen drukke toeristische bedoening.

Procida


En dan hadden wij nog niet alles gezien! Na een fikse wandeling tot op de heuveltop en het versterkte oude stadsgedeelte kregen we zicht op een sprookje: aan de andere kant lag het kleine vissersplaatje Corricella, dat vanop de heuvel de zee indook. Allemaal kleine huisjes, in dezelfde pastelkleuren. En aan de kleine kade vissersbootjes en een paar terrasjes. Onze fotocamera deed overuren. En zalig om dan een terrasje te doen met een fris pintjebij de aanblik van al dat moois. Echt, we zouden hier nog langer willen blijven, een nog niet door de toeristenhordes ontdekte parel. Want er waren hier ook nog leuke strandjes en kleine baaitjes verspreid over het hele eiland. Maar de plicht roept (en vooral de afspraak met de kids in Sicilië). Als wij op 15 juni in Palermo willen geraken mogen we niet teveel treuzelen, zeker niet na een weekje Gaeta. 

Coriccella

Op dinsdag 23 mei lieten we het liefelijke Procida achter ons en koersten we naar Sorrento, grotendeels op zeil, met een wind van 2-3 bft. Heerlijk. De haven van Sorrento, Marina Piccola, bereikten we rond 13u. Inderdaad Marina Piccola, want er was welgeteld 1 ponton, waar er een 12- tal boten konden aanleggen. Tenminste, boten , grotendeels motorjachten, die allemaal minstens 15 meter lang waren. Onze Arwen was een liliputter. Maar dat waren we al gewoon. Geen complexen

zoek de Arwen

De prijs van de ligplaats was wel navenant. En we betaalden dus….een ligplaats. Geen toilet of douche. Ook ergens normaal, want al die megajachten hebben allen ook veel ruimere sanitaire voorzieningen zodat madam en mijnheer voor hun grote boodschap niet van boord moeten. Voor ons zal het dus weer een koffietje gaan drinken zijn om een toilet te vinden.

En voor de rest kan ik maar 1 woord vinden voor Sorrento: overrompelend. En hiermee bedoel ik niet dat deze mooie toeristische “grande dame” een overrompelende indruk op ons achterliet. Niet echt. Maar wij werden letterlijk overrompeld door horden toeristen, en dit in de maand mei! Wat moet dat hier dan in de zomer zijn? Help! En dit geldt voor de hele Amalfitaanse kust. Toeristen, aangevoerd door ferryboten, toeristenbussen (die in file stonden) en cruiseboten. Het was er over. En tot overmaat van “ramp” was de kade, waaraan ons ponton lag ook de weg waarlangs al dat toeristenvee vanuit de ferryboten werd aan- of afgevoerd. Een continue stroom. 

De wellicht mooie, smalle en vroeger typische straatjes van de binnenstad waren nu een aaneenschakeling van toeristenwinkels. Wie koopt dat allemaal? Gelukkig dat we hier maar 1 dag hebben geboekt. We hadden al genoeg gezien. En, om de hoge liggelden te compenseren, terug aan boord gegeten.

Woensdag de “pièce de résistance” van deze wondermooie kust: Amalfi. In de voormiddag rustig, op motor, naar onze volgende haven gevaren. (Uiteindelijk voor de haven van Guido Coppola gekozen, want die was 20€ goedkoper dan zijn concurrent. Achteraf bleek dat de heer Coppola zijn prijzen zonder BTW afficheerde, omwille van de gekende reden…..)

De tocht langs de Amalfitaanse kust was zeker de moeite waard. En voor het prachtige zicht op Positano maakten we graag een omweg tot dicht bij de kust.

Zicht op Positano
Amalfi

En daarna Amalfi. Adembenemend mooi! Een kleine haven, met 3 pontons,  met toch nog veel vrije plaatsen. Guido kwam zelf, toen we hem op VHF hadden aangeroepen, met zijn dinghy tot aan onze boot, maakte hem vast aan onze boot en kwam aan boord. Hij zou de boot zelf aanleggen. Wat misschien ook wel geraadzaam was, want hoe hij onze boot, in de nauwe doorgang tussen een rij vissersbootjes en de boten aan zijn ponton, heeft kunnen manoeuvreren, dat had ons wel een paar liter angstzweet gekost als we het zelf zouden wilden doen. 

En dan tijd voor Amalfi. 

Eerlijk, vanop zee ziet het er indrukwekkender uit dan wanneer je er in het stadje rondloopt. Natuurlijk, er zijn uitnodigende terrasjes langs de kade  en op alle pleintjes (telkens overvol). Er zijn nauwe straatjes en steegjes, al dan niet met trappen of onder bogen, een paar stadspoorten. Maar de ganse stad ademt Toerisme uit, met grote T. En die zijn er terug en masse, toeristen die in de vele hotels in en rond Amalfi verblijven, toeristen die met autocars worden aangevoerd of zelf met de auto urenlang in file willen staan om er te geraken, toeristen die met talloze ferrybootjes worden vervoerd vanuit Positano, Sorrento, Capri, …. of daar naar toe gaan, toeristen die uit cruisecruiseschepen worden geloosd….

(Toeristen-)vee drijven

Maar toch blij dat we er ook eens geweest zijn, en het leverde nog mooie plaatjes op bovendien.

En zelfs Amalfi was nog onder de ban van het kampioenschap van Napoli.

Oorspronkelijk hadden we geboekt voor 2 dagen, want de volgende dag zouden we Ravello bezoeken. Via Googlemaps was dat stadje (3 sterren in de groene Michelingids – “vaut le voyage”) met het openbaar vervoer in 30 minuten te bereiken . Maar wat bleek, door “problemen met het wegdek” konden bussen niet over de normale baan naar Ravello rijden (gewone auto’s wel), en moesten ze een omweg maken waardoor de rit anderhalf uur duurde ! Niet aan ons besteed (we hoorden kwatongen beweren dat dit opgezet spel was om de vele taxi’s meer werk te geven…in Zuid-Italië is immers alles mogelijk).

Enfin, zo had het geen zin om 2 dagen in Amalfi te blijven ( en duur liggeld te betalen) en zouden we morgen verder varen.

Napels, een belevenis!

Donderdag 18/5. Het had vannacht niet geregend. Ik had de avond ervoor de achtertrossen, waarmee de boot aan de kade lag, goed aangetrokken omdat de achtersteven nogal heen en weer bewoog. Dit schommelen was nu verminderd, maar doordat de boot achteraan strak gespannen was, stond ook de mooringline strak aan waardoor er een quasi continu krakend geluid in de voorste slaapkamer te horen was. En dat gedurende de ganse nacht. Er heeft daar iemand die nacht nauwelijks een oog dicht gedaan. En haar ochtendhumeur was navenant….

Daarenboven stond de wekker op 6u.

Iets na 6u30 de trossen los, goed voor een tocht van meer dan60 mijl (12u varen) naar Castellamare di Stabia, voor bij Napels. In zonnig weer. Sinds lang weer eens zonnecrème moeten bovenhalen. 

De dag ervoor had ik pannenkoeken gebakken. Het ontbijt op zee was dus heerlijk. Gezien nauwelijks wind de motor aangezet. De zee was voor ons alleen. Tot aan de Golf van Napels 2 zeilboten gezien, één in elke richting.

Dicht bij Napels toch nog eens geprobeerd de haven van Santa Lucia op te bellen. Er nam waarempel iemand op, die vervolgens een engels sprekende collega moets zoeken. En die laatste wist ons te vertellen….dat ze plaats hadden. Hij sprak een prijs uit, plus taksen, waarvan we bijna omver vielen (wat op een boot wel pijnlijk kan uitdraaien).

Enfin, we zijn maar éénmaal in Napels. We sloegen toe. En zo hadden we onverwachts een ligplaats in volle centrum Napels. Het zal misschien wel très chique zijn, maar we namen er dat dan maar bij. En nog een voordeel: we moesten hierdoor 2 uur minder lang varen, zodat we rond 16u het haventje van Santa Lucia binnenvoeren.

De haven van Santa Lucia
Zicht op de Vesuvius vanuit Santa Lucia

Prachtige setting, met een kasteel dat boven de haven uittorende, (volgens onze gids een must om dit te bezoeken en van op de torens de omgeving te bewonderen – maar het kasteel was gesloten, wegens onveilig….waar hadden we dat nog gezien?) omgeven door leuk uitziende terrasjes en nogal wat grote (voornamelijk motor-) jachten. 

Bij het aanmeren kregen we de hulp van 3 ormegiattori die ons met een motorbootje tegemoet kwamen. En dan een 4de tiep, wellicht de baas van de bende, die ons de nodige uitleg kwam geven. Elektriciteit was er (mits betaling), water konden we ook krijgen (mits betaling), het ponton waaraan we lagen had geen verbinding met de kade, maar geen probleem, er stond dag en nacht iemand klaar om ons met zijn bootje over te zetten. 

En nu, met dat bootje, naar het kantoor van de havenmeester. Nog een paar verrassingen: er was van een kantoor geen sprake, enkel een barak tussen 2 restaurants, de “havenmeester” was diezelfde baas van de bende, mijn bootdocumenten hadden ze niet nodig, en op onze vraag waar het sanitair was kregen we de boodschap dat we maar die van het restaurant moesten gebruiken. Chique jachthaven ???

Hier was er wel degelijk sprake van een veel-prijs-en-weinig-kwaliteit verhouding. Maar we lagen goed en hebben goed geslapen.

De dag erop, vrijdag, was het halfbewolkt en aangenaam warm. Zoals reeds geschreven, hadden we vorige woensdag een hotel geboekt in hartje Napels voor de nacht van vrijdag op zaterdag, in de veronderstelling dat we ver buiten Napels zouden zijn aangelegd. Gezien we niet meer konden annuleren zaten we dus vandaag zowel met een ligplaats als met een hotelkamer opgescheept. Maar gezien de sanitaire “ voorzieningen “ van de haven, kwam dit uiteindelijk niet slecht uit.

Zo verlieten we in de morgen onze goed afgesloten Arwen en gingen we met het bootje van onze zeerovers naar de kade. Vandaar startten we, met wat beperkte bagage over 2 rugzakken verdeeld, onze verkenningstocht door Napels. In onze reisgids hadden we een parcours van 1 dag gevonden, waardoor we door heel het historische centrum konden wandelen. En op dat parcours lag ook de wijk waarin ons hotel lag. Ideaal.

Eerst moesten we nog kennismaken met het Napolitaanse verkeer. Hier gelden speciale regels: voorrang voor de sterkste, een sense unique rij je achterwaarts binnen, een voetganger op een zebrapad wordt juist niet omver gereden, de straat heeft zoveel rijvakken als er auto’s naast mekaar kunnen zigzaggen. Goethe sprak over “Napels zien en sterven”, maar wist dan nog niet dat dit laatste door het verkeer zou worden veroorzaakt. Enfin, het feit dat we dit hier nog kunnen neerpennen, betekent dat we het (amper) hebben overleefd.

Dus onze wandeling. Dicht bij de haven hadden we al onze eerste bezienswaardigheid: het Theatro San Carlo, de oudste opera van Europa zegt men. En daar zagen we een affiche met de aankondiging van een opvoering van het Requiem van Mozart, in een gechoreografeerde bewerking (in coproductie met de Belgische Muntschouwburg). Zouden we? Naar het loket binnen, en er waren nog een aantal goede plaatsen beschikbaar voor morgen.  Dus 2 tickets gekocht. Toch beter dan een rondleiding door de opera.

Dan onze wandeling verder door deze boeiende maar chaotische stad zodat we rond de middag het adres van ons hotel naderden. We kwamen terecht in een rommelige zijstraat. Nogmaals gecheckt of dit wel het juiste adres was van Boetiekhotel La Stanza di Viceré. Toch wel. Op het gegeven huisnummer kwamen we aan een verroeste ijzeren poort, die uitkeek op een binnenplaats met op het einde een vervallen open traphal.  

De spectaculaire ingang van ons boetiekhotel

Na wat zoeken vonden we, op de reeks deurbellen de naam van ons  hotel, op de tweede verdieping. De poort ging open en wij, niet echt op ons gemak en met een sluimerende ontgoocheling, naar het tweede verdiep. Waar we werden verwelkomd door achteraf gezien één van de twee eigenaars. Achter de deur dook er een piekfijn, modern gerenoveerd hotel op met overal nog blijken van de vroegere grandeur van deze 17de eeuwse palazzo. Een verborgen juweel. En ook de slaapkamer was ruim en van alle moderne comfort voorzien, maar met behoud van het antieke beschilderde plafond. We hadden ons dus voor niets ongerust gemaakt.

Het salon
Historisch plafond van onze slaapkamer

De rest van de dag het oude Napel (“Spaccanapoli”) verkend. Hopen toeristen (veel schoolreizen blijkbaar, maar ook groepen schapen die achter een gids met een vlaggetje door de stad strompelden en wellicht alleen maar verlangden naar hun diner in all-in formule op hun cruiseschip).

En overal was het duidelijk dat Napels, voor de derde keer in hun 100-jarig bestaan voetbalkampioen van Italië is geworden. De wit-blauwe kleuren van de ploeg waren echt overal te zien.

De Napoli gekte slaat toe

’s Avonds genoten van een echte Napolitaanse pizza in een restaurant op suggestie van onze hotelier. Voortreffelijk en betaalbaar, dus ver weg van de tourist-traps.

En goed geslapen.

Zaterdag dag 2 van onze ontdekking van Napels. Een regendag (weeral).

Een matig ontbijt (enig minpunt van ons hotel, waardoor we ze geen 5 op 5 konden geven) maar vooral een heerlijke douche.

Rap door de volkswijk Spagnoli gewandeld. Echt niets bijzonders. Armoe troef. Verval. Vuiligheid. En hoogstwaarschijnlijk ’s avonds niet echt veilig. We waren rap weer weg. 

Met de kabelbaan naar het Karthuizerklooster San Martino, dat samen met het kasteel Sant Elmo op het hoogste punt van de stad lag. Kaartjes gekocht voor een bezoek met audiofoon. Met een audiofoon is het de bedoeling dat je het nummertje bij elke bezienswaardigheid intoetst waarna je er een deskundige uitleg over krijgt. Hier liep er echter iets mis want er waren nauwelijks nummertjes te zien. En, o ja, 2 van de 3 museumdelen waren gesloten. Wegens werken…

Maar wat we wel konden zien was meer dan indrukwekkend. Veel koninklijke paleizen hadden hier geen lek aan. De grootste schilders en architecten van  de oude wereld hadden hier van de 15de tot de 19de eeuw hun meesterwerken achtergelaten. Hadden die karthuizers geld ! Met het bezoek waren we toch een paar uurtjes zoet.

Dan een late lichte lunch (het begon al wat te druppelen), wat gewandeld door het niet zo boeiende Vomero, het modernere en chiquere deel van Napels en dan langs de andere kant van de heuvel terug naar beneden, naar de haven. Het was de bedoeling om dit te doen met de kabelbaan, die hier lag. Gesloten, wegens werken. De afdaling, meestal via (honderden) steile trappen kroop in de kleren (of beter: in de knieën).

’s Avonds genoten, in de prachtige opera van Teatro di San Carlo, van een heel speciale uitvoering van Mozarts Requiem. Wonderbaar.

De zondag was gereserveerd voor een bezoek aan Pompeï. Onze online gekochte tickets (uit vrees voor ellenlange wachtrijen, die er niet waren) waren wat teleurstellend: we hadden 30% boven de officiële prijs betaald, de audioguides waren verouderd en niet flexibel en de bijgeleverde kaart was, achteraf gezien,  op verre na niet zo gedetailleerd als die verkrijgbaar  bij de officiële loketten. Afzetters. Italianen.

Maar het blijft een ervaring. Ge raakt er niet op uitgekeken. We hebben er de de ganse dag doorgebracht en moesten ons op het einde nog haasten om tijdig onze audioguides terug in te leveren.

En ’s avonds alweer genoten van een superlekkere Napolitaanse pizza, beschut van de regen, die met bakken uitviel.

Nog maar een paar dagen zeilen en we zitten al vast

Op dinsdag 9 mei lieten we om 8u30 de haven van Nettuno achter ons (we geraken blijkbaar al wat vroeger uit ons bed). Met een aangenaam zonnetje, en nauwelijks een zuchtje wind. Dus bleef de motor de hele tocht aan. Ik had, omwille van het voorspelde kalme weer en om mijn eega te plezieren, een tocht langs de kust uitgestippeld. Niet onmiddellijk de kortste weg, maar zo konden we ook nog iets zien van het vasteland. 

Na 1 mijl kregen we echter het gezelschap van een motorboot van de kustwacht, die ons opriep op VHF. Blijkbaar waren er uitgerekend deze dag militaire oefeningen op zee in dit gebied. Dat we dus aub stante pede, in een loodrechte hoek op de kustlijn , 15 mijl in zee wilden varen, waarna we onze tocht verder konden zetten. En er waren zichtbaar voldoende patrouilleboten op zee om te controleren of we braaf deze instructies zouden opvolgen. Ons rustig kustvaarttochtje veranderde dus in een tocht op volle zee, op motor, inclusief een omweg van 10 mijl. We hadden dus wel tijd genoeg om al die tijdschriften, die we gedownload hadden, te lezen.

Om 15u30 aangemeerd in San Felice de Circeo. Een niet al te grote jachthaven, mooi gelegen tegen een uit de zee opklimmende rots. Vriendelijke hulp van de ormegiattori.  Maar voor de rest was de haven eerder pover uitgerust ( armzalig sanitair blok in een verkommerd gebouwtje, en opletten want niet overal toiletpapier aanwezig), met uitzondering van een luxueus havenkantoor. En nog nooit zoveel betaald ! 

De haven van San Felice de Circeo

Een wandeling van 45 minuten naar de dichtsbijgelegen supermarkt bood ons de gelegenheid om de somptueuze villa’s langs het strand, en dus met privé strand, te bewonderen ( en dus nauwelijks strand beschikbaar voor een modale strandliefhebber, een fenomeen dat we overal zagen langs de Italiaanse kusten). 

De volgende dag regende het (weeral). Geen weer om er een hond door te jagen, laat staan om ons in onze boot drijfnat te laten worden. Dus ons verblijf met een dag verlengd. Tijd om onze blog wat bij te werken. In de late namiddag stopte het effen met regenen en konden we naar het historisch stadje wandelen, boven op de berg. De zon kwam zelfs eens piepen. Maar ook hier waren alle horecazaken nog gesloten, zodat we er niet moesten aan denken om een terrasje te pikken.

San Felice de Circeo

Dan maar terug afgdeaald en een pintje gedronken in de kuip van onze boot en zo toch ook genoten van het zonnetje, wel met een dikke pullover aan.

Donderdag 11 mei waren de weersomstandigheden dan toch voldoende gunstig om naar Gaeta, onze volgende bestemming, te varen. Het eerste stuk op motor maar na een lichte regenbui begon het wat op te klaren en wakkerde de wind voldoende aan zodat we de rest van de tocht op zeil konden voortzetten met een ruimaandewindse koers en 8 knopen wind. Rond halftwee aangemeerd in de Base Nautica Flavio Gioia in Gaeta, bijgestaan door zeer hulpvolle ormegiattori. Ook het onthaal in het havenbureau was supervriendelijk ( en de prijs toch een stuk lager dan die van de vorige haven). Geboekt voor 1 dag, want morgen zouden we doorvaren naar Napels. Nog tijd genoeg om het oude stadsgedeelte te verkennen. Oud dus, maar niet echt spectaculair. 

Gaeta

Terug in de boot alle haven van Napels opgebeld. Normaal gezien is het geen probleem om, zo vroeg in het seizoen, een ligplaats te bekomen. Maar we hadden weer prijs! Dit weekend stond er een of andere populaire zeilregatta op het programma in Napels, zodat alle plaatsen in de jachthavens bezet waren door deelnemende boten. Daarenboven werd er zwaar weer voorspeld, zodat er weinig boten uitvoeren. Er zat dus niets anders op dan ons verblijf in Gaeta te verlengen. En misschien waren er na het weekend wel terug plaatsen vrij, maar dan zijn de voorspellingen van die aard dat we ons bootje liever in de haven lieten liggen. Storm voorzien!


De volgende dag dan maar er het beste van gemaakt. Na een gezellige r3genbui in de ochtend bleef het de rest van de dag relatief droog. Zo wandelden we, op aanraden van de bevallige secretaresse van het havenkantoor, naar de Grotto del Turco.

Grotto del Turco

In feite een diepe overdekte spleet in de kliffen, waardoor je vanop het vasteland diepveneden de zee kunt zien beuken tegen de rotsen. Was vroeger een schuilplaats van de piraten. Spectaculair zicht, na een mooie wandeling. Eén teleurstelling, en niet de laatste van die aard in dit deel van Italië: de befaamde afdaling in de spleet tot aan de zee was afgesloten, tot juni. Maar gezien het vergeelde uitzicht van deze affiche was het niet duidelijk of ze hier juni 2023 mee bedoelden. Italië. Dan maar iets gedronken op een terrasje, met uitzicht opde stranden, diep eronder. En met bijkomende curiositeit dat ze hier een ruime verzameling sierborden met de beeltenis van Il Duce  Mussolini verkochten. Merkwaardig. 

De volgende dag, zaterdag, werden we weer verwend met malse regenbuien, met een temperatuur die nooit boven de 18 graden ging. In de eerste 14 dagen van onze zeilreis hebben we al meer regen gehad dan anders in de hele tocht! En ook de wind begon meer en meer aan te trekken. Ietsje deprimerend. En, o ja, de havens rond Napels waren nog altijd volzet. 

En maar wandelen in Gaeta

Op zondag 14 mei was het moederdag. Bij gebrek aan aanwezige kinderen zou ik dan maar de honneurs waarnemen. Zelfs de weergoden veroonden enige clementie en hielden het grotendeels droog. We konden zelfs een glas drinken buiten, op het terras van de zeilclub. Met een dikke pull aan, wel te verstaan. En dan gewandeld naar de oude stad, waar we een Michelin Bib Gourmand hadden gevonden: restaurant Dolia. Lekker, fijn, enkele Oosterse toetsen begeleidden het menu van variaties op Italiaanse klassiekers. Lekker. Maar er waren slechts 3 tafels bezet. Het seizoen was blijkbaar nog niet begonnen (tenzij in de prijzen van de ligplaatsen…).

Maandag, dinsdag, woensdag: Gaeta in alle variaties van regen. Maar de verwachtingen gingen in stijgende lijn, én de nog altijd bevallige secretaresse van het havenkantoor had zelfs een ligplaats voor ons gevonden, in Castellamare Di Stabia, “dicht” bij Napels. Ze mocht van ons onmiddellijk toezeggen.

Pas terug op de boot bleek, bij nader onderzoek, dat die marina toch nog, met het openbaar vervoer, meer dan een uur van Napels verwijderd was. Toch beter dan niets, en zo konden we toch tenminste Gaeta, waarvan we intussen alle tegels van de voetpaden hadden gezien, achter ons laten. En op suggestie van onze zoon Carl hadden we een hotel voor 1 nacht in Napels geboekt, zodat we de stad deftig konden bezoeken zonder een groot deel van de dag op de bus te zitten. Enfin, we zijn ook maar éénmaal in Napels. En gezien Castellamare dichtbij Pompeï lag ineens ook maar tickets voor een bezoek aan de ruïnes geboekt om eventuele lange wachtrijen te voorkomen. We wilden op alles voorzien zijn.

En we zijn weer vertrokken !

28 april 2023 stond al lang in onze agenda. Back to our second life.

We hebben 6 maand kunnen  genieten van onze kinderen en kleinkinderen, vrienden en familie, van ons knusse huis in Vichte, van het werken in de tuin, van enkele uitstapjes en een geslaagde wintervakantie. Maar stilaan begon het weer te kriebelen, zodat we begonnen uit te kijken naar die vrijdag, 28 april. Onze vlucht lang al lang vast, evenals ons hotel in Rome. Want het plan was om eerst nog een paar dagen Rome te bezoeken, waarna we naar Fiumicino zouden afzakken, om daar de laatste werkzaamheden aan de boot te voltooien.

Het bezoek aan Rome was een voltreffer, alhoewel het weer nogal fris was voor de tijd van het jaar en een regenbuitje ons soms gezelschap hield. 

Waar we vorig jaar, op het einde van de reis, ons hadden geconcentreerd op het oude (Colloseum en Forum Romanum als hoogtepunten) en het nieuwe Rome ( met alle bekende toeristen spots (soms traps) zoals de Trevifontein, de Spaanse trappen, Via Condotti, met winkels van  Armani, Lousi Vuitton, Bulgari, Dior en andere Guccis’s, waar mensen in rijen stonden aan te schuiven om hun geld kwijt te geraken en Trastevere, een vroeger volkse maar nu supertoeristische wijk aan de overkant van de Tiber), legden we nu de focus op Vaticaanstad. Daar hadden we la de volgende dag, 29/4, een gidsbeurt voor de ganse morgen gereserveerd. Voor ons was dit al vroeg opstaan, want om 8u45 moesten we al aan de trappen van Vaticaanstad zijn. Maar het was de moeite meer dan waard.

Hierbij enkele impressies:

In de volgende dagen moesten ook Piazza Navano, het Pantheon (wegens toeloop van volken tijdig gereserveerd tot onze spijt onmogelijk om het te bezoeken, (nogmaals) Trastevere ,  de Thermen van Caracalla en de catacomben van San Callisto er nog aan geloven, maar de avond van 30 mei hielden we het letterlijk voor bekeken, hadden we onze portie cultuur terug binnen en konden we naar de luchthaven van Fiumicino afzakken. Daar wachtte onze huurauto op ons (een electrische Fiat 500 – een primeur want ik had nog nooit elektrisch gereden) om vervolgens naar onze Airbnb te trekken, gelegen op een 3-tal kilometer van de werf Nautilus Marina. Een appartement op de begande grond, met mooi tuintje en terras. Ideaal voor de warme zomerdagen, maar nu was het nog killig. En daarop was de woning niet op voorzien. Geen verwarming, ook niet in de badkamer. Dan maar de , enige, airco in de slaapkamer op 25 graden gezet, en alle deuren in het huis open zodat de warmte tot in de badkamer kon doordringen. Effectief, maar of dit energiezuinig is?

Op 1 mei was de werf dicht (alhoewel de poorten geopend waren, zodat we de boot konden inspecteren en vaststellen dat hij weer volledig opgefleurd was, met een dubbele laag antifouling en blinkend gepolierd). De rest van de zonnige dag de buurt wat verkend, met de auto en te voet. Zelfs het spectakel van een F1-wereldkampioenschap van catamaran-raceboten kunnen meemaken. Indrukwekkend én luidruchtig.

Op dinsdag 2 mei dan dé dag: in de namiddag gaat de Arwen in het water. Altijd spannend. En nu hadden we weer prijs: de motor sloeg wel direct aan, maar er kwam nauwelijks water uit de uitloop. En bij het opnieuw proberen te starten gaf hij geen kik. De mechanieker was gelukkig mee aan boord gegaan en kon onmiddellijk aan het werk gaan. Diagnose na diverse pogingen, uit mekaar halen van de waterpomp en opladen van de startbatterij: waterpomp moest worden vervangen (van bij de start in 2019 hadden we er inderdaad al problemen mee gehad) en ook de startbatterij had de geest gegeven (zij was sinds 2022 niet meer opgeladen geweest en was stilaan tot onder het kritische niveau ontladen). Er is toch altijd iets met een boot…….

Hij beloofde tegen morgen alles in orde te hebben en zou de pomp vervangen door een gereviseerde, wat toch een stuk goedkoper zou zijn. Ik zou zelf voor een nieuwe batterij zorgen ( in een autoshop zijn die toch heel wat voordeliger te vinden dan op een scheepswerf)

En inderdaad, de volgende dag was de boot, in de late voormiddag, vertrekkensklaar, met nieuwe waterpomp en startbatterij en startte de motor probleemloos. Gezien de weersomstandigheden, met een stevige wind die de monding van de Tiber tot een kolkende watermassa herschiep, bleven we die dag nog in de haven ( ze hadden de boot in de rivier aangemeerd, en hebben we de nacht voor het eerst terug in onze vertrouwde kajuit doorgebracht)

Op donderdag voeren we dan, onder een stralend zonnetje en nauwelijks wat wind, probleemloos de Tiber af om via een klein stukje zee aan een ligplaats in de Porto Turistico di Roma aan te leggen. 

Nog 1 dag profiteren van onze huurauto om de nodige mega-inkopen in te slaan. En dan opruimen, plaats zoeken voor al onze bagage, poetsen, boenen, de boot optuigen. En dat onder een stralende zon.

Op zondag, 7 mei, waren we vertrekkensklaar en konden we rond 9u de trossen losgooien en onze eerste zeiltocht van het jaar ondernemen: een trip van een goede 25 mijl, naar Porto di Nettuno.

Het eerste halfuur voeren we nog op motor, maar stilaan begon de wind wat aan te wakkeren en toen die 7 knopen bereikte konden we de zeilen hijsen en de motor het zwijgen opleggen. De wind trok verder aan zodat we aan een snelheid van 7,5 knopen met volle zeilen aan een halvewindse koers door het water kliefden, met slechts een schuchtere “niet te scheef”. Zalig. 

Maar het liedje duurde niet zo lang. Aan de horizon zagen we donkere regenwolken naderen. En het was de luchtstroom onder die wolken die ons die mooie wind cadeau gaf. Maar het werd een vergiftigd geschenk, met eerst een wind die stilaan een kracht van een goede 5 bft kreeg, waardoor we snel een reef moesten trekken en de genua een derde oprollen, en dan gevolgd door een fikse regenbui, waardoor we vliegensvlug nog onze zeilvest, waterdichte zeilbroek en laarzen moesten aantrekken (nooit gedacht dat we die  spullen nog zouden nodig hebben op de Middellandse Zee, maar dus toch wel).

Rond 13u viel de wind, werd de regen motregen en moest de motor terug aan. Om 14u legden we aan in Nettuno. Een mooie, propere haven (maar waar we ook geconfronteerd werden met Italiaanse liggeldprijzen, die snel het dubbele waren van wat we in Spanje hadden gekend). Het middeleeuws, volledig ommuurd historisch stadje, dat vlak aan de haven lag, oogde zeer aantrekkelijk, zodat we het zeker een wandeling waard vonden. Maar het miezerige weer en de vele gesloten terrasjes namen toch veel van de charme weg. 

Laatste etappe voor dit jaar: Italië

3/10: Bastia – Portoferraio (Elba)

Het zou een mooie, rustige tocht worden, op motor. De zon was present, de wind afwezig. We vertrokken op een schappelijk uur, zo rond 9u. We hadden een goede 40 mijl voor de boeg, of dus een 8-9 uur varen.  
Het was 15u30. We waren rustig van het zonnetje aan het genieten, toen plots een raar geluid, een klap en ….de motor sloeg af. Nogmaals proberen te starten, in vooruit, in achteruit, maar de motor weigerde halsstarrig. We zaten dus met een probleem. Eèn van de mogelijkheden zou een touw in de schroef kunnen zijn. Dat konden we uiteraard maar vaststellen door er een kijkje naar te nemen. Van de hele bemanning was er maar 1 vrijwilliger, die een duikje wou ondernemen. Ik dus zwembroek aan, duikbril op en in het, gelukkig warme , zeewater onder de book gedoken. Waar ik onmiddellijk tot mijn afgrijzen  een kluwen van touw rond de schroef zag hangen. En ik vlug naar boven moest om adem te happen. 2 opties: met de radio hulp oproepen of proberen zelf de klus te klaren. Wat denk je? Optie 2 haalde het met meerderheid van stemmen. De rest van de bemanning had bij deze immers geen stemrecht. Ik dus terug naar beneden, een stukje touw vastpakken en losmaken en terug naar boven voor de nodige zuurstof. En terug naar beneden. En terug naar boven, zo een 45 minuten lang. En intussen uitkijken dat de boot niet teveel naar de rotsen van Elba zou afdrijven. Voor eens was ik kontent dat ik, ondanks het herhaaldelijk verzoek (=eufimisme) van Ann, niet dicht bij de kustlijn was gevaren. Gelukkig zat de wind in de goede richting, en dreven we eerder weg van het eiland. En bij elke duik kreeg ik toch iets meer touw los zodat ik eindelijk het laatste stuk van rond de schroef kon lostrekken. Wij konden weer varen! En ik kon weer ademen . 

Het bewuste touw, maar nu niet meer rond de schroef

Rond 18u konden we dan eindelijk de prachtige haven van Portferraio binnenvaren, waar we een zeer mooie plaats kregen, tegen de kademuur, met de terrasjes op reikwijdte. 

Terrasjes in Portoferraio aan onze achterdeur
De wondermooie mooie haven van Portoferraio, een ongekende parel

4/10 was een dagje van genieten, wandelen (met o.a. zicht op het domein waar een zekere Napoleon een tijdje is verbleven – en bij nader inzien beter gebleven was) en van de betere terrasjes genoten (maar minder van de aangerekende prijzen voor een democratisch pintje).

De villa waar Napoleon op Elba werd vastgehouden
Niet alleen kleine zeilboten vinden hun weg naar Elba

5/10: Punta Ala, op het vasteland

Met deze oversteek lieten we veel achter ons: het eilandgevoel, het mooie weer, de mooie haventjes, de romantiek. Enfin, toen we, in Punta Ala, een commerciële marina zonder enige charme, terug vaste voet zetten op het vasteland van Italië wisten we dat het mooie er van af was, en we nu vooral moesten zorgen dat we op tijd op onze eindbestemming Fiumicino zouden geraken. 

Zonsondergang op Punta Ala

6/10 – 18/10: eind van deze etappe

Veel kan ik hier niet meer over vertellen. De kleine havens gaven telkens het bericht dat ze “completo” waren. Wellicht geen zin om nog moeite te doen om buitenlanders te ontvangen ?

Zo moesten we telkens van de ene naar de andere marina varen, met telkens dezelfde desolate aanblik: veel horecazaken en winkels langs de kade, maar quasi allen dicht. En degene die openbleven waren ook niet de meest aantrekkelijke. Dus de bemanning moest zich tevreden stellen met wat de kok van dienst op tafel wou zetten. Wat meestal wel meeviel (hoop ik toch)

En zo voeren we op 6/10 van Punta Ala naar Porto della Maremma en op 7/10 verder naar Cala Galera.

Nog wat genieten van het mooie weer in Cala Galera


Dit was nog een relatief mooie haven, waar we ook 2 dagen zijn gebleven. De nabijgelegen haven Porto Ercole was wel veel aantrekkelijker, behalve voor onze portemonnee. Dan maar te voet naar daar gewandeld, en er ‘s avonds genoten van een meer dan voortreffelijk diner in het restaurantje “Il Restorantino”, waarbij de bediening niet moest onderdoen voor de gastronomisch (maar zeer betaalbare) keuken.

Op 8/10 dan verder gevaren naar Riva de Traiano, een groot deel op zeil. Ook deze marina leed aan het fin-de-saison syndroom. Er waren nog nauwelijks zaken open, maar toch nog 1 restaurant gevonden dat de moed had om fatsoenlijk eten te serveren (maar dan wel tegen een serieus prijskaartje). Dan de volgende dag wel onze fietsjes genomen en de nodige inkopen gedaan in een supermarkt na een 10 minuutjes fietsen, om de plaatselijke horeca toch niet verder te sponsoren en ons reeds serieus gestresseerd reisbudget wat te ontlasten.

Riva di Traiano

Een paar dagen, omwille van de weersomstandigheden, in deze haven blijven liggen. En intussen al begonnen met de opruimingsactiviteiten. De dinghy ligt nu ook al in de achterkajuit, waar, ooit, Evelyn een ruime slaapkamer ter beschikking had. Het einde nadert ( toch van deze etappe).

De slaapkamer van Evelyn
Slaapkamer wordt nu terug bergplaats

Morgen, 11/10 varen we naar Fiumicino (Porto Turistico di Roma) waar we de boot gaan aftuigen en winterklaar maken. Om dan vrijdag, 14/10, de Tiber op te varen naar Nautilus Marina, waar hij uit het water gaat, en tot eind april , volgend jaar, op ons mag wachten voor volgende avonturen ( Met Korfoe als volgend einddoel).
We hebben nog een hotel in Rome geboekt voor 3 dagen, zodat we deze prachtige stad toch al voor een stuk gaan kunnen verkennen (de rest is voor april, volgend jaar) en op 18/10 nemen we dan de vlucht naar België, en naar onze (klein)kinderen. Die we toch een klein beetje veel hebben gemist🥰.

Onze zeiltocht tot nu

20/9 – 2/10: CORSICA, deels met passagier

20/9: La Maddalena – Bonifacio
De tocht van La Maddalena naar Bonifacio was één als uit de boekjes. Zonnig weer, een goede wind, langzaam aantrekkend van een lichte 2 tot een kleine 5 bft, maar vanuit de goede, zijdelingse richting zodat we de volledige tocht op zeil hebben kunnen varen. Met als kers op de taart een prachtig zicht op Bonifacio, één van de spectaculairste views ever. Het stadje torent hoog op de kliffen, uitziend over de zee. En dicht bij de haveningang lag een cruisezeilboot, een 4-master klipper. For the happy few.

Bonifacio, met een zeilcruiseschip op de voorgrond


 Maar onze eigen cruiseboot kon tenminste in de haven, terwijl onze grote broer buiten moest blijven. En die haven binnenvaren, dat is pure chaos. Uiteraard werd er niet op onze oproep via VHF gereageerd. Er waren een 5-tal boten vóór ons, die ook een plaatsje hadden gereserveerd, en even vruchteloos via VHF de haven aan het oproepen waren. Tot er een motorboot, met stoere Corsicaanse macho’s, langs ons kwam varen en teken deed dat we hen moesten volgen. Een ligplaats werd ons aangeduid. That’s it. Op onze vraag om wat hulp te krijgen bij het aanmeren (met een 5 bft is dit niet zo eenvoudig) kregen we te horen dat we moesten rekenen op “onze voisins”. Bij onze eerste poging lukte dit niet echt (bij een stevige wind is het moeilijk om een touw door een ring, aan de kade bevestigd, te steken en terug aan boord te brengen. Bij een tweede maneuver kregen we dan toch de hulp van een collega schipper ( het was een jongedame, moet je dan schipster zeggen?) en zo geraakten we dan toch aangemeerd. En we lagen daar goed, midden in een goed beschutte haven (alhoewel we continu een noorderwind te verduren kregen), dicht bij ontiegelijk veel horecazaken rond de haven, en met een prachtig zicht op het hogergelegen Bonifacio. Uniek. (Maar niet echt te spreken over de sanitaire faciliteiten, ondergebracht in roestige containers achter het nochthans zeer moderne bureelgebouw).

 
21/9: poetsdag in Bonifacio.

We hadden maar weinig tijd voor een bezoek aan Bonifacio. De boot moest immers worden klaargemaakt voor hoog bezoek: morgen zou Evelyn hier een week verblijven, en daarvoor diende de tweede kajuit, tot nu toe dienstig als bergplaats voor zeilen, kussens, reddingsvlot, barbecue, …, te worden getransformeerd naar een volwaardige slaapkamer. Met veel puzzelen zijn we er uiteindelijk wel.in geslaagd (nb: ongelofelijk, maar we hebben alles zo ver moeten we wegstoppen dat we achteraf nooit onze hoes voor het stuurwiel hebben teruggevonden….) en konden we nu uitkijken naar de komst van onze eerste, en hopelijk niet de laatste, passagier aan boord. Na gedane arbeid toch nog tijd gevonden om boven op de klippen een wandeling te maken met prachtig uitzicht op de zee die soms turkoise, soms lichtblauw en dan weer donkergrijs kleurden, en klotste tegen de zandkleurige klippen. En met een even schitterend uitzicht op het stadje. Het bezoek aan Bonifacio bewaarden we tot morgen, om het samen met Evelyn te ontdekken.


22/9 Bonifacio met onze eerste passagier


Evelyn zou met het vliegtuig landen op Figari om 9 u. Normaal zou ze dan een taxi nemen naar Bonifacio. Wij hadden echter al gemerkt dat een auto voor 1 dag huren nog goedkoper was dan die taxirit . En in de Europcar- vestiging in Bonifacio hadden ze, ondanks negatieve resultaten op onze online search, nog een auto vrij. En zo ‘s morgens vroeg naar dat bureau ( in feite een krot met een stofferige parking) en een auto gehuurd. We waren mooi op tijd, na een rit van 25 minuten, om ons aan de aankomsthall op te stellen en Evelyn te verrassen. Het weerzien was superleuk, en ontroerend. Zo terug naar Bonifacio. Na een kleine beraadslaging beslisten we om de huurauto onmiddellijk in te leveren, want de kosten voor parkeren zijn er torenhoog, en op het programma stond toch een wandeling door Bonifacio en omgeving. Van een korte-termijn-huur gesproken. 

Onze eerste passagier 🥰

Samen met Evelyn , na een uiteraard uitgebreid ontbijt aan boord, een groot deel van de dag Bonifacio verkend ( echt indrukwekkend voor iemand, die hier nog nooit geweest is) en vervolgens nogmaals de wandeling langs de kliffen, en dit onder een stralende zon.

‘s Avonds ons eens laten gaan en zeer lekker gaan eten in restaurant Da Passano, dat aangeraden wordt in de Michelin. Een blik op de kaart vertelde ons dat het nog redelijk betaalbaar was. Maar bij het nuttigen van ons aperitief kwam men ons hun “systeem” uitleggen: hier kwam men om gerechtjes te sharen (OK voor ons), maar dan wel met de vereiste dat er minstens 2 gerechtjes per persoon zouden worden besteld. OK, we hebben lekker gegeten, maar….

23/9: ook de volgende dag was één uit de boekskes.

In de voormiddag koers gezet, op zeil met een leuke 3-4 bft naar de Lavezzi eilanden, een uurtje varen vanuit Bonifacio, waar we konden voor anker gaan in één van de talrijke supermooie baaitjes. Ideaal om te snorkelen.

Evelyn heeft er zin in

Wat Evelyn en ik naar hartelust hebben gedaan. En we onder water ook zagen dat onze kiel maar een 2-tal meter verwijderd was van een grote rots. Oef dus.

Voor de rest een heerlijke dag. In de latere namiddag dan verder gezeild naar het ons reeds bekende Santa Theresa de Gallura. ‘S Avonds een heerlijke pizza gaan eten in restaurant Il Grottino. Sinds zeer lang steeds buiten te hebben gegeten, zochten we nu binnen een plaats, want de avonden werden kouder. Ook de verdere meteoberichten zagen er niet echt goed uit: de Mistral uit Zuid-Frankrijk zou de eerstvolgende dagen opnieuw inbeuken op de westkust van Corsica, en zo ook zijn weg vinden in de Straat van Bonifacio. Ons oorspronkelijk plan om wat tussen de Maddalena-archipel te toeren, om vervolgens af te sluiten in Bonifacio of Porto-Vecchio kon niet doorgaan. We wilden Evelyn wel wat zeilvakantie gunnen, maar we mochten toch niet overdrijven, hé! Zo beslisten we om de volgende dag al terug naar Bonifacio te varen, en dan verder hogerop langs de Oostkust, die beschut was tegen de Mistral.


24/9: Santa Theresa – Bonifacio.

Op motor wegens geen wind en regen bij aankomst. En het heeft er quasi de ganse dag geregend. Voordeel: zo geraakte onze boot eens afgespoeld (want wegens de daar vigerende droogtemaatregelen mocht niemand nog zijn boot wassen – wat wel straal genegeerd werd door al die gasten met hun toeristenbootjedie die iedere dag lekker fluitend overvloedig hun boot schoon spoten). Nadeel: vandaag waren we 40 jaar getrouwd, en dit gingen we normaal gaan vieren in een lekker restaurant. Maar de regen en de daarbijhorende kilte ontnam ons alle goesting om op een , overdekt maar onverwarmd, terras met 2 dikke pullovers aan ons, goed betaald, eten koud te zien worden, nog voordat we de eerste hap hadden kunnen proeven. In onderling overleg dan maar besloten om in de boot een flesje champagne te ontkurken en zelf te koken (het werden Griekse balletjes met zuiderse tomatensaus en pasta – ook lekker).

40 jaar getrouwd


25/9: Bonifacio – Solenzara.

Vandaag zouden we naar Porto-Vecchio varen. Het was de laatste dag dat we nog konden uitvaren, want voor de dagen erna werd zwaar weer voorspeld. Ik had een dag ervoor al een mail verstuurd naar de havenmeester die antwoordde “ dat ze geen reservaties meer opnamen, maar dat er plaats was voor onze boot” .
We vertrokken met zon en weinig wind, en dus op motor. Maar na een uurtje konden de zeilen worden gehesen en de motor uit. Ideaal. Maar die grijze wolk achter ons werd groter en groter en kwam dichter en dichter. Neen, we zouden het niet droog houden. En de wind wakkerde aan. Ik dacht onmiddellijk aan het verhaal van Belgische collega-zeilers, een paar weken geleden, die ook met een onverwacht onweer waren geconfronteerd, gepaard met rukwinden van meer dan 50 knopen, die zo snel waren opgekomen dat ze geen tijd hadden gehad om hun zeilen te reven of neer te halen. Gevolg: de giek werd er afgeblazen en het grootzeil gescheurd. Gelukkig kwamen ze er voor de rest met de schrik van af. Kortom, geen risico’s en dus maar genua ingerold (grootzeil was al gereefd) en motor terug aan. De regen kwam er zeer snel en zeer intens, de wind hield het echter op niet meer dan 22 knopen, wat dus meeviel. En een paar mijl vóór Porto-Vecchio begon zowaar de zon weer te schijnen. Wij dus met zonnig gemoed de grote baai van deze haven binnengevaren en in het zicht van de haven met onze VHF de havenmeester opgeroepen. Neen, geen plaats, de haven was volzet. Blijkbaar hadden nogal wat zeilers ook naar de voorspellingen gekeken en ofwel in Porto-Vecchio blijven liggen of nog vlug naar deze haven een plaats gezocht. 

Voor ons zat er dus niets anders op dan terug de baai uit te varen, en naar de volgende haven, Solenzara, te varen. Vlug een koers uitgestippeld waaruit bleek dat het juist geen 20 mijl varen was. Het was iets vóór twee uur, dus die afstand konden we er wel nog bijnemen. Maar de zee begon wel woelig te worden, met golven van anderhalve meter, die gelukkig van achter kwamen. De wind was grotendeels gaan liggen, zodat de motor terug zijn werk moest doen. Het werd nog even spannend toen we , iets voor 18u, de ingang van de haven naderden. Die was zeer nauw, en lag volledig open voor de aanstormende golven. Als we bij het binnenvaren zo een golf zouden pakken, liepen we het risico van tegen de zijkant van de pier te worden gekwakt. Gelukkig konden we juist een pauze tussen 2 golven benutten en konden we, met volle snelheid door de nauwe ingang koersen en daarna van de rust genieten van een voor de rest zeer beschutte haven. Het was me het dagje wel.

Toch nog goed afgesloten met een superlekker gastronomisch etentje , ons uitgesteld 40-jaar-getrouwd-diner, op het terras (ja, het was terug warm genoeg om ‘s avonds buiten te eten) van het restaurant “l’Annexe”, op aanraden van de havenmeester. 

26/9 – 2/10: Solenzara.

Nu zaten we hier met Evelyn, in Solenzara. In Porto-Vecchio zaten we nog dicht bij de luchthaven van Figari, waar ze op 28/9 het vliegtuig terug naar huis zou nemen. Nog betaalbaar met taxi. Vanuit Solenzara was dit echter niet onmiddellijk een optie. Dan maar een plan B uitgewerkt. Er was een afdeling van Herz in het dorp, en die hadden warempel nog een auto beschikbaar. En zo konden we twee vliegen in een klap slaan: met de auto konden we Evelyn nog een stuk van Corsica tonen én haar op 28/9 naar de luchthaven brengen. 

In de voormiddag nog wat rondgewandeld in het gezellige Solenzara, naar het lokale marktje geweest, naar het toerismebureau wat informatie over de streek (veel wandelmogelijkheden) bijeen geraapt en dan de auto opgehaald. En die konden we al goed gebruiken. We hadden een mooie wandeling uitgekozen, die vertrok van het 8 km verder gelegen bergdorpje Sari. Pic-nic klaargemaakt, en zo met onze Renault Megane op een kronkelige bergweg naar Sari. Het was een mooie wandeling, grotendeels door bossen, zodat we voldoende beschut waren van de nog steeds volop schijnende zon.

Picnic op de Monti Santu

Het hoogtepunt was de top van de Monti Santu, een kleine 600 meter hoog. Ook ideaal plekje om te picknicken, met zicht , langs de ene kant, op het prachtige bergmassief van de Bavella en langs de andere kant op de grillige kustlijn. Iets vóór de top hadden we in het voorbijgaan een afsplitsing gezien met een pijtje “trajet facile”. Al snel bleek waarom: toen we na het eten onze tocht wilden verder zetten stuitten we op een diepe spelonk waar klimijzers ons toelachten. Zouden we of zouden we niet? Toen we zagen dat de enkelingen die deze weg namen allemaal met klimmateriaal waren uitgerust, bleek onze naam Haas te zijn. Dan maar teruggekeerd en het “Trajet facile” genomen, wat ook nog geen lachertje was. Maar het was een prachtige wandeling.

Het ”Trajet facile”

27/9 bezoek aan Corte.

Corte is nog de hoofdstad geweest van Corsica, toen het eiland gedurende 16 jaar onafhankelijk is geweest (1755-1769), waarna het door Frankrijk werd ingelijfd. Het is een zeer mooie stad, hoog in de bergen gelegen, met een authentiek en zeer gezellig historisch centrum. Prachtig.

Corte, het authentieke historisch centrum van deze oude hoofdstad

Een geslaagde uitstap, ook de weg ernaar toe, die grotendeels de Tavignano-rivier volgde, die door een diepe vallei stroomde.

En ’s avonds kwamen de eerste regenwolken, maar de zon bleef schijnen in Solenzara

28/9: Porto- Vecchio en afscheid van Evelyn (snik).

Vandaag dus afscheid van Evelyn. De natuur treurde blijkbaar mee, want het begon te regenen. De vlucht van Evelyn vertrok pas om 20u30, zodat we nog tijd hadden om, ondanks de regen, nog een bezoek te brengen aan Porto-Vecchio ( maar uiteraard niet aan de onbetrouwbare havenmeester……). Het stadje ontgoochelde toch een beetje, 

misschien ook omdat het geen mooi weer was. Zeer veel, dure horecazaken, dat wel, en veel toeristen. Maar na het wondermooie Corte was de stad toch niet echt bekoorlijk te noemen. Gelukkig hield het op met regenen en begon in de namiddag zelfs de zon weer te schijnen, zodat we met Evelyn nog een laatste terrasje konden aandoen voordat we verder naar Figari reden en afscheid moesten nemen van onze, zo welkome, passagier. (NB: haar vlucht naar Charleroi vertrok uiteindelijk pas om 22u, zodat ze pas om 2u15 is thuisgekomen, het dutske)

29/9-2/10 Solenzara.

We zijn uiteindelijk, omwille van de weersomstandigheden,  3 dagen in Solenzara gebleven (op 30/9 teveel regen, en we waren al eens goed uitgeregend, dus voor ons hoefde dat niet meer, en op 1/10 kwam de wind echt uit de verkeerde richting om de 55 mijl naar de volgende haven, Bastia, te varen). Dit was nu wel zonder auto, want die hadden we op 29/9 al terug ingeleverd ( het geld groeit niet op onze rug, hè). Wat gewandeld, geklust, de was gepleegd, wat op de blog geschreven. Echt vervelen doen we ons nooit. 

De Arwen in Solenzara bij avondlicht

2/10: Solenzara – Bastia

Het was terug een warme, zonnige dag. En de wind was ( spijtig genoeg volledig) verdwenen. Het was dus aan onze motor om de afstand van 54 mijl naar Bastia, onze laatste pleisterplaats op Corsica, te overbruggen. Bastia ligt bijna helemaal in het noorden van Corsica , juist onder Cape Corse. En via de VHF kregen we continu gale-warnings over Cape Corse. Was het echt wel aangewezen om nu naar Bastia te varen? Volgens de diverse windkaarten zou die storm (de mistral) niet verder geraken dan het Noordwesten van Cape Corse, en dus Bastia, in het Noordoosten, niet bereiken. Maar misschien zouden de golven dat wel doen. En Bastia is bij de zeilers gekend als een zeer woelige, zelfs gevaarlijke haven bij veel wind of hoge golven. Dus begon de twijfel. In Bastia konden we ook geen plaats reserveren. We konden ook niet bellen of er nog plaats was, want in het weekend is er daar niemand. Nog een schepje twijfel bij. Misschien was het aangewezen om toch niet verder te varen dan Taverna, halfweg tussen Solenzara en Bastia? Maar op onze mail van de vorige dag had ik antwoord gekregen dat de haven vol zat. Misschien was er nog een plaatsje aan het tankstation. De zak twijfel werd verder gevuld.

En dus vertrokken we, met een niet al te gerust gevoel richting Bastia, met als plan A te stoppen in Taverna……Waar er al een, gvd Hollandse, boot aangemeerd lag aan het tankstation en er dus voor ons geen plaats meer was.

Terug de haven uitgevaren en dan, met de moed der wanhoop, verder door naar Bastia. Zou er nog plaats zijn? Indien niet, zouden we in de voorhaven nog aan een boei kunnen aanmeren? Of wordt het een nachtje ankeren – en dus niet slapen. En hoe zouden de golven zijn? Er was daar iemand aan het stuur, die zich lichtjes (=eufimisme) zorgen begon te maken.

Enfin, rond 17u naderden we de haven van Bastia. Lap, daar ging er juist een zeilboot binnen. Weer een plaats minder voor ons. En lap, nog ene die rapper was dan ons. En juist toen we wilden binnenvaren nog juist voorbij gestoken door een arrogante (verbeelding) Duitser met een boot, die anderhalf keer zo groot was als de onze. Met een klein hartje de haven binnengevaren. En, wonder o wonder, aan de kade zagen we nog juist 1 plaats vrij: die Duitser had wellicht gedacht dat dit voor hem, met zijn slagschip, te klein was, was de haven verder ingevaren maar wellicht geen plaats gevonden en was juist achteruit aan het maneuvreren, misschien toch richting die ene vrije plaats??? Maar nu waren wij wel in de beste positie om aan te leggen, en namen wij in alle rust de laatste plek voor onze rekening. 

En geen golven te bespeuren. Die zak twijfels werd onmiddellijk overboord gegooid.

Nog een korte wandeling door Bastia (10 jaar geleden waren wij hier ook al een vakantie, maar dan met de auto, gestart – maar dit is een ander verhaal).

‘s Avonds met een gerust gemoed nog eens lekker gegeten in een restaurantje op de kade, met uitzicht op zee, en gerund door een vurige Corsicaanse, die met elke klant (waarvan ze de helft persoonlijk kende)  een babbeltje sloeg. Zalig.

‘s Nachts hoorden we aan het trekken van de touwen, bij een nochtans kalme zee, dat het hier inderdaad, bij woelig water, niet echt aan te raden is om hier aan te meren. 

En dit was ons laatste verblijf in Corsica. Morgen wordt het terug pasta en pizza, want we gaan terug naar het land van de Italianen (al wordt onze volgende stop wel een eiland, het ons onbekende Elba). 

Sardinië fase 2

28/8 – 2/9: verkenning Sardinië met huurauto
Iets over de middag van 28/8 landden we op Alghero, waar we een auto hadden gehuurd. De goedkoopste, want de prijzen van huurauto’s zijn de vorige maanden werkelijk de pan uitgevlogen. Wij tuften dus met een Fiat Panda de parking van de luchthaven uit. Koffer was juist groot genoeg voor onze handbagage. Gelukkig zaten er een motor, stuur en remmen in de auto, want voor de rest was de uitrusting minimaal. Maar het wagentje reed, was door de afmetingen handig om te parkeren en door kleine straatjes te rijden, kortom, hij voldeed aan wat we nodig hadden. 
Het terugzien van de boot was zoals verwacht: het had blijkbaar een paar keer geregend, vanuit het zuiden. Het saharastof plakte overal, en onze witte boot had nu een duidelijk oranje tint. Gezien te vuil om zelfs in de kuip te zitten, hebben we dus eerst de boot volledig gekuist. Met een temperatuur van 30 graden en meer, een constante voor de hele volgende week, was dit niet echt een lachertje.

De volgende dag, 29/8, met ons karretje richting zuiden gebold. We hadden 2 dagen geboekt in een Agriturismo (“La Baida”) in Pula, maar wilden toch eerst nog eens langs Oristano passeren om een nieuwe poging te ondernemen om de archeologische site Tharros te bezoeken. We zijn er geraakt, maar terug, met die hitte was het echt niet meer aangenaam, zodat we het bezoek aan deze prachtige site eerder snel hebben afgehaspeld.

Tharros, overblijfselen van een Romeinse stad.

Toch interessant. Het schiereiland waarop deze site is gelegen is ook zeer mooi, met prachtige wandelmogelijkheden, maar terug die hitte… 
In de zeer late namiddag, wegens de vele wegeniswerken op de autosnelweg, dan eindelijk aangekomen op ons agroturismo. Normaal betekent dit een verblijf op een boerderij, maar van dit laatste was er niet veel meer te merken. Enkel grote, leegstaande serres lieten ons vermoeden dat hier vroeger nog tuinbouw werd bedreven. Nu was er echter een complex met een groot restaurant, met nog groter buitenterras, een grote stookplaats ( waar ‘s avonds speenvarken aan het spit werd geroosterd, zoals we de volgende dag ook hebben kunnen proeven), en 2 gebouwen met in totaal 9 ruime, goed uitgeruste slaapkamers, elk met eigen terras, en met airco! Het was ook niet echt goedkoop, maar prachtig gelegen, op een zeer groot domein. Enkel het ontbijt viel wat tegen. 

Ontbijt valt wat tegen, maar goedgemaakt door het prachtige kader


Gezien het restaurant van de agroturismo de maandag gesloten was, dan maar naar de dichtsbijgelegen pizzeria van een lekkere pizza genoten. Italiaanser kan niet.

Op 30/8 een volledige dag uitgetrokken om Cagliari te bezoeken. Eerlijk gezegd, dit viel wat tegen. De hoofdstad van Sardinië heeft wellicht zijn charme, de havenwijk is een aangename locatie dankzij de gebouwen met gaanderijen langs de kade (wat ons een beetje aan Korfoe deed denken), maar het historisch centrum ligt er eerder verkommerd bij, versleten of gesloten musea, weinig tot geen horeca (en dus geen leuk terrasje) en vooral: veel auto’s, die zonder enig respect voor voetgangers door de smalle straatjes raasden.

De gaanderijen aan de haven van Cagliari

Een terrasje vonden we uiteindelijk wel in de benedenstad waar we, bij een drankje, vergast werden met een bord vol diverse hapjes. Misschien betaalden we wel wat veel voor de drankjes, maar zo spaarden we ongewild wel de lunch mee uit. 
In de vooravond terug naar La Baida, met eerst een bezoek aan Pula, een bekende badplaats, met hopen villa’s van de beau-monde, verscholen achter muurtjes en haagjes, maar toch ook een paar grote leuke stranden, met prachtige uitzichten (en leuke terrasjes, waarvan er toch een paar corona niet hebben overleefd). Maar ge moet ze wel weten te vinden, want van bewegwijzering hebben de Sardientjes geen kaas gegeten. 
‘s Avonds  dan de piéce de rèsistance: het diner in het Agroturismo, dat blijkbaar een zeer grote weerklank had. Bij de boeking, en het consulteren van de website, had ik mij een gezelligge bbq voorgesteld, onder de gasten van het agroturismo. Maar wat bleek: van heinde en verre kwamen, vooral inboorlingen, naar La Badia om van dit all-in diner te proeven. We schatten dat er minsten 150 personen aanwezig waren. Maar het was dan ook echt de moeite waard: een uitgebreid bord met heerlijke antipasti, warm en koud, alles zelfbereid door La Mama van het huis, dan de pasti (2 soorten), dan een bord met stukjes superheerlijk geroosterd speenvarken, gevolgd door een fruitschotel en afgesloten met een limoncello. We konden begrijpen waarom er zoveel volk op af kwam. En dit aan een schappelijke all-in prijs, dranken inbegrepen. 

Wie gaat al die zwijntjes eten ?
We waren niet alleen om speenvarken aan het spit te eten


31/8: Carloforte op het eiland San Pietro.
Van collega- zeilers hadden we vernomen dat de haven Carloforte één van de mooiste van Sardinië was. Gezien we niet de tijd hadden om rond het volledige eiland te varen, was dit dan één van onze hoofddoelen van onze autotrip. Daarvoor moesten we eerst naar het schiereiland Sanantioco, en dan de ferry nemen naar San Pietro. De rit naar Sanantioco was prachtig, grotendeels langs de kustlijn. Sanantioco zelf was eerder teleurstellend, en in het bekende “ondergrondse dorp” (oude catacomben, die tot in de jaren zestig nog waren bewoond), geraakten we niet binnen. Er zat niemand aan de ingang. Italië…….
En dan wat verder gereden naar de ferry, waar we inscheepten, met ons klein Fiat Panda’tje, naar Carloforte, een tochtje van 25 minuten. Carloforte bekoorde ons onmiddellijk bij het binnenvaren. Het gaf ons een echt (klein)eilandgevoel, met een ferryhaven, en daar rond, een rits terrasjes op de kade, en een uitnodigend klein stadjes daar achter. Ook ons hotel, Nichotel, was super, echt een boutiquehotel, dichtbij de kade, met alle comfort (vooral stille airco en zeer goede geluidsisolatie, wat één van onze belangrijkste aandachtspunten is geworden).

Het pittoreske Carloforte


Spijtig genoeg was er de volgende plaats geen vrije kamer meer. We waren zo bekoord door de charmes van het eiland (door wat zouden we anders nog bekoord kunnen/mogen worden?……) dat we hadden beslist nog een dag langer te blijven. Niet getreurd, en dan een B&B geboekt in Villa Valu, ook midden in het havenstadje, met even goede faciliteiten. Intussen hebben we de hele dag met ons autootje het eiland doorkruist, (één dag is genoeg), voor eennaantal, onaangekondigde, gesloten deuren gestaan (Italië 🤫?), maar vooral zeer mooie natuur en strandjes gezien. 

Er is hier iemand aan het genieten van al dat moois


Oh ja, de eerste avond gegeten in restaurant Nicolo ( bib gourmand in de Michelin): teleurstellend, te commercieel en totaal geen aandacht voor de klant: wij waren nog bezig om onze rode wijn te bestellen, ons voorgerecht was nog niet op, en daar kwamen ze al met het hoofdgerecht. Teruggestuurd. De manager kwam zich wel excuseren, maar een kwartier later kregen we het zelfde, lauwe, bord voorgeschoteld.  (Italië 🤫?). De volgende avond gingen we dan gaan eten in een volkser restaurant, ver van de kade, met de hoop om daar iets prijsvriendelijker te kunnen eten. De service was supervriendelijk, veel beter dan bij Nicolo, zodat we ons lieten vangen aan hun suggestie…..en 35€ betaalden voor 1 visje voor 1 persoon. We hebben uiteindelijk nog meer betaald dan bij de Michelin-bib gourmand.  (Italië 🤫?).


2/9: De volgende dag, uitgeschud, met ons miniatuurautootje de terugreis aangevat, met enkele tussenstops (Het mooie en sympathieke middeleeuws stadje Iglesias, en het niet noemenswaardige Tresnurragihia, maar waar ze een lekkere Malvasina schenken) en langs een wondermooie kustweg (vooral het deel tussen Bosa en Alghero) terug naar Fertilia gereden.

Het zonnige Iglesias

Nog op tijd om de havenmeester te zien, die ons stellig beloofde dat morgen ons herstelde grootzeil zou worden geleverd. Bbq aan boord en minimaal gebruik van de sanitaire “faciliteiten” van de marina. Morgen zouden we sowieso afvaren naar Aquatica Marina in Alghero, met treffelijke douches.


3/9: spoiler: het grootzeil was er niet! Big problem! Al jeremiadend kwam de zeilmaker, vergezeld van de havenmeester ons, na lang wachten, vertellen dat hij al 2 maanden de 2 nodige katrollen voor het bijkomende reefsysteem had besteld, maar dat ze niet werden geleverd. Snik.  (Italië 🤫?). We hebben hem dan, na veel parlesanten in italo-english, kunnen duidelijk maken dat wij het derde rif nooit gebruiken,  en hij dus gerust die katrollen kon gebruiken voor het eerste rif. Die arme man was nog nooit op dit idee gekomen. Hij zou er het ganse weekend aan werken en maandag zou het klaar zijn (hier werd ons laatste portietje optimisme uit de voorraad gehaald). En, gelukkig dat we deze marina achter ons konden laten, dan in de namiddag de baai overgestoken naar onze bekende ligplaats in Alghero. Konden we weer een treffelijke douche nemen. 


3-4/9: het weekend brachten we door in Alghero, onder een loodzware hitte (32 graden in de schaduw), wat wandelen in dit wondermooie stadje en voor de rest schaduw opzoeken op onze boot (en wat aan de blog werken). 

Nog een zicht op de oude binnenstad van Alghero. Italiaanser kan niet.

5/9: komt het zeil er?

Het bleef even stikkend warm. We bleven in de nabijheid van de boot, enkel wat boodschappen doen, en – hoe kun je het raden – een terrasje, want wij waren in blijde verwachting van een gerepareerd zeil. Maar het verlossend telefoontje bleef wel lang uit. Terug gebeld naar onze vriend Bobo in Fertilia, en die kon ons verzekeren dat het zeil nog vandaag geleverd zou worden. En uiteindelijk, rond 18u, daagde de supergestresseerde zeilmaker op, met ons zeil. Een vlugge controle verzekerde mij dat de reef wel degelijk OK was. Oef. We zullen weer kunnen zeilen met een gerust hart. Maar het grootzeil bevestigen zal een werk zijn voor de volgende dag. 


6/9: de ganse dag grotendeels gespendeerd aan de boot zeilklaar te maken. s’Avonds toch eens gaan eten in het restaurant Aquatica, van de Marina, op 100 meter van onze boot. Voorgerecht (6 verschillende hapjes) was superheerlijk, maar de traditionele Fregola met zeevruchten viel wat tegen. We worden stilaan wel zeer kritisch….


7/9: eindelijk weer eens echt op zee, maar nauwelijks windWe vertrokken relatief vroeg (8u) uit Alghero, want we hadden toch een kleine 40 mijl voor de boeg om Stintino te bereiken. Er was weinig wind om ons te verfrissen, zeker niet voldoende om, na een paar vertwijfelde pogingen, te zeilen, zodat we quasi het hele tracé op motor hebben afgelegd. Wel een zeer mooie kustlijn, en toch met wat spanning, want de passage van Fornelli, tussen het vasteland en het eiland Assinara, is maar 3 meter diep op bepaalde plaatsen. Dus wat opletten geblazen, maar dankzij het rustige weer verliep alles zeer vlot en konden we rond 15u aanmeren in Stintino. Kleine jachthaven, voorzien van basic-faciliteiten. Dus sanitair in container, met sleutel die enkel tijdens de werkuren te bekomen was. Gelukkig hadden wij onze darmen al lang onder controle, want deze toestanden zijn legio in Sardinië.

de gezellige haven van Stintino


8/9: Stintino: 

Klein gezellig stadje, maar toch met heel wat horeca, want dit haventje was het uitgangspunt voor dagtochten naar de stranden van Assinara. De jachthaven lag wel een heel eind van het centrum, zodat we gelukkig onze fietsjes hadden bovengehaald. De wekelijkse markt in het kleine centrum ging die dag niet door, want het was juist lokale hoogdag (feest van de patroonheilige, maar vraag mij niet naar zij naam). Dan maar wat inkopen gedaan in de plaatselijke minisupermarkt. En in de vroege avond konden wij dan vanaf onze boot een optocht zien van alle lokale boten (vissers-, motor- en zeilboten), vergezeld van een boot waarop een volledige fanfare had plaatsgenomen en volle bak muziek gaf, langs de kade van het stadje, wellicht op de zegen voor een veilig vaarseizoen van de lokale priester te bekomen. En dan gevolgd door een spectaculair vuurwerk. We hebben al veel vuurwerk gezien, maar dit hier  was prachtig. Het vuurwerk van “Waregem Koerse” had er geen lek aan. En dit voor zo een klein stadje. Wellicht moet die toeristenbelasting (waaronder ook onze bijdrage) wel zeer veel opbrengen. Maar we gunnen het hen. Aan de lokale feesten hebben wij dan wel niet deelgenomen (wegens te ver van de haven en wij te lui).


9 – 12/9: Stintino – Castelsardo:Terug een tocht van een 30 mijl, en terug op motor. Warm, zelfs heet (meer dan 30 graden) en nauwelijks wind om af te koelen – en om te zeilen.Rond 14u aangemeerd. Castelsardo is een zeer mooi stadje, gebouwd rond en op een heuvel, met bovenaan een ommuurde stad, met een historische kern van kleine straatjes en steegjes.

Zeer mooi, maar wel zeer hoog boven de jachthaven gelegen. In de hitte van deze dagen onmogelijk om er te voet naar toe te trekken. Gelukkig vertrok er een bus vanuit de haven, 1€ pp, en konden we zo een bezoek aan het stadje brengen. Echter, we we hadden een halte te vroeg genomen, zodat we strandden in de benedenstad. Het was zó warm, en al over lunchtime, zodat we het echt niet zagen zitten om nog te voet naar de bovenstad te klimmen. We hebben dan maar een studie gemaakt van alle restaurants in de buurt en uiteindelijk een heerlijke pizza gedeeld op een terrasje. Daarna, met volle moed, toch naar boven gestapt voor een eerste kennismaking met het zeer mooie historisch centrum. En, gezien het daarna bergaf was, te voet terug naar de haven. De dag erop opnieuw, in de namiddag, want de was moest eerst opnieuw gedaan worden,  naar het stadje gegaan, maar nu wel afgestapt aan de juiste bushalte. Leuke wandeling, en op het einde nog een plaatsje gevonden op hét terras van de stad, waar iedereen wil komen om te genieten van de zonsondergang. En dan op het einde wellicht een paar mensen gelukkig gemaakt, want die zonsondergang was niet aan ons besteed, en we wilden niet in het donker terug naar onze boot wandelen.

De haven van Castelsardo. Een stevig stuk wandelen naar de stad.


12-13/9: Castelsardo – Santa Theresa de Gallura.

Terug 32 mijl op motor. Santa Theresa de Gallura ligt in een lange kloof tussen de rotsen, met het dorpje hoog boven de haven gelegen. De jachthaven zelf is een onderdeel van een projectontwikkeling, met , gelukkig geen hoogbouw-, appartementen en veel horecazaken ( die niet allemaal de covid-crisis hadden overleefd, en die, die wel nog actief waren juist vandaag hun sluitingsdag hadden) maar ook met liggeldprijzen om die wij, zelfs in Sardinië, niet gewoon waren. Ter compensatie hadden wij nu wel eindelijk eens voortreffelijk sanitair, ipv containertoestanden. Gezien wij ook zoveel voor het water moesten betalen (forfait) hebben wij dan maar de volgende dag onze boot grondig gepoetst. In de namiddag planden we een bezoek aan het, zeer toeristische, stadje. Gezien wij een ligplaats hadden gekregen aan de andere kant van de kloof, vonden we het geraadzaam om met onze dinghy de vaargeul over te steken en aan te leggen aan de kade rechtover onze boot. Er lagen daar toch ook al andere, weliswaar wat grotere,  rubbermotorboten aangemeerd. We waren er in 5 minuutjes. En we waren er in nog kortere tijd terug weer weg. Nog maar pas aangelegd, of er kwam daar een typische macho-italiaan ( we zij geen racist, maar…..) roepen en tieren dat het daar “zona militara” was, dat we geen commentaar moesten geven, direct ophoepelen, of dat het ons 2000€ zou kosten. Dus geen commentaar, nog zelden zo snel terug in de dinghy gesprongen en wat verder tussen de vissersboten, een onschuldiger aanlegplekje gevonden. Sta Theresa hebben wij dan toch gezien, mooi maar supertoeristisch, en goed uitkijken op welk terras je plaats neemt, want een pint kan daar een fortuin kosten (het eerste terras hebben wij dan ook, na inzicht in de kaart, geruisloos verlaten). De lokale supermarkt was dan wel goed voorzien, zodat we tegen de valavond met onze dinghy terug naar de Arwen konden trekken. 

14/9: Santa Theresa de Gallura – La Maddelena (Cala Gavetta)

Eindelijk eens volledig op zeil een etappe kunnen afwerken.
Maar het vertrek uit de haven was niet volledig rimpelloos verlopen…… Ann heeft daar geleerd dat, als er 2 mooringlines vooraan de boot zijn bevestigd, je die alle 2 moet losgooien. Als je er maar één losgooit, dan kan het zijn dat de onwetende stuurman plots rare dingen tegenkomt. Enfin, we hebben de boot aan de overkant juist niet geramd, en de stuurman heeft juist geen hartaanval gehad. En op een of andere manier , vraag mij niet meer hoe, zijn we er toch zonder ongelukken uitgeraakt.

De wind kwam langzaam op, bij het vertrek een kleine 3 Bft. Toch, met oog op de voorspellingen , een reef ( ja, de nieuwe !) gestoken, en terecht want al vlug kregen we toch windstoten van 20 knopen. Met een halvewindse koers was dit toch heerlijk zeilen. Pas op het einde zakte de wind weer terug tot een 6 knopen, juist genoeg om met een slakkengang de haven van La Madellena te bereiken.

Cala Gavetta, de jachthaven van La Maddalena

La Maddelena is de haven van het grootste eiland van de Maddalena-archipel, gelegen in het uiterste noorden van Sardinië, op 2 uur varen van Corsica. Een prachtige wirwar van een zestigtal eilanden en eilandjes, deel uitmakend van één natuurreservaat ( en dus moet je betalen om daar als zeiler te komen, maar mag je dan ook elke vrije meerboei gebruiken in de vele mooie baaitjes). Prachtig om er door te varen. Maar de meteo leerde ons dat de volgende 3 dagen de Mistral zeer hevig, vanuit het westen, de baai van Bonifacio, waar de archipel lag, zou teisteren. Dus onmiddellijk 4 dagen gereserveerd in de haven Cala Gavetta van La Maddalena. En de boot dubbel beveiligd. We zullen wel zien.

15 – 18/9: La Maddalena:

En we hebben het gezien: tot 42 knopen in de haven. 9 beaufort! Spectaculair, maar de haven gaf voldoende beschutting en de boot lag goed vast, zodat er geen vuiltje aan de lucht (of wind) was.

Zelfs in zwaar weer varen de ferries

Tijd genoeg om het stadje La Maddalena te bezoeken en inkopen te doen om een paar dagen te barbecuen. Het was nog steeds veel te warm om binnen te koken. En alle dagen op restaurant gaan houden wij (en onze portemonnee) niet vol.De derde dag, na een mooie wandeling langs de kust tot aan Punta Tegge, de boot gepoetst en een superlekkere pizza (8€) gaan eten op het terras van pizzeria Civico 19.


18/9: bezoek aan het eiland Caprera.

De wind was intussen voldoende gaan liggen zodat we terug konden uitvaren. Een bezoek aan het nabijgelegen eiland Caprera, het mooiste van de Maddalena-archipel, was een must. We waren vroeg vertrokken, op zeil, zodat we nog een mooie ankerboei konden vinden in  Porto Palma, een mooie goed beschutte baai in het zuiden van het eiland.

Eindelijk nog eens de dinghy gebruikt om naar het strand te varen en een wandeling te maken naar een verder gelegen baai, Cala Portese, waar er ook een mooie strandbar was, waar echter nog nauwelijks een levende ziel (gelukkig wel nog een levende barkeeper) aanwezig was. Op onze vraag of ze volgende week nog zouden open zijn ( met het gedacht om hier eventueel met onze jongste dochter Evelyn, die dan een weekje met ons zou meevaren, nog eens terug te keren) kon hij geen bevestigend antwoord geven. Fin-de-saison komt zeer nabij….

Fin-de-saison in Cala Portese

Dan terug naar onze baai waar we eindelijk, de eerste maal in deze etappe, nog eens in het heerlijke heldere water ( watertemperatuur 28 graden) zijn gedoken. Dan terug naar de boot met de dinghy voor de lunch. De wind begon in de namiddag terug aan te wakkeren, en dat juist toen we een stoet van sportieve, grote zeilboten zagen langsvaren. Een vlugge blik op Google leerde ons dat dit een etappe was van de Swan-Rolex Cup, die vertrok vanuit het chique, voor ons onbetaalbare Porto Vero. Op de deelnemerslijst prijkte zowaar het jacht Balthasar , met Louis , de zoon van Filip Balcaen (die twee keer heeft deelgenomen aan de Volvo Ocean Race). Een spectaculair zicht. Er waren meer dan 200 deelnemende jachten ! Die aanwakkerende wind zorgde er wel voor dat het geplande snorkelpartijtje niet doorging, en we dan maar de ankerboei los gooiden en op zeil naar Palau, de haven op het vasteland rechtover La Maddalena, voeren. Althans, dat was de bedoeling, maar toen we in het zicht van deze haven via onze VHF de havenmeester opriepen, kregen we de boodschap dat alles vol zat, geen plaats. Dan maar terug overgestoken naar de vertrouwde marina van Cala Gavetta in La Maddalena, waar er nog plaats zat was.


18-20/9: La Maddalena.

Nog een dagje bijgeboekt want onze volgend stop zou Bonifacio worden, waar we vanaf 20/9 4 dagen hadden geboekt. Om daar Evelyn te verwelkomen. Onze eerste passagier sinds 2019, toen we vertrokken zijn. En zo terug op Franse bodem.