We verlieten op 11/6 Capo d’Orlando, Cefalú was ons volgende doel. Er was een 3 beaufort voorspeld, met gunstige windrichting. Dus ideaal om de 35 mijl naar Cefalú onder zeil af te leggen. Ware het niet dat alle meteo’s er weer volledig naast zaten. Meer dan 4 knopen wind hebben we de hele route niet gezien. De zeilen die we met volle enthousiasme hadden gehesen hingen er werkloos al klapperend bij. Hadden we ( al teveel) nog meegemaakt.
En dan de marina. We hadden geboekt via Navily. En gezien Cefalú een belangrijk toeristisch centrum was, hadden we verondersteld om een mooi uitgeruste haven binnen te varen (zeker gezien de te betalen liggelden). Niets daarvan. De marina “L’ Approdo Mare & Piu” was enkel geschikt voor motorboten. Enkel op de kop van de steiger was er mogelijkheid van aanmeren voor 1 zeilboot. Maar het duurde wel heel wat tijd vooraleer we dit te weten kwamen. Salvatore, Roberto en Diego, de 3 ormeggiatori van dienst waren wellicht bezig met een zondagsfeestje, want die namen niet op toen we hen opriepen. Pas toen we dreigden hun steiger te rammen kwamen ze alle drie af, één leuke bende, zwaar gesticulerend en in het Italiaans instructies roepende, die we toch niet begrepen. Maar wel supervriendelijk. Salvatore, met bloeddoorlopen ogen, sprong aan boord, en pakte samen met één van zijn kompanen in een dinghy, een vuile meerboei vast die hij aan onze boot bevestigde. Na veel verder italiaans gebazel geraakten we dan toch aangemeerd. Als enige zeilboot….. Wellicht hadden we toch beter de marina ernaast genomen. Waar alle andere zeilboten lagen….
Eénmaal van de emoties en van het schaterlachen bekomen, een eerste verkenning gemaakt in Cefalú. Wel een lastige onderneming, want een heel eind bergop. Maar het beviel ons onmiddellijk. En het zicht vanaf de kleine bar aan de zeekant, waar we een drankje namen, was adembenemend.
Gezien het vandaag Vaderdag was, en er geen kinderen aanwezig waren om dat te vieren, hebben we dan maar zelf het heft in handen genomen en ons, voor de avond, getrakteerd met een lekker diner in Locando del Marinaio ( ook opgenomen in de Michelin, smakelijk, maar niet echt whaw – wellicht worden we te kritisch).
De volgende dag hebben we dan Cefalú ten gronde verkend, te voet en zelfs gewandeld tot aan het hotel Alberi del Paradiso, waar Carl en Daphne 5 jaar geleden een mooie vakantie hebben doorgebracht. En gezien het hotel, luxueus, prachtig gelegen en super uitgerust, kunnen we dit wel geloven. Maar het ligt wel op 4 km van Cefalú, én bergop! Daphne en Carl hadden ons wel vooraf kunnen verwittigen. Gelukkig dat we daar, in de bar, van een lekker drankje en het uitzicht konden genieten.
Op dinsdag 13/6 koersten we dan , het grootste deel van de 37 mijl op zeil, naar Palermo. Zeer goede ontvangst in de marina Galizzi waar we , achteraf spijtig , maar 1 dag hadden geboekt. De secretaresse gaf ons spontaan een plan van de stad Palermo, de ligging van de dichtsbijgelegen supermarkt (die aan boord leverde), tips voor de beste restaurants (en die tips waren goud waard) en eindigde met het offreren van een lekkere espresso. En het sanitair was gloednieuw en superuitgerust.
’s Avonds al een eerste korte kennismaking met Palermo, de Corso Vittorio Emanuello. Het beloofde gezellig te worden.
Op 14/6 moesten we, spijtig genoeg, verhuizen van Marina Galizzi naar Marina Salpancore. Spijtig genoeg zeg ik, want Salpancore is 30% duurder en heeft geen sanitair (“works in progress”). Enig voordeel: we lagen nu nog dichter bij het centrum.
Ons eerste werk na het aanmeren was dus een dichtbijgelegen pasticceria te vinden met propere toiletten. Wat we vonden op een 3 minuten stappen. Toen aan deze primaire behoefte was voldaan konden we over naar de orde van de dag: boodschappen doen. Binnen een paar dagen kregen we immers hoog bezoek. En dan moesten alle voorraden zijn aangevuld. Op aanraden van de secretaresse van onze vorige marina, Galizzi, wandelden we wat verder naar supermarkt Familia. Een grote winkelkar aankopen werd tot op de boot geleverd. We gaven de man een fooi van 5€.
De volgende dag, donderdag 15/6, was de dag van de grote werken. Evelyn en Maxim zouden dit weekend arriveren. En dus moesten we terug de ruimte vinden om al onze stukken, die in de tweede slaapkamer lagen, een andere plaats te geven, de eetruimte te fatsoeneren en kasten leeg te maken, zodat ze hun spullen zouden kunnen wegstoppen. En het is gelukt. Ook de hele boot werd, op bevel van de commander in chief, geschrobd, geboend en gestofzuigd. We waren er klaar voor.
Vrijdag 16/6. Palermo..
Het had de hele nacht geregend. Maar in de vroege voormiddag klaarde het volledig uit. Een mooie dag om Palermo te ontdekken. Een boeiende stad. En we konden al het een met ander vergelijken: Rome was een wereldstad, vol met historie, Napels had nog zijn grandeur, maar Palermo was vooral een stad van tegenstellingen en veel vergane glorie. Eens was het een (Normandisch) koninkrijk, maar daarna is het nooit meer goed gekomen, waren er nog wel hoogtepunten, maar de vroegere rijkdom is nu voor een groot deel verdwenen en zijn veel van de palazzi nu een onderkomen voor migranten. De hoofdstraten hebben nog hun welvaart gedeeltelijk behouden. Die zijn ook de hoofdassen van het oude centrum. De belangrijkste straat, Corso Vittorio Emanuelle, die al dateert van de Griekse beschaving, loopt loodrecht van de haven tot aan het vroegere middeleeuwse koninklijke paleis, waarbij ze passeert langs de indrukwekkende kathedraal. Halverwege wordt ze gekruist door de Via Maqueda. Dit kruispunt, Quatro Canti, is in de 17de Eeuw volledig heringericht met op elk kwadrant prachtige gebouwen (waar de brokken er af vallen) met mooie beeldhouwwerken. Deze beide hoofdassen herbergen terug de alomtegenwoordige terrasjes, souvenir- en andere prullariawinkels, gellateria’s, bedelaars, te koop staande handelspanden en soms ook nog enkele rijke, goedbewaarde palazzi. In de zijstraten echter meestal armoe of chaos troef.
Bij uitstek de wijk Bollaró, waar in een paar straten een continue straatmarkt wordt gehouden, met eetkraampjes (waar de waren in de hitte en meestal niet gekoeld zijn uitgestald), fruit en groentenkramen, (naar vis ruikende/stinkende) viswinkels, verkopers van chinese pruts, enz.
Daar hebben we niets gegeten of gedronken, in tegenstelling tot de horden toeristen die daar aan plastieken tafeltjes hun toekomstige salmonellavergiftiging aan het verorberen waren.
Dan maar terug naar het “betere” deel van de oude stad. Want ook hier zie je , zoals overal in Europa, een voortsluipende gentrificatie, waar in oude straatjes huizen worden opgekocht en gerenoveerd, waar hippe restaurants, bars en winkeltjes worden geopend en waar de betere Palermezen ( of hoe heten ze dat volk?) en de creatievere toeristen hun weg vinden (en waar we ook lekker en gezond, op een klein terrasje in een steegje hebben gegeten) en de armen zonder pardon een andere locatie mogen zoeken. En dan heb je ook nog, dicht bij de Quatro Canti, het zeer mooie Piazza Pretoria, met een schitterende (droge – “lavori”?) fontein omringd door prachtige (vooral naakt-) beelden, die daarom ook de bijnaam “Plein van de Schaamte” heeft gekregen.
En nog zoveel ander moois. We hebben zelfs, tegen onze principes in, betaald om een oude Romaanse kerk annex klooster te bezoeken. Prachtig. Sacraal en zeer rustgevend. Maar vraag mij niet meer hoe dit ding heette. Enfin, veel meer informatie vind je in elke goede reisgids.
En ’s avonds kwam dan, met enige, naar Italiaanse normen aanvaardbare vertraging, om 23u15 onze eerste reisgezel, Evelyn, met de taxi aan onze steiger toe. Leven in de brouwerij!
Zaterdag 17 juni. Palermo.
Met de komst van Evelyn is ook al het slechte weer verdwenen. Zelfs in Sicilië moeten de weergoden blijkbaar weten dat zij het zonnetje is van onze familie (🥰).
En vanaf nu wordt het iedere dag wat warmer. Nu voorspel ik al dat we binnenkort nog gaan verlangen naar deze relatief frisse ochtenden en avonden.
Maar het belangrijkste van deze heugelijke dag was toch Evelyn’s aankondiging dat haar zwangerschap, na een vorige ongelukkig beëindigde, perfect aan het evolueren was, dat ze nu al 3 maanden ver was en dat het geslacht van haar kindje (spoiler) was.
Na het dagelijkse espressootje, en toiletbezoek, in cafe Luca, onze “thuis”-pasticceria, waren we klaar voor een dagje Palermo. Hierbij deden we grotendeels de zelfde toer als bij onze eerste verkenningstocht, maar lieten we toch Ballarò terzijde. Eenmaal drukte, hitte en onfrisse geuren was voldoende.
Maar we ontdekten wel een nieuwe parel: Palazzo Alliata de Villafranca. Een goed bewaard juweeltje, gebouwd in de 17de eeuw, maar daarna voortdurend verbouwd, aangepast en gemoderniseerd door dezelfde familie, die hier is blijven wonen tot eind van de 19de eeuw. Waarna de laatste, kinderloze, erfgename het vertikte om haar eigendommen aan haar neven en nichten achter te laten (boeiende familiegeschiedenis), en ze dus alles schonk aan de kerk. En zo heeft dat instituut eeuwenlang van deze donnaties kunnen profiteren en hiermee hun kerken, paleizen, Vaticaanstad, Sixtijnse kapel edm kunnen optrekken en versieren (en wat voor de armen ?). Enfin, zo kregen we wat inkijk in het leven van de rijke adel van Palermo van de 17de tot de 19de eeuw, en kregen we hierbij deskundige toelichting van een paar enthousiaste dames die vrijwillig, voor de kerk, dit palazzo beheerden en voor het publiek openstelden. Amateuristisch, maar zo authentiek.
Rond de, late, middag proefden we dan ook de wereldbefaamde Siciliaanse arrancini, gefrituurde rijstballen met vulling, en waren we toch wat ontgoocheld. Het was naar verluidt oorspronkelijk armeluiskeuken. En voor ons mag dat ook zo blijven….
En ’s avonds arriveerde dan ook Maxim, rechtstreeks vanuit Krakau, waar hij een hele week les had gegeven aan cybernauten, of hoe die gestoorde nerds ook mogen heten, om cyberaanvallen te vermijden/bestrijden (en de kas van de consultants te spijzen?). Voor het blije weerzien van dit mooie koppel hadden we een tafel gereserveerd in l’Anciova. Een (wat achteraf bleek zeer lekker) visrestaurant, dicht bij de jachthaven. Zalig.
Zondag 18/6: Palermo – San Vito de la Capo.
De dag begon uiteraard met een bezoek aan cafe Luca. Een hele bevrijding.
Dan, volledig op motor, met achterlijke wind (dwz, voor de zeilanalfabeten, wind volledig blazend in de achtersteven) een 6 uur varen naar Capo San Vito. En de havenstad van bestemming heet San Vito de La Capo. Toch logisch ?
Een achterlijke wind (uitleg: zie hierboven) heeft 1 onoverkoombaar effect: iedereen die geen zeilervaring heeft en ook maar een beetje gevoelig is voor zeeziekte, hangt onvermijdelijk na een halfuur over de reling. Dus ook afwisselend Evelyn en Maxim.
Echt leuk is dat niet, voor niemand. Maar ik kon er niets aan doen, tenzij zo snel mogelijk naar de haven van bestemming koersen. En Ann de nodige tissues laten aanreiken.
Maar eenmaal aangemeerd was de zeeziekte snel vergeten. Een snelle inspectie van de Diporto Nautico Sanvitese leerde ons dat we, ondanks de havengelden, weer niet veel moesten verwachten. Er was gelukkig wel een toilet maar de douche gaf, mits een offerande van 2€, een paar straaltjes lauw water voor een paar tientallen seconden. Dat bereidde ons wel perfect voor voor de kennismaking met San Vito de la Capo. Eenstemmig werd deze vakantieplaats door ons omgedoopt tot Blankenberge (sorry voor gevoelige westvlaamse kustbewoners).
Er was werkelijk niets anders te zien dan horeca, snuisterijwinkel, horeca , gelateria, horeca, souvenirwinkel, horeca. En veel bleke tot bruine huiden, in diverse stadia van naaktheid en zonnebrand. Morgen zijn we weer weg. Maar het restaurant (pizzeria Pomelia) dat Maxim had gekozen, en waar hij dankzij zijn charmes (hoe had hij anders Evelyn aan de haak kunnen slaan?), toch een tafel had kunnen versieren terwijl het volzet was, kon ons toch een heerlijk diner voorschotelen. Maakt alles goed.
Maandag 19/6: Blankenberge – Favignana (Egadische Eilanden)
Terug een serieuze rit, meer dan 30 mijl. Maar nu met halve wind, en stilaan voldoende wind om de zeilen te hijsen. Van zeeziekte geen sprake meer. Alle aandacht ging naar het zeilen, de kracht van de wind ( en het reven van het grootzeil), de magie (of de schrik) van het schuin gaan, het continu trimmen, en intussen het zicht van Maxim en Evelyn, nu zeeziektevrij, die konden genieten van het zeilen, en bij het naderen van de Egadische eilanden, het zicht op die eilanden, hun woelige kustlijn en aantrekkelijke baaitjes. Een zicht vol beloftes, onder een stralende zon. Onze passagiers (maar wij ook) zagen het helemaal zitten. En dan het haventje van Favignana binnenvaren. Prachtig.
De steiger lag in een rustig plekje, zonder grote golfbewegingen, en vlak bij het centrum. We meldden ons onmiddellijk aan bij het “havenkantoor” ( een tafel onder een parasol, waar de helft van de familie van de concessiehouder samenhokte). Voor het havengeld, wat niet van de poes was, kregen we een plaats aan het ponton met water en elektriciteit. Sanitair? Sorry, ze zijn er mee bezig….. maar er was een pasticceria zeer dicht bij, die al op 7u openging. Tiens, een bekend verhaal. Maar dit bracht geen domper op het eilandgevoel, waarin we onmiddellijk waren ondergedompeld. En dus, in combinatie met een paar terrasbezoekjes, een uitgebreide verkenning van het havenstadje Favignana. Supertof. Een droom.
En Evelyn wou perse de stervormige burcht in het centrum zien, zoals ze op Google had ontdekt. Na lang speuren, en een tocht langs 7 blinde muren, bleek dat het de lokale gevangenis was. Hilariteit overal. Maar we hadden wel weer onze stappenteller blijgemaakt. En nog een terrasje verdiend nadat we eerst voldoende proviand hadden ingeslagen. Zo konden we ’s avonds aan boord eten. Iemand kreed erna nog het idee om nog een slaapmutsje te drinken in de dichtbijgelegen pasticceria/bar/toilet. Was er daar juist geen muziekband zich aan het opstellen? En liet blijken dat ze wel gave 80’s muziek konden spelen. We zijn (lang) blijven plakken.
Dinsdag 20/6: Cala Rossa op Favignana
Cala Rossa ligt op 5 mijl van de haven van Favignana. Op zeil was dat een heerlijke afstand. En onze bestemming was een zalig mooie baai, met helderblauw water. Voor onze passagiers was dit een openbaring. We legden aan (boeitje), en iedereen onmiddellijk in het superheldere water. Snorkelen. Lunch aan boord, en dan met de dinghy naar de oever. De motor van de dinghy hadden we vooraf nog niet getest, en dus zeker ook de roeispanen meegenomen. Maar onze “koffiemolen” van 2,3 pk startte feilloos. Boven op de klippen hadden we al een beachbar ontdekt, maar het was geen sinecure om de dinghy op de zeer rotsachtige bodem aan land te krijgen. Maar de motivatie van een lekkere frisse pint was blijkbaar voldoende om dit avontuur tot een goed einde te brengen.
De pint heeft gesmaakt, gelukkig, want bij het terugvaren weigerde de motor na een 100 meter varen alle dienst en hebben Maxim en ikzelf de dames getoond dat we konden roeien (al was de symmetrie ver te zoeken). We kregen zelfs applaus van de zeilboot, die naast ons was aangemeerd.
Terug naar de haven hulp gevraagd aan de pontoneigenaar. Binnen 20 minuten was er al een technieker aan boord, die eens aan de startkabel trok, de motor 30 seconden liet draaien, en voor hem was alles OK. 20€. We hebben dit lid van de lokale maffia dan maar betaald . Wat later hebben we zelf dan de motor opnieuw opgestart, wat langer laten draaien, en …hij viel terug uit. Zoals verwacht. Mijn vermoeden was dat de benzine, die we in de motor hadden gekapt, al van vorig jaar dateerde, en daardoor misschien vervuild was geraakt. Dus de tank leeggemaakt en de inhoud in een lege plastieken waterfles kwijtgeraakt, en dan met de lege jerrycan een lange wandeling, naar de andere kant van de haven, om verse nafte te tanken. Het was 18u45, en het tankstation sloot om 19u. Maar de pompbediende had er blijkbaar geen zin meer in, misschien ook een gevolg van de 4 lege 66cl bierflessen die hij bij zich had. “Domani, a la nove”. Ook de kapitein van de catamaran, die was aangemeerd aan het ponton om bij te tanken moest, na een grotendeels voor mij zeer hevig maar onverstaanbaar gepalaver in het italiaans, met stemverheffingen en armbewegingen, zich bij deze realiteit neerleggen. Maat hij mocht daar van de pompbediende blijven liggen tot morgen. En dat was zelfs gratis.
Woensdag 21/6: Favignana (met bezoek aan nabijgelegen eiland Levanzo).
Eerst terug ons ontbijt annex sanitaire stop in de pasticceria. Het was iets voor 9 toen Maxim en Evelyn met de jerrycan naar het tankstation trokken. En daar tot 9u30 moesten wachten tot dienen tiep opdraafde. Italiaanse werktijden. Maar zo konden we toch eindelijk, in de latere voormiddag , grotendeels op zeil, koers zetten naar het buureiland Levanzo. We hadden een prachtig baaitje uitgekozen, juist naast het kleine haventje van Levanzo.
Ook hier aan een boei (het is immers verboden te ankeren in het hele gebied van de Egadische eilanden, omwille van bescherming van de zeegrassen, en daarom waren er in alle baaitjes boeien gelegd). Klaar voor een frisse duik. Totdat we nog eens goed naar het heldere water rondom de boot keken. En daar van die doorschijnende beestjes zagen, met paarsachtige vlekken op hun parachutevormig lichaam. Kwallen! En niet één, maar een massa. En toen zagen we ook waarom al die toeristen, met bootjes aangevoerd, ofwel vanop het strand ofwel vanop hun bootje beteuterd naar het water aan het kijken waren. Heb je dan een mooie som betaald voor een dagje “prachtige baaitjes ontdekken en een lekkere duik in het helderblauwe zeewater”. Niet dus.
Wij hadden gelukkig een alternatief: allen de dinghy in (vooraf de motor goed genoeg getest, met voldoeninggevend resultaat) en dan zo maar naar het haventje van het pittoreske Levanzo. Na wat zoeken naar een veilige aanlegplaats konden we met zijn allen den toerist spelen en wandelen door de paar straatjes, die het plaatsje rijk is, veel foto’s trekken en , uiteraard, een geschikt terrasje vinden voor het obligate frisse pintje. Dan terug de dinghy in, want in unanimiteit beslisten we dat een lunch op de boot veel leuker/beter was dan het aanbod van de 3 op toeristen gerichte restaurants. En onze koelkast is altijd meer dan genoeg voorzien.
In de late namiddag, en terug op zeil, weer naar Favignana.
Donderdag 22/6. We blijven nog even op het eiland Favignana, maar laten de haven achter ons.
We waren intussen het eilandrythme gewoon geworden. Onze passagiers genoten met volle teugen van het zonnige weer, de rust van de zee, het trage leven, het ochtendkoffietje op het terras van de pasticceria. En vandaag wilden wij hen vergasten op een volgende ervaring: een overnachting in een baaitje. In de (uiteraard late) voormiddag verlieten we voor het laatst het leuke haventje van Favignana en voeren we, deels op motor en deels op zeil, langs het eiland tot aan de andere kant. Cala Puntalunga. Prachtig baaitje, tussen de rotsen, met aan één zijde een klein gehuchtje, én een strandbarretje. Maar natuurlijk eerst een duik in het water. Bijna. En daar waren die enge kwallen weer. En masse. Geen mogelijkheid om te zwemmen. Dan maar wat genieten van het zonnetje (en van de inhoud van de koelkast) en in de namiddag met de dinghy naar de strandbar (Il kiosko), met een prachtig zicht én een frisse pint. Het genot van het leven zit soms in kleine dingen.
De nacht aan boord was rustig, maar wel wat door mekaar geschud door een trage golfslag.
Vrijdag 23/6: Favignana – Trapani.
De Kiosko was ’s morgens vroeg open. Ideaal voor een koffietje en een gift aan de lokale riolering. En dan op ons gemakskes onze toer rond het eiland verdergezet. Terug langs de haven en nog éénmaal naar Cala Rossa. Maar ook daar hadden de kwallen het zeewater ingenomen. Geen laatste zwempartijtje, maar enkel een lunch aan boord en dan, quasi volledig op zeil, naar het “vasteland” van Sicilië, naar Trapani. We hadden nog een plaats gevonden in een marina (in feite een bootwerf) op het einde van de commerciële haven. De “normale” jachthavens, in het begin van de zeer ruime haven van Trapani, waren en volzet en exorbitant duur. Wij kregen een mooie plaats aan de steiger van de werf, werden zeer goed ontvangen en konden beschikken over adequaat sanitair, en dit aan een treffelijke prijs. En niet ver van het centrum. Meer moet dat niet zijn. Op ons voorstel zijn Evelyn en Maxim er met hun tweetjes die avond de stad ingetrokken. En blijkbaar goed geprofiteerd van de lekkere Siciliaanse keuken.
Zaterdag 24/6: Favignana en bezoek aan Erice.
Trapani heeft echt haar charmes, vooral het oude (haven-) gedeelte. Mooie straten vol met palazzi en oude kerken, vooral de Corso Vittorio Emanuele (in elke stad, gemeente of dorp krijgt de belangrijkste straat deze naam, genoemd naar de eerste koning van het eengemaakte Italië, alhoewel dien tiep toch ook een smeerlapke is geweest, maar in Italië zijn ze veel gewoon, én zeer vergevingsgezind). Maar het mooiste deel is toch de kant aan de zee, met zijn oude versterkingen en herinneringen aan een vroeger vissersverleden, getuigend in een wirwar van straatjes, met hoge huizen, waar de was nog steeds boven de straten hangt, de katten naarstig naar voedsel zoeken en tussen de, schaarse toeristen (want het merendeel laat zich liever als beesten meevoeren met de ontelbare bootjes naar de stranden van de eilanden) nog wat keuvelende oudjes, die in hun voordeur zitten en zich, met niets, bezighouden.
Tegen de middag namen we dan een taxi naar de kabelbaan (echt, zoals in de skistations) naar de vroegere hoofdstad Erice, gelegen op de top van een 700-meter hoge heuvel. Waar de tijd is blijven stilstaan. Beneden scheen de zon overdadig, maar hoe hoger we stegen hoe meer we de wolken zagen naderen, en er op een bepaald moment ook door waren verzwolgen. Toen we uit de cabine stapten, kwamen we in een grijze atmosfeer, geen zon, en nogal killig. Maar gelukkig won ook vandaag de zon de strijd tegen de neerslachtigheid van de wolken en zagen we meer en meer van dat mooie blauws door de grijze massa priemen. Goed dus voor een fikse wandeling door dit volledig ommuurde middeleeuwse stadje, met zijn steegjes en pleintjes, kerken en paleizen, en de onuitroeibare horeca en prullariawinkels.
Maar het was daar mooi vertoeven, respectievelijk genietend van een lekkere lichte lunch op een terras en het mooie uitzicht over de hele kuststreek rond Trapani. Onze keuze om 2 dagen in Trapani te blijven was dus zeker verantwoord. En ’s avonds dan het laatste avondmaal met Evelyn en Maxim, die morgen terug huiswaarts trekken. We gaan ze serieus missen, want we hebben samen een heerlijke week doorgebracht.
Zondag 25/6: Afscheid van Evelyn en Maxim en tocht van Trapani naar “Blankenberge”
Het was toch wat emotioneel, afscheid nemen van dit mooie koppel. Die zouden vanuit Palermo naar huis vliegen. En de luchthaven was gemakkelijk vanuit Trapani te bereiken met een shuttlebus, met een halte op een paar 100 meter van de haven. En die stipt op tijd arriveerde. Bye bye.
En dan terug naar de boot, om in een beperkt aantal dagen terug te keren naar de Eolische Eilanden. Want daar wachtten onze volgende passagiers: Ann-Sophie en Johan en hun 2 kids, Sebas en Leo.
Een vlug nazicht van de motor bevestigde wat ik al gevreesd had: het olieverlies was verder toegenomen, en er lag nu al een kleine plas olie onder de motor.
Wat dus betekende dat ik na elke tocht een goede scheut olie mocht bijkappen. Contact genomen met de haven van Capo d’Orlando. Want daar lag een vloot aan charterboten, die geregeld wel mankementen zouden oplopen. En dus moesten er daar zeker ervaren en betrouwbare techniekers aanwezig zijn. De haven suggereerde Multinautic, die we onmiddellijk contacteerden en een afspraak maakten voor donderdagmorgen. Zo was er nog voldoende tijd over, als er eventueel wisselstukken zouden nodig zijn, om de motor hersteld te krijgen tegen 4/7, wanneer onze volgende passagiers zouden arriveren in Lipari. Dus hadden we geen tijd te verliezen en zouden we iedere dag varen. Blankenberge (San Vito de la Capo) was onze eerste bestemming. We hadden een ligplaats gereserveerd in Diporto Nautico Sanvitese, in de hoop betere accommodatie te vinden dan vorige keer. Niet dus. Geen sanitair. En weeral een amateuristische bedoening met de nodige improvisaties. En goedkoop was het daar ook niet. Om het toch ergens nog leuk te maken opnieuw gaan eten in Pomelia, waar we weeral 2 veel te grote (lekkere) pizza’s voorgeschoteld kregen.