Het was ongeveer 35 mijl varen, de oversteek van Riposto, Sicilië naar Bova Marina, Calabrië. De benaming “marina” betekent niet veel in Italië. Bova Marina is geen haven, in heel dit gebied zijn er geen havens. Vanaf Riposto was de eerste haven in onze richting (Noordoosten) die van La Rocella, ca 70 mijl ver. We vonden het teveel om die afstand ( minstens gedeeltelijk op motor) in één dag af te leggen. Daarom hadden we beslist naar Bova Marina te varen. Er was daar immers een slimmerik, die in de wetenschap dat veel zeilers niet gelukkig waren met het ontbreken van voldoende havens, langs de kust, ietwat beschermd door een uitstulping in de kustlijn, een park van aanmeerboeien had geïnstalleerd. Niet echt goedkoop (daarvoor was hij ook een slimmerik), maar hij bood ook een service aan van watertaxi van en naar het strand, en zelfs levering van pizza aan boord. Maar van deze diensten hebben wij geen gebruik gemaakt.
De overtocht zelf verlipe vlot, maar halfweg in de straat begonnen de golven zich op te bouwen en sloegen, bij halve wind, over de buiskap en trakteerden ons geregeld op een gratis zoutwaterdouche. Maar dankzij de wind konden we toch een groot deel op zeil afleggen.
De nacht aan de boei was niet supercomfortabel, want de golven waren nog steeds aanwezig en deden de boot continu heen en weer schommelen. Maar we zijn toch in slaap gesukkeld.
Dinsdag 12/9 – woensdag 13/9: Bova Marina – Rocella
We hadden 2 dagen gereserveerd in de haven van Rocella. Want Ann had een wasdag ingepland, en er waren wasmachines in de haven. Een rustig tochtje er naar toe, 35 mijl waarvan een deel op zeil. We kwamen aan in een grote, relatief recente haven. Maar die toch (een steeds terugkerend verhaal) al tekenen van verval vertoonde. De in onze vaargids aangeprezen pizzeria bestond niet meer, in het centraal gelegen plein bestemd voor shops was er één (superdure) winkel-annex-bar.
De douches, op 450 meter wandelen, functioneerden nog, maar dat is dan ook alles, en waren half afgesloten met gordijnen, die er letterlijk met haken en ogen bijhingen. Maar de wasmachines en droogkast werkten. En dat maakte Ann gelukkig. In de namiddag hing onze boot weer vol met was in alle kleuren en maten. In de namiddag maakten we een wandeling langs het strand. Bij het verlaten van de haven zagen we dat het omheinde en afgesloten terrein, waar normaal boten op het droge worden gestald, kleine en grote tenten waren opgetrokken en het vol stond met blauwe ligbedden: een kamp voor immigranten.
14/9: Rocella – Le Castella
de marina van Le Castella is een zeer kleine haven. Maar ik had via SMS eergisteren een ligplaats kunnen reserveren. En door hen bevestgd via SMS. Op hun vraag heb ik hen opnieuw gecontacteerd toen we binnenvoeren. Geen antwoord. Wij ons dan binnengewurmd in de piepkleine haven. Luid geschreeuw van een havenverantwoordelijke: geen plaats, ga weg!!! (maar dan in het italiaans) Dan in mijn beste Italiaans dat we gereserveerd hadden en we niet zouden wegvaren, en dat we ons langs een kade waar we plaats zagen wilden. aanleggen. Nonono !!!! Was blijkbaar voor een ferryboot. En toen wezen ze naar een andere kade waar er nog juist 1 plaats mogelijk was. Na heel wat pogingen lagen we uiteindelijk aan de kade. Geen water, geen elektriciteit. Tant pis. En dan wat later toch eens naar de havenmedewerker gegaan om toch een verklaring te krijgen. Die enkel italiaans sprak. Ze hadden blijkbaar een fout gemaakt en onze plaats aan een andere (Franse) boot toegewezen. En gezien er echt geen andere plaats meer over was, hebben ze ons de plaats gewezen van…….de zeevaartpolitie😱. Geen probleem zegt ie. Als ze komen moet je maar zeggen dat je een probleem met de motor hebt. Oplossing op zijn italiaans. Gelukkig geen politie gezien.
We zijn ’s avonds gaan eten en bij onze terugkeer lag onze boot niet aan de ketting….
Enig voordeel: we moeten hier niets betalen.
À propos, Le Castella was echt de moeite waard als stopplaats. Op een klein schiereiland palend aan het dorp ligt een prachtig gerestaureerd Aragonees kasteel. En vanop de vele terrasjes, die uitkeken op dit kasteel en de zee konden we ook nog genieten van een mooie zonsondergang. Le Castella ligt in een maritiem natuurreservaat, met mooie stranden aan beide zijden van het dorp. Waarschijnlijk een ideale vakantiebestemming voor de Italianen ( met uitzondering van een paar Engelsen, en een koppel Belgen die op een illegale plaats waren aangemeerd, merkten we daar geen buitenlanders).
Vrijdag 15/9 Le Castella – Crotone
We hebben Le Castella vroeg verlaten, om het lot ( of de Guardia Costiera) niet te tarten. Nogmaals 35 mijl naar Crotone. Het grootzeil was aangepikt, maar we hebben het niet moeten hijsen. Er was nauwelijks wind. En dankzij de vlakke zee hebben we nog een paar kleine dolfijnen kunnen bespeuren. En kwallen (“spiegelei-kwallen”, blijkbaar niet gevaarlijk voor de mensen, maar ik zou er toch ver van blijven).
We hadden 2 dagen geboekt in de Marina Kroton Club, mede dankzij de weer meer democratische prijzen die hier worden gehanteerd. Het was nochtans een modern gebouw, met mooie moderne douches waarop niets aan te merken was.
In de namiddag naar de oude, ommuurde binnenstad gewandeld, in de stille hoop daar een gezellig terrasje te vinden.
Het enige wat we daarover willen melden is dat het een zeer lastige beklimming was, onder een 30°hitte, en er nergens terrasjes te bespeuren waren. Maar wie zoekt die vind,…..
Zaterdag 16/9: Crotone
Nog eens de boot gekuist en in de late voormiddag naar een supermarkt gegaan, op aanraden van de havenmeester, omdat ze op de kade leveren. De winkel was echter niet veel soeps, met beperkt assortiment, niet goedkoop, maar ideaal om volumineuze inkopen, voornamelijk waterflessen (en bier), naar de boot te brengen. Tot we achteraf zagen, op de rekening, dat dat grapje ons w2525€ extra kostte, we hadden geen prijs vooraf afgesproken, stommerikken die wij zijn. We zouden het noooit leren met die Italiaanse afzetters. Maar onze voorraad is terug aangevuld. Hiermee geraken we tot in Griekenland. Ik had voor morgen telefonisch al een plaats gereserveerd in Ciro Marina, op een 17 mijl varen van Crotone. Dit is de haven die het dichtst bij Galipoli (onderaan in de hiel van Italië) ligt. Dat wordt dan wel een lange oversteek, maar dan zijn we nog maar één haven verwijderd (Santa Maria di Leuca ofwel Otranto) van het eerste Griekse eiland. Nu nog ligplaatse bekomen, want ik heb er al heel wat tijd ingestoken, maar men vertikt het daar om te antwoorden op mijn mails, of op de verzoeken via Navily, of om de telefoon op te nemen. We zien wel. En anders gaan we voor anker, want het zal de volgende dagen rustig weer blijven.
Zondag 17/9: Crotone – Ciró Marina
We hadden vandaag geen wekker nodig. Om 7u werden we gewekt door een gekwebbel van vrouwen, dat voortdurend in volume toenam. Wat bleek? Vandaag had de club van de marina een wedstrijd zeehengelen voor de vrouwelijke leden georganiseerd. Om 7u was het verzamelen aan het clubhuis (waar onze boot tegenaan lag), en om 7u30 vrtrokken ze op zee. En werd het weer oorverdovend stil. Nu we toch wakker waren op ons gemakskes ons op een uitgebreid zondagochtendontbijt aan boord getrakteerd. En dan uitgevaren naar Ciro Marina, zoveel mogelijk op zeil. Dit is, weeral, geen marina, maar een visserhaven met een paar steigers voor plaatselijke motorbootjes en één voor een zeilschooltje. Het was iets over de middag toen we dicht bij de haven waren en ik de vriendelijke man, zoals afgesproken, opbelde om te zeggen dat we binnen 10 minuten zouden binnenvaren. Aan het achtergrondgeluid te horen denk ik dat de man juist aan het eten was, maar hij maakte er geen probleem van, en hij zou onmiddellijk afkomen. En inderdaad, toen we aan de steigr van de zeilschool kwamen deed hij ons teken dat we ons tussen een motorboot en een kleine zeilboot moesten persen. Met de nodige voorzichtigheid lukt dit zonder schade te berokkenen. We hadden toch een ligplaats. Toen we rond om ons keken telden we in totaal 4 masten, inclusief de onze. Dit was inderdaad geen jachthaven. En voor ééns waren wij de boot met de hoogste mast…
Na de lunch aan boord gewandeld langs de kade, die toch nog wat de charme had van een vissershaven, tot aan het kiezelstrand. Het water was lauw, zat vol met kwallen en de kiezels deden zeer aan ons voeten. Een terrasje leningde de pijn.
En ’s avonds barslecht geslapen, wegens een veelheid van muggen in onze slaapkamer. En ’s morgens moesten we vroeg op ☹️.
Het was dus lastig opstaan, om 5u30. We hadden 55 mijl te varen.
Toen we de trossen losgooiden was het nog donker. Het was quasi windstil in de haven, maar na een kwartiertje begon de wind aan te wakkeren en werd het vlug 12-14 knopen. Zalig om weer te kunnen zeilen. En dit bij een mooie opgaande zon.
Maar na een tweetal uurtjes was het mooie liedje uit, zoals ik ook op de weerkaarten had gezien, en moesten we de rest van de tocht op motor. Tijd zat dus om onze digitale krant en weekbladen te lezen (waarvoor we tot dan toe geen tijd hadden gevonden – druk bestaan hé, dat zeilersleven). En de blog bij te werken.
Rond 16u voeren we de haven van Gallipoli binnenvoeren. De marina Bleu Salento lag dicht bij de oude, deels ommuurde stad, op een eiland gelegen, met een brug verbonden met het vasteland en de moderne stad met een spuugelijk hoog modern gebouw, dat vloekte met het uitzicht van de oude stad.
En wij zouden ook vloeken.
Toen ik in de marina de ormeggiatori met de VHF opriep voor assistentie bij het aanmeren, beetten ze mij toe dat er geen plaats was. En toen ik hun duidelijk maakte dat ik gereserveerd had, en hiervoor een bevestiging via mail van een zekere Valentina had ontvangen, bleven ze stellen dat de haven volzet was. Maar gelukkig bleef ik aandringen en zeggen dat wij geen altrnatief hadden en zij dus voor een oplossing moesten zoeken. Ik mocht “stand-by” blijven, bleef dus dobberen voor de steigers en, oef, een paar minuten later zagen wij 2 gasten te zwaaien en wezen ze ons naar een blijkbaar toch nog vrije plaats, aan het einde van een ponton. Dus dan toch.
Maar voor de rest bleven die ormeggiatori (ze waren met 4) super onbeschoft. Blijkbaar, volgens de Navily-community, was deze marina ervoor gekend, evenals nog een paar andere in de buurt. En toen we later langs de pontons liepen zagen we dat er nog meer vrije plaatsen waren. En zagen we de 4 nietsnutten in het barretje van de haven aan een tafel wat kletsen. Misschien hadden we de heren gewoon gestoord bij hun gezellig onderonsje?
’s Avonds nog een wandeling gemaakt in het mooie, weliswaar toeristische, oude stadsgedeelte en er nog een lekker visje gegeten. We nemen stilaan afscheid van de lekkere Italiaanse keuken.
19/9: Gallipoli – Santa Maria de Leuca
We hadden graag nog een dag langer in Gallipoli gebleven, wat ook het oorspronkelijke plan was. Maar ik hield zoals steeds de meteo in de gaten, en er was een kans dat het eind van de week in de Ionische zee een serieuze noorderwind zou opkomen. Niet ideaa om dan de oversteek te doen naar de Ionische eilanden.
En als we dan toch een paar dagen tot een week moeten blijven liggen in een haven, dan verkozen wij toch Korfoe. Anders zou het op het einde, vóór onze terugkeer naar België, nog rushen worden.
En daarom lieten we in de voormiddag, na toch nog een korte wandeling, Gallipoli en hun gastvrije marina, achter ons en koersten we naar onze laatste Italiaanse etappe, Santa Marai de Leuca.
Het was weeral zonnig en heet, en het eerste deel,van de tocht van 28 mijl moesten we op Motor varen. Maar dan kwam er toch juist genoeg wind op en konden we de rest aan 3 beaufort op een aandewindse koers heerlijk zeilen, tot aan de marina.
Ik had gisteren bevestiging ontvangen dat er voor ons een ligplaats was gereserveerd, en was zeer benieuwd welke toestanden we nu zouden meemaken.
Maar alles verliep supervlot, we kregen een mooie ligplaats en de ormeggiatori waren zeer behulpzaam. Het stadje is, zeker in de zomer, een drukke badplaats met zeer veel obligate horeca langs de kade, maar had toch een zekere charme.
En ook de pizzeria, ons aangewezen door de havenmeester had iets, vooral beklant door Italianen, aan zeer democratische prijzen en lekker..
Morgen varen we naar het dichtsbijgelegen Grieks eiland, Othonoi.
De wind begon de volgende dag al verder aan te wakkeren en zou stilaan met 30 knopen langs de kust waaien en 40-45 in het midden van de straat van Messina. Goed om een goede week te blijven liggen, een paar fikse regenbuien te ondergaan (terwijl België afstevende op een late hittegolf), en van de gelegenheid te profiteren om enkele Siciliaanse steden te bezoeken , met het openbaar vervoer, die we niet met de boot zouden aandoen. We zouden er het beste van maken.
Maandag, 4/9. Het woei al hard vandaag, tot 26 knopen in de haven. Het was zonnig vandaag, maar tegen de avond besloten we toch de zonnewerende zeilen binnen te pakken. De wind trok er echt teveel aan, zodat ze dreigden te scheuren. We hadden tijd zat om de boot op te ruimen, boodschappen te doen, en in de late namiddag (want anders veel te warm), gewapend met onze badpakken terug naar het strand te wandelen, voor een frisse zwempartij. Neen dus, want daar aangekomen zagen we hoe de golven beukten op het strand, waardoor rvzich niemand (ons inbegrepen) zich in het water waagde. Gelukkig konden we in een nabije strandbar in de schaduw van het stormachtige schouwspel genieten.
Op 5/9 bezoek aan Taormina
Het station van Riposto lag op een 25 minuten wandelen vanaf de haven. Goed dus om onze stappenteller blij te maken.
Met de trein konden we alle interessante steden in het zuidoosten en zuiden van Sicilië bereiken. En, meestal, reden de treinen in Sicilië redelijk stipt. Met de trein dus naar het station van Taormina, dat aan zee lag. Het oude centrum lag echter hoog boven ons. Gelukig waren er shuttlebussen, want een beklimming van meer dan een half uur zagen we met een hitte van meer dan 30° niet zitten. Boven aangekomen opteerden we om eerst het antieke theater , dat boven de stad lag, te bezoeken. Het bleek nog relatief goed bewaard, alhoewel niet te vergelijken met het prachtige theater van Carthagena in Spanje. En het werd nog continu gebruikt om optredens en concerten te organiseren. Spijtig genoeg werd daarom de aanblik ontsierd door moderne zetels in het halfrond, een nieuw podium, en overl licht- en klankinstallaties. Zo verloor het veel,van zijn antieke charme, maar toch de moeite van ons zweet waard.
De rest van de dag rondgekuierd in het oude, goed geconserveerde stadje. En dus terug een overvloed van horeca, obligate toeristensnuiterijzaken, maar ook peperdure kleren en juwelenboetiks. Want Taormina heeft terecht de faam van de meest mondaine stad van Sicilië te zijn. Maar het was gezellig en niet (te) druk.
De terugkeer veliep wel iets chaotischer. De shuttlebus liet zeer lang op zich wachten, niemand in het busstation kon of wou zeggen waar en wanneer die zou arriveren. En intussen stroomden de toeristen naar de stopplaats. Meer dan er op de bus zouden kunnen. En toe er eindelijk een bus aankwam, brak er een stormloop uit naar de ingang van die bus. Ik had geluk dat ik toevallig dicht bij die ingang te wachten stond. En er dus, mits toch het nodige gedrum, in geraakte. Ann, die wat achter kwam, zag dat ze het niet zou halen, en stapte dan maar achterin de bus in, samen met een bende anderen. De buschauffeur had dit echter in de motten gekregen en stormde naar de achterkant en zette alle “illegalen” uit de bus, zodat ze weer vooraan moesten aanschuiven. Ann werd dit lot echter bespaard, want bij het binnenstappen had ik een paar woorden met hem gewisseld, zodat hij mij herkende als een reglementair opstapper en dus maar moest aanvaarden dat zij met mijnwas opgestapt. Oef.
Omdat een ongeluk ( of in dit geval tijdverlies) nooit alleen komt, had onze trein dan ook nog meer dan een uur vertraging. Ergens langs de dporen woedde er een brand, zodat hij tijdelijk niet kon rijden.
En ’s avonds begon het dan nog bakken te regenen.
Woensdag, 6/9.Riposto
Het regende tot een stuk in de namiddag. Een dagje nietsdoen dus, wat lezen en een paar boodschappen doen.
Donderdag 7/9: Riposto met bezoek aan Catania.
Het was weer droog, de zon begon weer te schijnen. Goed dus voor een bezoek aan Catania.
Deze stad heeft een rijk verleden. Getuige hiervan de indrukwekkende kathedraal, (vooral de grootte wekte indruk, maar getuigde binnen toch niet van adembenemende schoonheid). En de prachtige palazzi (wij bezochten het Palazzo Biscari uit de 17de eeuw en konden er 7, nog originele kamers bezoeken. Het paleis telt meer dan 600 vertrekken, maar die worden nog grotendeels bewoond door 10 families van afstammelingen van de oorspronkelijke eigenaars). We bestegen ook de meer dan 150 treden naar de het balkon van de koepel van de benedictinessenabdij met als beloning een prachtig zicht op de stad, de haven en de dreigende Etna. En er was ook nog de Bellini-opera, de universiteitsgebouwen, het Ursino- kasteel, enzovoort.
Maar we zagen ook bij het wandelen van en naar het station, dat het rijke verleden van Catania ook grotendeels voorbij is, dat er buiten het mooi gerestaureerde centrum nog meestal armoe troef is, zoals in de meeste Italiaanse grootsteden in het Zuiden, waar de palazzi zijn verbouwd tot verpauperde appartementen, waar hele wijken door immigranten zijn ingenomen.
Maar toch blij dat we het gezien hebben. Met dank aan “Daniel”.
Vrijdag 8/9: Riposto met bezoek aan Syracusa
Een bezoek aan Syracusa stond ook op onze bucketlist.
En daarvoor hadden we er wel een anderhalf uur durende treinrit voor over. Het oude centrum van de stad lag op een kwartiertje wandelen van het treinstation. De stad gaf al een veel meer verzorgde indruk dan bijvoorbeeld Catania, met goed onderhouden, bijna vuilnisvrije straten en alle gebouwen in relatief goede staat. Vanuit de trein hadden we gemerkt dat er in de omgeving nogal wat petroleumindustrie actief was, en dat zal wel de reden zijn van deze ogenschijnlijke welstand.
De oude stad is gekenmerkt door een doolhof van straatjes waar zelfs wij, ervaren navigatoren, na een 10-tal minuten stappen alle orïentatie kwijt waren. Maar zo ontdekten we leuke straatjes en pleintjes. Echt boeiend. En na lang dwalen kom je dan uit op de Plaza del Duomo, om de kathedraal van Syracusa te bewonderen. Een merkwaardig gebouw. Opgetrokken op en rond de dorische tempel van Athene, waarvan je de zuilen nog ziet uitsteken in de binnen- en buitenmuren. Dit was een tijdje een Byzantijnse kerk, dan een moskee en vervolgens een kathedraal. Een uitzonderlijk bouwwerk.
Na het bezoek aan de dom nog een lichte hap op het terras van het beroemde Café del Duomo’ om dan verder te (ver)dwalen in het stadje, met geregeld zicht op zee, waar we de golven zagen inbeuken op de stadsmuren. Inderdaad, nog geen zeilweer.
Zaterdag en zondag 9 en 10 september. Riposto
Maandag zou de wind voldoende geluwd zijn om terug de oversteek naar Calabrië te maken. Tijd genoeg dus om te wandelen, wat inkopen te doen, te lezen en te luieren, een paar (mislukte wegens te hogegolven) pogingen om te zwemmen. Relaxed afscheid van Sicilië.
Het was zover. We waren een kleine 6 weken in België gebleven. En, met uitzondering van een 5-daagse uitstap naar het klein Zwitserland in Luxemburg, waren we zelfs thuisgebleven. Er zat daar echter een triestige reden achter. Toen wij thuiskwamen uit Sicilië lag mijn jongste broer Chris in het ziekenuis. Hij lag in coma, na een hartstilstand. Ik heb hem nog quasi dagelijks bezocht maar heb hem niet meer kunnen spreken. Op 28/7, juist een week na onze terugkeer, is hij dan zachtjes overleden. En dan hadden we nog de nodige tijd nodig om samen met zijn vrouwtje Wivine de begrafenis te regelen en het nodige papierwerk achteraf te regelen.
Tussendoor en vooral ook achteraf hadden we een hele karwei om onze tuin, die we sinds eind april hadden verwaarloosd weer onder handen te nemen, te snoeien, te maaien, te wieden en een omgevallen oude treurwilg te verzagen en te transporteren. En dat konden we enkel doen als het niet regende. En in de zomer van 2023 was het een opgave om er droge dagen uit te pikken. Omdat we elk jaar er op staan om een wandelvakantie in te lassen, en door de vooruitsnellende tijd het onmogelijk bleek om 14 dagen naar de Alpen in te lassen, hebben we ons beperkt tot een 5-daagse in Luxemburg, op ontdekking in het Muhlertal, deels in regenkledij. Terug thuis nog een paar droge dagen gevonden om hoogdringendschilderwerk uit te voeren en, lap, het was al weer eind augustus. En er stond al een vlucht naar Palermo geboekt op 28/8. De tijd vliedt snel, enz…
Dus ja, ’s morgens vroeg om 8u30 kwam onze traditionele luchthaventaxi, met Anja aan het stuur, ons oppikken voor een ritje naar Charleroi. Vlucht om 12u05 en, met een kwartier vertraging, geland op Palermo om 15u. Op het laatste moment, de dag ervoor, had ik nog een stuk bagage toegevoegd, want alleen met onze kleine handbagage kregen we niet alles mee. Maar die kon niet mee aan boord worden genomen en moest dus worden ingecheckt. En in Palermo dan maar wachten op dat ene stuk bagage, die maar niet afkwam. Toen de transportband eindelijk tergend lang in gang schoot was het al meer dan een balfuur later en hadden we al 2 treinen naar Palermo-stad weten wegrijden. Maar we hadden toch tijd genoeg. Toen we eindelijk een trein konden nemen, kwam die pas om 16u45 toe in Palermo, en misten we de aansluiting naar Barcelona-Castroreale, bij Portorosa. En de volgende trein was uitzonderlijk slechts binnen 2 uren. Dan nog een (dure, want na 20u) taxirit, zodat we uiteindelijk rond 21u30 inde haven, bij onze boot arriveerden. 13u heeft dat ganse zootje geduurd. Gelukkig was het vertrouwde restaurant Gadisca nog open (wij waren wel de laatste klanten) en konden we nog wat lekkers eten
Dinsdag 29/8: Portorosa
Het stormde op zee. En dit ging gepaard met geregeld een fikse regenvlaag (en zeggen dat juist nu in België de zomer weer zijn intrede deed). Niet het moment om uitte varen, maar wel om, gewapend met paraplu, het nodige proviand bij de dichtstbijgelegen supermarkt in te slaan.
Maar rond 17u klaarde het op en konden we onder een vriendelijk zonnetje wandelen naar het strand om het geweld van de golven, aangevuurd door de voorbije storm, tegen het strand te zien inbeuken.
En dan terug naar de boot voor het betere kuiswerk: duiven hadden nog altijd onze mast als slaapplaats uitverkoren, en dit had op het dek nogal wat spren achtergelaten. En duivenstront maakt hardnekkige vlekken, zeker weten.
30/8: Portorosa
Het was terug zonnig en warm maar de wind blies nog altijd een paar maatjes teveel. ’S Morgens het intussen gebruikelijke ritueel: eerst een ochtendkoffiekakske in Gadisca en dan de verse duivenstronten opgeruimd. En na het late ontbijt een wandeling naar het stand van het dichtbijgelegen Tonarella, waar zonnekloppers, gezandstraald door de hevige wind, er toch alles voor over hadden om een nieuw bruin coucheke op te doen. Zot zijn doet geen zeer.
En dan de boot eindelijk klaar zetten, want morgen zouden we uitvaren.
Donderdag, 31/8: Portorosa – Milazzo.
Het was terug mooi weer, 27° en enkele hoge wolkensluiers. En de wind was grotendeels gevallen. In de late namiddag terug het ruime sop gekozen, de eerste 3 mijl nog op motor, maar daarna konden we genieten van het geruisloze rustgevende zeilen. Zalig. Tot dat de wind ons volledig in de steek liet en we de tweede helft van de tocht met onze dieselmotor terug onze bijdrage moesten leveren aan de CO2-uitstoot. We kwamen in de late namiddag aan in de Marina del Nettuno, waar we begin juli ook al waren geweest. En er goede herinneringen aan hadden overgehouden. Maar de ligplaats die ons werd toegewezen (de haven lag quasi vol) deed ons niet juichen. We lagen aan de buitenzijde van het ponton, blootgesteld aan de golven, veroorzaakt door de vele op- en afvarende ferryboten, waarvan niet alle kapiteins zich hielden aan de opgelegde maximumsnelheid, maar wellicht liever indruk maakten op hun passagiers door aan hoge snelheid de haven binnen te stormen. Italiaanse macho’s. Bah. En telkens ging dan ons ponton, en onze boot, een 3-tal minuten met opeenvolgende stoten en op en neer. Ik begrijp nu waarom de ormeggiatori, die ons assisteerden bij het aanmeren, ons op het hart hadden gedrukt om zoveel mogelijk stootkussens tussen de boot en het ponton te hangen. ’s Avonds werd het weer rustig maar we wisten dag het circus om 6u weer zou herbeginnen. Intussen wel aan boord genoten van een lekkere biefsruk-friet op zijn Belgisch.
1/9: Milazzo – Villa San Giovanni.
Op deze zonnige dag zouden we voor de eerste maal sinds lang terug een traject afleggen, dat we nog niet eerder hadden gedaan. En wat voor één! Vandaag zouden we door de Straat van Messina varen en zo definitief de steven richting Griekenland wenden. Maar niet voordat we nog een ander deel van Sicilië en van Calabrië zullen hebben aangedaan.
Ik had veel gelezen over de tocht door de straat. Ik was op alles voorbereid, en had ook in bedekte term de rest van de bemanning gewaarschuwd. Er brak nog juist geen paniek uit. We zouden geconfronteerd worden met druk vrachtverkeer, een sterke stroming, tot 7 knopen, zware wind die zich zou persen tussen de kusten van Calabrië en die van Messina, er zouden draaikolken zijn,…..
Maar uiteindelijk hebben we ons voor niets zorgen gemaakt. Tot aan de monding van de straat hadden we nauwelijks wind, en éénmaal in de straat ging de windmeter ook niet hoger dan 7 knopen, wind van achter. Volledig traject op motor, dus.
We moesten de straat dwarsen, op de reglementair voorgeschreven plek, want onze eerstvolgende haven, San Giovanni, lag in Calabrië, aan de overkant dus. Die oversteek was een fluitje van een cent, want er waren uiteindelijk over dat ganse traject slechts 2 vrachtschepen die we in de gaten moesten houden om een aanvaringskoers te vermijden.
De stroming was niet noemenswaardig en wel ons voordeel want we hadden terecht gepland om 2u na hoogwater de straat binnen te varen.
En die draaikolken hadden we nauwelijks gemerkt. Het enige spectaculaire was een grote school zwaardvissen, die we plotseling naast ons uit het water zagen springen.
Iets voor 16u voeren we Villa San Giovanni binnen. De marina was tamelijk recent aangelegd, zo recent zelfs dat de voorziene vingerpontons nog nergens te bespeuren waren. En ipv het prestigieuze havengebouw, waarvan we overal de ontwerptekeningen fier uitgestald zagen, moesten we het doen met 3 schamele containers, maar gelukkig met alle noodzakelijke faciliteiten. En we waren perfect geassistterd door de 2 ormeggiatori én we lagen rustig. Enig minpuntje: aan de overzijde van ons ponton lag een 35 mio€ kostend motorjacht van een Oostenrijkse Private Equity speler en de haven was blijkbaar niet voorzien op dergelijke energieslurpende gasten. De electrische installaties konden het niet aan. Ze hadden dan maar een generator aangesleept, die de hele tijd bromde, en zo toch de rust wat naar de knoppen hielp. Het werden weer oordopjes vannacht.
Een daaropvolgende wandeling langs het steand en vervolgens door het stadje maakte ons snel duidelijk dat hier niet veel te verdienen was. Met uitzondering van het superheldere zeewater, maar we hadden ons zwemgerief niet bij. Alles lag er hier rommelig bij, afval overal (ik denk dat de vuilnisdiensten in Zuid-Italië continu in staking zijn), alle horeca was failliet ofwel gesloten, en toen we eindelijk na een lange wandeling in de hitte, aan de supermarkt in het hoger gelegen deel van de stad kwamen, nleek die in , lange, middagpauze. We hadden er genoeg van, keerden terug naar de boot, profiteerden van onze eigen terras om een pintje te drinken en zouden met de nog aanwezige levensmiddelen wel op een cratieve manier een avondmaal in mekaar knutselen. (Het werd risotto met – gedroogd – eekhoorntjesbrood en blokjes pancetta).
2/9: Villa San Giovanni – Regio di Calabria
ik hield al een paar dagen de meteo met een ongerust hart in het oog. Er was zich daar een serieuze depressie aan het vormen. Ook via de media vernamen we het naderende onheil. De kern zou zich boven Griekenland situeren, maar sowieso zou de Ionische zee, waar wij ons bevonden, van de brokken delen. (NB: later zou blijken dat deze storm, die de naam “Daniel” had gekregen, in 3 dagen evenveel water zal lozen als deze streek in Oost-Griekenland anders in een gans jaar over zich kreeg – met enorme schade en tientallen doden tot gevolg). Het was dus kwestie om tijdig een goed beschutte haven te bereiken, waar we ons ook zouden kunnen bezighouden, want we zouden er wel een tijdje moeten blijven liggen. Vandaar ons besluit om eerst naar Reggio di Calabria te varen, en dan terug naar Sicilië over te steken, naar de zeer goed beschutte haven van Riposto, Marina del Etna.
Dus eerst, in de late namiddag op ons gemakskes, naar Reggio di Calabria gevaren, niet onmiddellijk een toeristische trekpleister, maar er zou toch wat te beleven zijn, dachten wij. Dit is vooral een belangrijke ferryhaven, met een continue stroom van boten die de verbinding maakten tussen het vasteland van Calabrië en de diverse havens van Sicilië. En er was daar ook een, relatief goed beschutte jachthaven. Maar die haven lag geprangd tussen de zeedijk en een autosnelweg plus spoorlijn. We wilden tevoet naar de binnenstad wandelen, maar nergens, tenzij heel ver verwijderd, was er een mogelijkheid om de autosnelweg te kruisen. En toen we probeerden langs de kust naar een aanpalend strand te wandelen, werd ook daar ons de weg versperd door een militair domein, tussen de jachthaven en het strand. Nu begrepen we waarom de ormeggiatori ons, na het aanmeren, een kaartje van de lokale taxidienst hadden overhandigd. En waarom we, in het begin van de wandeling een luid gesticulerende taxichauffeur naar ons hoorden roepen (wellicht door de ormeggiatori geseind dat er weer prooien te vangen waren). Uiteindelijk dus geen bezoek aan de stad, noch aan het strand, en dus maar op de boot gebleven en wat klusjes opgeknapt en wat tekst voor de blog voorbereid.
3/9: Reggio di Calabria – Riposto (Marina del Etna)
Vandaag hadden we een goede 30 mijl voor de boeg. Halverwege de oversteek van Calabrië naar Sicilië zou de windkracht al serieus toenmen, zeker in de namiddag. Daarom al vroeg in de ochtend uitgevaren, eerst op een koers die ins zo snel mogelijk naar de overzijde zou brengen, waar we terug in de luwte zouden zijn, en dan langs de kust verder naar Riposto. De oversteek was relatief rustig, op gereefd zeil met halve wind uit het Noorden. Eenmaal dicht bij de kust van Sicilië koersten we dan zuidwaarts naar Riposto. Het werd echter steeds moeilijker om een goed bezeilbare koers te vinden, met de wind achteraan. We moesten meer en meer richting het midden van de straat om voldoende snelheid te halen, en dus ook meer en meer in de richting van de hardere wind. Ik was daarom van plan om het grootzeil in te pakken en enkel op genua verder te varen. Dan kon ik gemakkelijker een voordewindse koers nemen. Dus eerst motor aan, voorzeil oprollen, grootzeil naar beneden en dan terug voorzeil weer uitrollen. Maar bij dit maneuver waren de schoten van ons voorzeil in de knoop geraakt bij het oprollen. Normaal niet erg, gewoon eens naar voren gaan en de touwen ontwarren, maar intussen was de zee al zo onstuimig geworden zodat dit niet zonder risico was. En de bemanning daarvoor eendrachtig geen toestemming gaf. Dus dan zat er niets anders op dan op motor met opgerold voorzeil en enkel met grootzeil de rest van de tocht verder te zetten. Voorbij Taormina gevaren, waar de superjachten voor anker lagen . En dan veilig aangemeerd in Riposto, ondanks de verder toenemende wind. We waren intussen al ervaren aanleggers geworden. De haven lag al bijna vol, zoals we zagen. We waren niet de enige, die beslist hadden om beschutting te zoeken. Spijtig voor al die boten die in Taormina voor anker of aan een boei lagen. Want er zouden hen nog woelige wateren te wachten staan. Ook de dag erop zagen we nog het ene na het andere superjacht de haven binnenvaren totdat ook die kade volledig volzet was.
We konden de volgende dag toch grotendeels op zeil naar Portorosa varen.
We hadden immers een vlucht geboekt, van Catania naar Brussel op 18/7.
Dus tijd genoeg om de boot, voor zover nog nodig, verder klaar te zetten voor zijn zomerverblijf in Portorosa, waar we op onze vraag een zeer rustige ligplaats hadden gekregen, ver van de charterboten die niet altijd “perfect” aanmeerden, en soms contacten met andere boten niet konden vermijden (maw, we wilden niet te dicht bij die potentiële prutsers liggen). En inderdaad, toen we ons aanmeldden, werden we geleid naar een zijkanaaltje van dit marinacomplex waar we een ligplaats kregen langs een kade, omzoomd door het groen van de luxevilla’s die langs beide zijden van dat kanaal optorenden. Niet beseffende dat dat mooie groen ook een paradijs was voor allerlei vogels, vooral duiven, en dat die blij waren dat ze met onze boot een additionele plaats om te slapen hadden gevonden: onze mast. En er is blijkbaar één constante met dze vogels als ze een slaapplaats hebben gevonden: ZE SCHIJTEN. Iedere dag mochten we de waterslang en de borstel inzetten om het dek terug te reinigen. Wat zal dat zijn als we hier 6 weken afwezig zullen zijn…
Intussen werd het hier warm, warmer, en heet. Wij noteerden 38 graden (nb: toen wij eind augustus terug keerden zagen we op onze thermometer een geregistreerde maximumtemperatuur van 48 graden – gelukkig dat wij dan in het natte België waren).
We keken al uit om van die hitte verlost te worden, maar dan brak er brand uit in de luchthaven van Catania (oververhitte airco’s) en kregen we op 16/7 bericht dat alle vluchten waren gecanceld. Vlucht verzet naar 20/7. Wij overleefden intussen op onze boot, o.a. met een duik in het lauwe zeewater, maar dan wel na 16u. Dáárvoor was het immers te warm om naar het strand te wandelen.
Toen we op 18/7 melding kregen dat ook de vlucht van 20/7 was gecanceld hadden we er genoeg van. Het zou nog warmer worden en nu al hadden we de limiet van het leefbare bereikt. Op internet dan maar een vlucht via Palermo gezocht. De eerstvolgende waar we nog plaats op hadden was die van 21/7. Niet geaarzeld. Geboekt. We zouden wel zien hoe we er zouden geraken.
20/7: Portorosa – Palermo
We zouden vandaag naar Palermo vertrekken waar we een hotel hadden geboekt. Er zat niets anders op, want onze vlucht op 21/7 overtrekt om 11u.
Ons vertrouwde koffiehuis had voor ons een taxi geregeld. Die was stipt op tijd en zette ons af aan het station. Het verkeerde station, zo bleek toen we binnen gingen. Maar onze taksi was intussen al weg en we hadden geen telefoonnummer. Dan maar een nieuwe taksi gebeld, die ons dan naar het juiste station, Barcellona-Castroreal bracht. Na een treinrit van meer dan 3 uur bereikten we rond 20u het centraal station van Palermo. Terug een taxi, naar het hotel. Een gammele rammelkar, zonder airco , maar mijnheer vroeg wel een fortuin voor de taxirit, “want het was na 8u”. Italië….’. Het hotel, Artemesia Palace was behoorlijk en niet te duur. En het restaurant een straat verder (tip van de conciërge van het hotel) zorgde voor een lekkere afsluiter.
21/7: Palermo – Vichte.
Vlotte teugreis naar het kille en regenachtige België.
We vallen in herhaling: op motor. En dus weeral een serieuze scheut olie bijkappen. In de vooravond aangekomen in Palermo, waar we uiteraard terug bij Galizzi hadden gereserveerd. En van een heerlijke douche konden genieten. En dan terug naar de dichtbij gelegen Familia-supermarkt. Terug proviand inslaan om in alle noden te kunnen voldoen van Ann-Sophie en Johan, en vooral hun 2 hongerige, snoepgrage kids. Inkopen werden weer tot aan boord gebracht. Maar ondanks het feit dat ik al 5€ aan de supermarkt had betaald, eiste dezelfde bezorger als vorige kaar, toen ik hem ingevraagd 5 euro fooi had toegestopt, 10€ “ fooi”. Zijn uitleg: door een politieactie waren alle straten rond de haven afgezet, zodat hij te voet, met een volgeladen winkelkar, onze inkopen naar de boot heeft moeten brengen. Ik heb na heel wat discussie dan toch maar betaald. En ’s avonds een vlammende kritiek op Google geplaatst over de service van supermarkt Familia in Palermo. Ben benieuwd hoe ze daarop greageerd hebben.
Dinsdag, 27/6: Palermo – Cefalú
Toch geen ligplaats meer gereserveerd bij het olijke trio Salvatore, Roberto en Diego. Raad waar ze ons nu een plaats zouden geven.
Marina Yachting Cefalù had tenminste echte pontons voor zeilboten, maar geen eigen sanitair (dus morgenochtend weer een kleine wandeling naar de kleine bar aan de haven voor een koffietje en een kakske) én een gratis shuttle naar de oude bovenstad. Dat laatste was misschien slecht voor onze stappenteller , en onze conditie opbouw. Maar toch supergemakkelijk. En ’s avonds lekker gegeten in restaurant La Brace, dat vroeger nog vermeld was in de Michelin, want op de deur hing er nog een sticker…van 2012. Nu nog steeds een gezellig restaurant in een kleine zijstraat, ver genoeg verwijderd van de drukke straten waar toeristen worden afgetroggeld. Lekker en zeer betaalbaar.
Woensdag 28/6: Palermo – Capo d’Orlando
Terug een zonnige dag en zelfs wat wind zodat we toch een deel op zeil hebben kunnen varen. Een verademing. Het was midden van de week. En dat zagen we in de marina. De helft van de ligplaatsen was niet bezet. De charterboten waren nu rond de Eolische eilanden aan het varen. En geen luis te bekennen op de terrasjes rond de haven.
Donderdag 29/6: Capo d’Orlando
De technieker van Multinautic was er om 9u, zoals beloofd (quod??? We zijn hier toch in Italië?). Hij had 10 minuutjes nodig om het euvel te herstellen. Die prutsers in Fiumicino hadden, bij het onderhoud van de motor, de oliefilter niet goed aangedraaid, zodat hij begon te lekken als de motor draaide! Elke lezer met een beetje verstand van techniek, begint hier dus te schaterlachen. Graag toch een beetje medelijden voor een technische zero….
Vrijdag 30/6: Capo d’Orlando – Portorosa
We hadden plotseling tijd over! Ik had immers 5 dagen uitgetrokken voor de reparatie (meestal zijn de techniekers niet van hun woord, moeten terugkeren met andere specialisten, moeten wisselstukken bestellen, enz… aan zo een toestanden had ik mij verwacht. Niet dus). Maar nu konden we toch nog wat verder varen, voordat we terug naar Lipari zouden gaan. En dus rond de middag Capo verlaten, en koers gezet naar Portorosa. We hadden indertijd deze marina uitgekozen om onze boot van half juli tot eind augustus achter te laten, omdat de steigers er zeer beschut liggen, ietwat landinwaarts. Onze boot zou daar veilig liggen. Zeker beter dan in bijna alle andere havens, waar de deining veroorzaakt door ferry- en andere boten de boten aan hun touwen doet trekken en ze dreigen tegen het ponton te botsen.
Bij het binnevaren van Portorosa
Maar het moet gezegd: de marina had betere tijden gekend. In de jaren ’80 was dit een prestigieuze ontwikkeling waar een haven met een wirwar van kanaaltjes in het moeras was uitgegraven, en daarrond huizen, appartementen, hotels, winkels en horeca. Het grote 4-sterren hotel stond intussen al leeg, de eerste verdieping van het winkelcomplex was volledig verlaten en lag er haveloos bij, en ook op het gelijkvloers waren heel wat winkelruimtes tevergeefs op wacht naar een nieuwe huurder. Maar toen we arriveerden was het vrijdag, de grote wisseldag van de charters ( Portorosa was nog een grotere charterhaven dan Capo d’Orlando). Alle charterboten moesten de vrijdagavond terug naar hun thuishaven, want zaterdagavond kwamen de nieuwe bemanningen al aan boord. En elke boot moest gecontroleerd worden op mogelijke schade ( niet onterecht, want we hebben geregeld gezien dat die huurders niet altijd over voldoende zeemanschap beschikken, om het zacht uit te drukken). En dan volledig schoongemaakt en voorzien van vers was- en beddengoed. Vandaag en morgen zouden de terrasjes wel vol zitten. Enfin, ik denk dat enkel dankzij deze chartermaatschappijen de haven en de overblijvende winkels en horeca nog kunnen overleven. En dus in de korte periode van drukte er zoveel mogelijk inkomsten moeten uithalen…aan dito prijzen. We hebben dan maar aan boord een aperitiefje gedronken en gegeten.
Zaterdag 1/7: Portorosa – Milazzo
We gaan nog een nieuwe haven en stad ontdekken: Milazzo. Dicht bij de straat van Messina, waar we in het najaar door moeten om onze tocht naar Korfoe verder te zetten. En het was mooi varen naar Milazzo hoofdzakelijk onder zeil. En met wisselende windrichtingen die rond dit schiereiland kronkelden. Weinig tijd, zoals in de vorige routes wel het geval was, om onze weekend krant met bijlages te lezen. Om de haverklap moest het enige aanwezige bemanningslid mij bijstaan bij het overstag gaan of te gijpen. Maar het was wel zalig varen, onder een stralend zonnetje.
Milazzo is een rustig stadje, met vooral activiteit wannneer één van de vele ferryboten aanmeert of vertrekt naar Messina, Napels, Palermo, Lipari, Vulcano ,…
De enige marina waar we nog plaats hadden gevonden lag dicht bij de ferryhaven, maar was toch grotendeels beschut. Weinig deining van de ferryboten. Dicht bij het centrum. En met volwaardig sanitair. Er was wel weinig manoeuvreerruimte om aan te leggen. Het is een kleine haven, met veel boten. Maar dankzij wat hulp van het motorbootje van de haven toch vlot aangemeerd, aan een , zeldzaam, vingerponton.
Zondag 2/7: Milazzo.
Het wordt warm. In het volledige zuiden van Europa heerst al een hittegolf, en ook wij gaan er niet aan ontsnappen. De warmte wordt stilaan hitte, de 30 graden op onze thermometer wordt een constante. Gelukkig zorgt het water nog voor voldoende koelte in de nacht.
Maar onze verkenning van Milazzo was toch een hete onderneming. We zijn door het schiereiland gewandeld, tot aan de citadel maar in plaats van die te bezoeken zijn we rechtsomkeer gegaan op zoek naar een terrasje met voldoende schaduw. Gevonden aan de kant van de zee. Zelden heeft een frisse pint zo gesmaakt.
Milazzo
Ook voor de late lunch zochten we schaduw, die we vonden in een zijstraat, waar een restaurant quasi het volledige straatje had ingenomen met tafeltjes, die door de hoge gevels aan de overzijde, van de zon beschut waren. Ja, de tijd dat we vloekten omdat het weer al eens regende of dat we een pull moesten aantrekken lag achter ons. En we zouden er nog met weemoed aan denken terwijl we iedere dag de temperatuur zagen stijgen. Morgen gaan we naar de eilanden. Hopelijk staat de thermostaat daar wat lager. De temperatuur in de boot steeg nog wat verder, want ik moest nog spaghettisaus maken om aan onze arriverende toeristen te reserveren. Het plan om ook pannekoeken te bakken hebben we wel afgeserveerd.
Maandag, 3/7: Milazzo – Lipari
Eerst nog de laatste boodschappen gedaan. De prijzen in de winkels op de eilanden liggen een serieus stuk hoger dan hier, op het vasteland. Met een goedgevulde koelkast dan rond de middag koers gezet naar het eiland Lipari. Op motor. Onder een verschoeperende zon.
Daar aangekomen hadden we nog ruim de tijd om onze boot in te richten voor de ontvangst van onze volgende gasten. Gezien de kids in de kajuist moesten slapen was het wel wat gepuzzel om al ons gerief een plaats te geven. Het kostte nogal wat vindingrijkheid, veel gesleur, maar uiteindelijk waren we tevreden met het resultaat. De Arwen was klaar om onze vier nieuwe gasten te ontvangen.
4/7: Lipari – aankomst van onze nieuwe gasten
En dan , de volgende dag, met de gratis taxi van de jachthaven naar het centrum. Serieuze tijdsmarge, want we wilden zeker op tijd zijn als de ferry met onze gasten zou aanmeren. Tijd dus voor een lichte lunch en dan naar de steiger, waar de ferry uit Milazzo stipt arriveerde, en we op de steiger 2 kleine gastjes op ons zagen aanstormen, vergezeld van hun ouders, Ann-Sophie en Johan, die het ook zagen zitten. Toch een klein minpuntje: Sebas was wat ziekjes, wellicht weer een of andere ontsteking. Niet erg, maar moest toch preventief worden behandeld. Een telefonische raadpleging met de huisarts leverde een voorschrift op voor een antibioticum. De apotheken waren ook hier echter gesloten tot 17u. Tijd voldoende dus om een korte wandeling te maken. Kort, want het was het warmste deel van de dag. Gelukkig waren de terrasjes niet gesloten….
Het had wel geen zin om tot 17u in het stadje rond te lummelen of een uitgebreide kroegentocht aan te vatten en daarenboven waren de gasten zeer benieuwd hoe hun logies op de boot er zou uitzien. Dus met de taxi én met alle bagage terug naar de jachthaven, naar de Arwen. Johan en ik zouden dan later, met de fietsjes, terug naar stad rijden wanneer de apotheken terug geopend zouden zijn. Voor de kids was alles nieuw en dus spectaculair. Slaapplaatsen werden goed bevonden. Duidelijk nog de regels uiteengezet: op zee altijd zwemvestjes aan, (voor alle eerlijkheid, in de loop van het verblijf en gezien de rustige zee, werd die regel minder en minder rigoureus toegepast) en zelfs op de wal, en voor zover we nog in de haven waren, moest Leo, die nog niet echt kon zwemmen, steeds zijn zwemgordel aanhouden (wat, zoals later zal blijken, wel verantwoord was). De visnetjes, die Ann voor de 2 jongens had gekocht, waren onmiddellijk een voltreffer. Vooral Leo was vanaf nu op elk moment van de dag als het maar enigszins kon, aan het vissen met zijn schepnetje. En had zelfs geregeld beet.
Leo en Sebas en hun onafscheidelijk visnetje
Tegen 17u fietsten Johan en ik terug naar Lipari stad. De eerste, en ook de volgende apotheek had geen Augmentin in voorraad. Het begon er bedenkelijk uit te zien. Maar de derde, en laatste, pillendraaier was van het meer creatieve soort en vond na wat opzoekingen een antibioticum met dezelfde samenstelling, die hij wel in voorraad had. We namen het mee maar kregen van hem toch nog de raad om de huisarts te vragen of dit OK was en om de dosis na te checken. Wat we dus braafjes, vanop een lekker terrasje , hebben gedaan.
En dan terug naar de boot voor de eerste avond, met spaghetti, aan boord.
Woensdag, 5/7: Lipari (White Beach Lido)
Een eerste tochtje, om het te leren. Er was nogal wat wind, zoveel zelfs dat er “niet te scheef” werd geroepen, dat ik een reefje moest steken, en in plaats van naar Vulcano, wat een aandewindse koers betekende, rechtsomkeer maakte en met een ruime wind naar een strand en ankerplaats meer in het noorden koerste, de White Beach Lido.
Ons Rocna-anker deed het wonderwel, en bij de eerste poging lagen we al goed vast in de zanderige bodem. Daarvoor hadden we Johan mee, die vanaf nu bij elk voor- anker -gaan het water in dook om het anker te checken. Het was een van de vele perfecte dagen, volop zon, het water had een mooie temperatuur en was zo helder dat snorkelen een waar festijn was.
Ook de kids waren in hun sas, en bijna niet uit het water te krijgen. We konden ook vaststellen dat Sebas een echte waterrat was en nu zelfs leerde snorkelen. En met de dinghy, roeiend, naar de oever varen en daar nog wat op het strand spelen maakte het compleet.
En om het nog completer te maken: toen we terug aan boord waren, verscheen de “frisco-boot” ofte een varende ijskar. Het kon niet meer stuk.
Donderdag 6/7: Lipari (uitstapje naar Vulcano) – Salinas
Voor anker in de “Porto di Poniente”, in feite een prachtige, beschutte baai op het vulkaaneiland Vulcano, aan de kant van het schiereiland omgeven door wat restaurantjes met ligstoelen op het zwarte lavastrand. Terug weer de nodige waterpret, totdat die bedorven werd door een luid geschreeuw van Johan: hij was geneteld door een parelkwal, en iedereen moest het geweten hebben. Eens terug aan boord ( dat ging vlug) hebben we zijn stekende bovenarm rijkelijk met witte azijn ingewreven en vervolgens nog behandeld met zalf voor muggenbeten. We hadden al de vorige keer, toen we met Evelyn en Maxim ook met kwallen waren geconfronteerd, op internet al wat research gedaan. Blijkbaar was dat ook de goede behandelmethode, want na 2 dagen was de schade grotendeels hersteld.
Maar voor de rest van de dag had Johan toch geen zin meer om de boot te verlaten en zijn Ann en ik met de 2 kids dan maar met de dinghy naar het strand gevaren. We wilden hun toch eens de uit het zeewater opborrelende gassen van de vulkaan tonen, aan de andere kant van het smalle schiereiland.
Sebas tussen de opborrelende vulkaanbronnen
En hen uiteraard vergasten op een ijsje. In de late namiddag voeren we dan naar de volgende haven, Salinas. Na een korte verkennende wandeling door het dorp terug naar de boot, waar Leo terug zijn viskunsten kon botvieren (en beet had). Sebas, de boekenwurm, hoorden we niet, verborgen achter zijn zoveelste leesboek.
Vrijdag, 7/7: Salinas (Uitstap naar Lingua)
Lingua, een klein vissersdorpje een paar mijl ten zuiden van onze haven was onze volgende uitstap. We ankerden dicht bij het strand ( te dicht, want de kustwacht maande ons aan wat dieper in zee opnieuw te ankeren, wat we braafjes hebben gedaan) en konden dan met de dinghy naar het kleine haventje varen waar we konden zwemmen in een soort natuurbad, beschut van de open zee door rotsen. Heerlijk warm water, en nu op onze hoede voor die slijmerige ronde beestjes. Er waren er wel, maar met wat opletten (Johan werd gepromoveerd tot kwallenwachter, en was voor deze taak , gezien zijn ervaringen van gisteren, zeer gemotiveerd) was zwemmen wel mogelijk. En zo zou dat vanaf nu alle dagen zijn: we konden wel zwemmen, maar steeds die venijnige beestjes in de gaten houden. In late namiddag terug naar de haven van Salinas. s’Avonds kregen Ann-Sophie en Johan “vrij”. Samen zouden ze een avondje stappen in Salinas, wat blijkbaar heel goed meeviel, inclusief een muzikale finale op het terrrasje van een kleine kroeg naast het strand. En wij zouden “babysitten”. Sebas hoorden we niet, want die was terug verzonken in zijn leesboek. En Leo terug aan het vissen met zijn schepnetje. Superenthousiast. Zo enthousiast zelfs dat hij, door een te grote zwaai met zijn visnet, met klikken en klakken in het water belandde. en kopje onder ging. Gelukkig met zijn verplichte zwemgordel aangegespt. Ann was er onmiddellijk bij om hem vast te grijpen. En een buurman op een andere boot was er nog sneller dan ik bij om het ventje uit het water te hijsen. Nog in schock vroeg hij, huilend, om het zeker niet aan zijn mama en papa te zeggen want anders zou hij niet meer mogen vissen. We hebben het hem dan ook beloofd, zo ook zijn broertje Sebas.
Zaterdag, 8/7: Salinas (Spiaggia della Pollera).
Zoals verwacht, was het eerste wat Sebas de volgende ochtend deed, het volledige relaas van Leo’s wedervaren aan zijn ouders vertellen. Gelukkig voor Leo konden we er allen zeer goed met lachen en werd de kleine op het hart gedrukt dat hij verder mocht vissen, mét zwemvest. Wat het ventje , superblij dat hij was dat hij verder zou mogen vissen, knikkend beaamde. Knipoog.
Spiaggia della Pollera stond vandaag op het programma. Een klein tochtje, op motor, tot aan de andere NW-zijde van het eiland. Een wondermooie baai, langs drie kanten ingesloten door hoge klippen en aan de zeezijde nog een rots die uit de zee optorende. We waren daar wel niet alleen. Maar het was een prachtige ankerplaats waar we het grootste deel van de dag zouden blijven. En terug van het zalige , bijna kwallenvrije, water k9nden genieten. Wegens instortingsgevaar van de afbrokkelende klippen konden we met onze dinghy niet aan land gaan. Maar no problem. We hadden alles aan boord om het leven aangenaam te maken.
‘s Avonds was het aan onze beurt om met zijn 2tjes uit te gaan eten. Onze keuze was snel gemaakt. Terug naar ”Nni Lausta”, waar we de vorige keer zo lekker hadden gegeten. En d3 chef herkende ons onmiddellijk, leidden ons naar het mooiste tafeltje op het mooie terras onder de bomen, gaf ons een rondleiding op de aanpalende moes- en kruidentuin waar alles vers op de borden verscheen, en werden we vervolgens supergoed bediend en smaakten de 3 door hem gesuggereerde gerechtjes overheerlijk. En op het einde werden we nog getrakteerd op een ijskoude royale limoncello. Onvergetelijk.
Zondag 9/7: Salinas – Panarea
Het was de bedoeling dat we vandaag, na onze vruchteloze poging vorige maand, het ”Saint-Tropez van Sicilië” zouden bezoeken. De tocht naar Panarea ging deels op zeil, maar vooral op motor, met een eerste stop bij Cala Junco. Terug een zeer mooie baai die terug het nodige waterplezier opleverde. En dan in de namiddag naar Panarea-“stad”, waar we naast de boeitjes (150€ per nacht, asjeblief) het anker (gratis) konden uitwerpen. Met de dinghy allen aan land op verkenning.
Panarea
OK, er zijn inderdaad wel een aantal poshy shops, wat duur ogende horeca met dito terrasjes, chique hotels en villa’s verdoken achter witte muren, maar het geheel was niet onaangenaam. Maar wel superheet. Ik kan dus geen relaas geven over het volledig stadje, want snel hebben we afgehaakt en onze wandeling beëindigd op een gezellig terrasje aan de havenkant waar we, tot onze verrassing, een frisse pint konden savoureren aan normale prijzen. Geloof toch niet alles war men jou in de gidsen wil wijsmaken.
We hebben wel aan boord gegeten, die avond. Onze sponsoring van de horeca kent ook zijn grenzen. En aan boord hadden we ook tijd om onze volgende uitstap voor te bereiden. Stromboli wordt ons volgend hoogtepunt. Volgens onze reisgidsen moesten we ’s avonds zeker gaan eten in restaurant l’Osservatorio, dat dicht bij de Sciarra del Fuoco lag, de weg langs waar, bij een grote eruptie, de lava uit de Stromboli naar zee vloeide. Dus voor morgenavond daar een tafel voor ons allen gereserveerd.
Maandag 10/7: Panarea – Stromboli
De kids waren superenthousiast: we gaan naar een vulkaan. We verlieten onze ankerplaats, intussen met een supergeroutineerde bemanning, en zetten koers naar het eiland Stromboli. Het was een rustig (motor-) tochtje, met vooral uitzicht op megajachten die rond Panarea voor anker lagen.
Een historisch jacht voor anker bij Panarea
Het moet gezegd worden, wij, als eenvoudige zeilers, hebben nog nooit zoveel rijkdom, door boten geëtaleerd kunnen aanschouwen. Waar halen al die gasten hun rijkdom vandaan? En hebben ze er vooraf al de voorziene belastingen betaald, zoals wij dat altijd braafjes hebben gedaan? Telkens opnieuw stellen we ons die vraag als we weer een jacht van 10, 50, 100, 500 miljoen$ voorbij zien varen.
Stromboli kwam in zicht.
Stromboli in zicht
We naderden de Sciara del Fuoco, de straat van het vuur. Op algemeen verzoek zijn we daar meer dan een uur surplace blijven liggen. Met uitzicht op de regelmatige uitbarstingen van de Stromboli, die telkens begonnen met een rookwolk, en dan een golf van brokstukken, die vanuit de krater werden uitgespuwd en dan via de Sciara del Fuoco naar beneden denderden om uiteindelijk in zee, rechtover onze boot te belanden. Het bleef een adembenemend schouwspel, kids, en vooral Ann-Sophie werden super excited. Het was pas na wat aandringen dat we dan toch deze spot hebben verlaten en verder koers gezet naar ons einddoel voor deze dag, het dorpje Stromboli. We hadden daar een (duur) boeitje gereserveerd waar we onze boot konden aanmeren en waar we ook konden profiteren van een watertaxi, die ons volledig gezelschap naar en van de oever naar de boot bracht.
Gisteren had ik een tafel gereserveerd in het restaurant L’ Ossevatorio, om vandaaruit eventuele erupties van de Stromboli te kunnen aanschouwen. Maar toen ik mij wou informeren hoe we daar zouden kunnen geraken, bleek er zich wel een klein probleempje voor te doen: tengevolge van een recente uit de hand gelopen eruptie was de weg naar dit restaurant volledig vernietigd. We konden er enkel geraken na een pittige wandeling van ca 1 u……. Niet dus. Ik heb zelf geen beraadslaging moeten houden met ons reisgezelschap om onze reservatie te annuleren. En dus in de late namiddagmet de watertaxi naar het eiland (de landingsplaats lag toevallig pal aan het terras van een leuke bar palend aan het water, zodat we in eerste instantie niet verder dan daar geraakten , met excuus dat de kids nog wat in het water konden spelen terwijl wij..). En dan een nogal pittige wandeling naar het hogergelegen dorp Stromboli, waar wij een tafel in de bekendste pizzeria hadden gereserveerd. Wat eerder een pizzafabriek bleek, met eetbare pizza’s maar opgediend door compleet klantonvriendelijk personeel, die er zich zo rap mogelijk wilden van af maken. En geen zicht op de Stromboli.
Nog wat gewandeld in het kleine , aangename, centrum van het dorpje en dan met de watertaxi terug naar “huis”.
Dinsdag 11/7. Stromboli -Panarea
Veel valt over deze dag niet te vertellen. Op motor naar Panarea maar eerst nog opnieuw een oponthoud bij de Sciara del Fuoco, en dan naar het eiland Panarea, waar we voor anker gingen in het baaitje ten westen van het stadje. Met een ganse dag waterpret, gelukkig quasi geen kwallen die de pret konden bederven en een aangename dolce far niente.
Woensdag 12/7. Panarea – Vulcano
Het was vandaag een bijzondere dag, want de verjaardag van Ann.
Er is hier iemand jarig
Eerst zetten we vanuit onze ankerplaats koers naar het reeds gekende Porto di Pinente op het eiland Vulcano. Terug een mooie ankerplaats gevonden en goed gespeurd waar er zich kwallen zouden bevinden. Dan met Ann-Sophie en Leo metd3 dinghy naar het strand gevaren. Johan en waarempel ook Sebas legden die afstand al zwemmend af. Chapeau voor Sebas. Dat is een echte waterrat geworden. Zo kon de familie Jongbloet ook nog eens kennis maken met de beroemde warmtebronnen in de zee veroorzaakt door uit de bodem opborrelende vulkaangassen. En zoals ook wij tot de conclusie komen dat dit toch niet zo superspeciaal is. Maar enfin, dat hadden ze nu ook gezien, want de vorige keer had een kwal hier een stokje (of een netel) voorgestoken.
Na een lunch aan boord ( den apero vooraf waren we uiteraard niet vergeten – en het was champagne want de verjaardag van Ann) voeren we verder naar de andere kant van het eiland, naar het minihaventje Gelso. Daar konden we rustig ankeren, uiteraard opnieuw in het water duiken en dan later met de dinghy aan land gaan, waar we een tafel hadden gereserveerd in de Trattoria da Pina di kweetniewat. Want een fransman, die we in een vorig bezoek aan Vulcano hadden leren kennen, had ons dit als een “must do” (maar dan in het frans) aangeraden. En het was inderdaad een succes: niet alleen de setting – bijna met onze voeten in de zee, zo dicht lag het terras bij het water – maar ook de superheerlijke gerechtjes waarvan zelfs onze kieskeurige Ann-Sophie geen slecht woord kon over zeggen. Heerlijk. Een mooi verjaardagsfeest. En nog een afzakkerje van de chef daar bovenop.
en een geslaagd verjaardagsdiner
En we sliepen goed, aan boord, en voor anker.
13/7: Vulcano – Lipari, en verjaardag van Ann-Sophie
We zijn zo lang mogelijk gebleven in het baaitje van Gelso. Er was daar een klein strandje, Asino Beach, met een strandbar die al vroeg in de ochtend geopend was. Allen daarheen voor een koffietje en een kakske.
De jarige op Asino Beach
Dan terug waterpret en in de late namiddag koersten we terug naar het ons intussen vertrouwde Lipari.
Fun on the beach
Het was onze laatste avond samen én ook de verjaarag van Ann-Sophie. We hadden nog een fles champagne koel gezet (want we zij altijd voorzien op dergelijke leuke momenten).
En dan met onze vertrouwde taxi van Melania naar Lipari stad. Johan was echter niet zeer creatief geweest in zijn zoektocht naar een restaurant om de verjaardag van zijn wederhelft te vieren, de vermoeidheid van deze intensieve reis liet bij hem sporen na, en zo belandden we in een tourist-trap met terug niet betrokken personeel en standaard eten. Maar we lieten dat niet aan ons hart komen en maakten er toch het beste van.
14/7: Lipari – afscheid van de Jongbloets.
De terugreis van de Jongbloets ging niet van een leien dakje. Door weeral een staking van het luchtvaartpersoneel was hun vlucht gecancelled. Uiteindelijk hebben ze dan een vlucht kunnen boeken bij een andere maatschappij, maar dan een dag later. En zo nog een dag langer in Sicilië kunnen blijven. In een hotel dichtbij Catania, mét zwembad .
De Arwen-crew
Maar hun passage op de ferry was geboekt voor vandaag en zo moesten we , met een klein hartje, en misschien wel een opwellend traantje, afscheid nemen van die leuke bende, waarmee we toch samen wondermooie dagen hebben beleefd. Het smaakt naar nog.
En daar gaan ze
De rest van de dag, en ook de daaropvolgende dag hebben we gespendeerd aan het opruimen van de boot, en hem klaarzetten voor een stilstand van 6 weken. Want ook wij zouden op 18/7 naar huis vertrekken.
We verlieten op 11/6 Capo d’Orlando, Cefalú was ons volgende doel. Er was een 3 beaufort voorspeld, met gunstige windrichting. Dus ideaal om de 35 mijl naar Cefalú onder zeil af te leggen. Ware het niet dat alle meteo’s er weer volledig naast zaten. Meer dan 4 knopen wind hebben we de hele route niet gezien. De zeilen die we met volle enthousiasme hadden gehesen hingen er werkloos al klapperend bij. Hadden we ( al teveel) nog meegemaakt.
Onze ligplaats in Cefalu
En dan de marina. We hadden geboekt via Navily. En gezien Cefalú een belangrijk toeristisch centrum was, hadden we verondersteld om een mooi uitgeruste haven binnen te varen (zeker gezien de te betalen liggelden). Niets daarvan. De marina “L’ Approdo Mare & Piu” was enkel geschikt voor motorboten. Enkel op de kop van de steiger was er mogelijkheid van aanmeren voor 1 zeilboot. Maar het duurde wel heel wat tijd vooraleer we dit te weten kwamen. Salvatore, Roberto en Diego, de 3 ormeggiatori van dienst waren wellicht bezig met een zondagsfeestje, want die namen niet op toen we hen opriepen. Pas toen we dreigden hun steiger te rammen kwamen ze alle drie af, één leuke bende, zwaar gesticulerend en in het Italiaans instructies roepende, die we toch niet begrepen. Maar wel supervriendelijk. Salvatore, met bloeddoorlopen ogen, sprong aan boord, en pakte samen met één van zijn kompanen in een dinghy, een vuile meerboei vast die hij aan onze boot bevestigde. Na veel verder italiaans gebazel geraakten we dan toch aangemeerd. Als enige zeilboot….. Wellicht hadden we toch beter de marina ernaast genomen. Waar alle andere zeilboten lagen….
Eénmaal van de emoties en van het schaterlachen bekomen, een eerste verkenning gemaakt in Cefalú. Wel een lastige onderneming, want een heel eind bergop. Maar het beviel ons onmiddellijk. En het zicht vanaf de kleine bar aan de zeekant, waar we een drankje namen, was adembenemend.
Gezien het vandaag Vaderdag was, en er geen kinderen aanwezig waren om dat te vieren, hebben we dan maar zelf het heft in handen genomen en ons, voor de avond, getrakteerd met een lekker diner in Locando del Marinaio ( ook opgenomen in de Michelin, smakelijk, maar niet echt whaw – wellicht worden we te kritisch).
De volgende dag hebben we dan Cefalú ten gronde verkend, te voet en zelfs gewandeld tot aan het hotel Alberi del Paradiso, waar Carl en Daphne 5 jaar geleden een mooie vakantie hebben doorgebracht. En gezien het hotel, luxueus, prachtig gelegen en super uitgerust, kunnen we dit wel geloven. Maar het ligt wel op 4 km van Cefalú, én bergop! Daphne en Carl hadden ons wel vooraf kunnen verwittigen. Gelukkig dat we daar, in de bar, van een lekker drankje en het uitzicht konden genieten.
Cefalù, een postkaart
Op dinsdag 13/6 koersten we dan , het grootste deel van de 37 mijl op zeil, naar Palermo. Zeer goede ontvangst in de marina Galizzi waar we , achteraf spijtig , maar 1 dag hadden geboekt. De secretaresse gaf ons spontaan een plan van de stad Palermo, de ligging van de dichtsbijgelegen supermarkt (die aan boord leverde), tips voor de beste restaurants (en die tips waren goud waard) en eindigde met het offreren van een lekkere espresso. En het sanitair was gloednieuw en superuitgerust.
Zicht op de jachthaven van Palermo, in volle centrum
’s Avonds al een eerste korte kennismaking met Palermo, de Corso Vittorio Emanuello. Het beloofde gezellig te worden.
Op 14/6 moesten we, spijtig genoeg, verhuizen van Marina Galizzi naar Marina Salpancore. Spijtig genoeg zeg ik, want Salpancore is 30% duurder en heeft geen sanitair (“works in progress”). Enig voordeel: we lagen nu nog dichter bij het centrum.
Ons eerste werk na het aanmeren was dus een dichtbijgelegen pasticceria te vinden met propere toiletten. Wat we vonden op een 3 minuten stappen. Toen aan deze primaire behoefte was voldaan konden we over naar de orde van de dag: boodschappen doen. Binnen een paar dagen kregen we immers hoog bezoek. En dan moesten alle voorraden zijn aangevuld. Op aanraden van de secretaresse van onze vorige marina, Galizzi, wandelden we wat verder naar supermarkt Familia. Een grote winkelkar aankopen werd tot op de boot geleverd. We gaven de man een fooi van 5€.
De volgende dag, donderdag 15/6, was de dag van de grote werken. Evelyn en Maxim zouden dit weekend arriveren. En dus moesten we terug de ruimte vinden om al onze stukken, die in de tweede slaapkamer lagen, een andere plaats te geven, de eetruimte te fatsoeneren en kasten leeg te maken, zodat ze hun spullen zouden kunnen wegstoppen. En het is gelukt. Ook de hele boot werd, op bevel van de commander in chief, geschrobd, geboend en gestofzuigd. We waren er klaar voor.
Vrijdag 16/6. Palermo..
Het had de hele nacht geregend. Maar in de vroege voormiddag klaarde het volledig uit. Een mooie dag om Palermo te ontdekken. Een boeiende stad. En we konden al het een met ander vergelijken: Rome was een wereldstad, vol met historie, Napels had nog zijn grandeur, maar Palermo was vooral een stad van tegenstellingen en veel vergane glorie. Eens was het een (Normandisch) koninkrijk, maar daarna is het nooit meer goed gekomen, waren er nog wel hoogtepunten, maar de vroegere rijkdom is nu voor een groot deel verdwenen en zijn veel van de palazzi nu een onderkomen voor migranten. De hoofdstraten hebben nog hun welvaart gedeeltelijk behouden. Die zijn ook de hoofdassen van het oude centrum. De belangrijkste straat, Corso Vittorio Emanuelle, die al dateert van de Griekse beschaving, loopt loodrecht van de haven tot aan het vroegere middeleeuwse koninklijke paleis, waarbij ze passeert langs de indrukwekkende kathedraal. Halverwege wordt ze gekruist door de Via Maqueda. Dit kruispunt, Quatro Canti, is in de 17de Eeuw volledig heringericht met op elk kwadrant prachtige gebouwen (waar de brokken er af vallen) met mooie beeldhouwwerken. Deze beide hoofdassen herbergen terug de alomtegenwoordige terrasjes, souvenir- en andere prullariawinkels, gellateria’s, bedelaars, te koop staande handelspanden en soms ook nog enkele rijke, goedbewaarde palazzi. In de zijstraten echter meestal armoe of chaos troef.
Niet alles is luxe in Palermo
Bij uitstek de wijk Bollaró, waar in een paar straten een continue straatmarkt wordt gehouden, met eetkraampjes (waar de waren in de hitte en meestal niet gekoeld zijn uitgestald), fruit en groentenkramen, (naar vis ruikende/stinkende) viswinkels, verkopers van chinese pruts, enz.
Bollarò
Daar hebben we niets gegeten of gedronken, in tegenstelling tot de horden toeristen die daar aan plastieken tafeltjes hun toekomstige salmonellavergiftiging aan het verorberen waren.
Dan maar terug naar het “betere” deel van de oude stad. Want ook hier zie je , zoals overal in Europa, een voortsluipende gentrificatie, waar in oude straatjes huizen worden opgekocht en gerenoveerd, waar hippe restaurants, bars en winkeltjes worden geopend en waar de betere Palermezen ( of hoe heten ze dat volk?) en de creatievere toeristen hun weg vinden (en waar we ook lekker en gezond, op een klein terrasje in een steegje hebben gegeten) en de armen zonder pardon een andere locatie mogen zoeken. En dan heb je ook nog, dicht bij de Quatro Canti, het zeer mooie Piazza Pretoria, met een schitterende (droge – “lavori”?) fontein omringd door prachtige (vooral naakt-) beelden, die daarom ook de bijnaam “Plein van de Schaamte” heeft gekregen.
Piazza Pretori
En nog zoveel ander moois. We hebben zelfs, tegen onze principes in, betaald om een oude Romaanse kerk annex klooster te bezoeken. Prachtig. Sacraal en zeer rustgevend. Maar vraag mij niet meer hoe dit ding heette. Enfin, veel meer informatie vind je in elke goede reisgids.
En ’s avonds kwam dan, met enige, naar Italiaanse normen aanvaardbare vertraging, om 23u15 onze eerste reisgezel, Evelyn, met de taxi aan onze steiger toe. Leven in de brouwerij!
Zaterdag 17 juni. Palermo.
Met de komst van Evelyn is ook al het slechte weer verdwenen. Zelfs in Sicilië moeten de weergoden blijkbaar weten dat zij het zonnetje is van onze familie (🥰).
En vanaf nu wordt het iedere dag wat warmer. Nu voorspel ik al dat we binnenkort nog gaan verlangen naar deze relatief frisse ochtenden en avonden.
Moeder en dochter wandelen in Palermo centrum
Maar het belangrijkste van deze heugelijke dag was toch Evelyn’s aankondiging dat haar zwangerschap, na een vorige ongelukkig beëindigde, perfect aan het evolueren was, dat ze nu al 3 maanden ver was en dat het geslacht van haar kindje (spoiler) was.
Na het dagelijkse espressootje, en toiletbezoek, in cafe Luca, onze “thuis”-pasticceria, waren we klaar voor een dagje Palermo. Hierbij deden we grotendeels de zelfde toer als bij onze eerste verkenningstocht, maar lieten we toch Ballarò terzijde. Eenmaal drukte, hitte en onfrisse geuren was voldoende.
Maar we ontdekten wel een nieuwe parel: Palazzo Alliata de Villafranca. Een goed bewaard juweeltje, gebouwd in de 17de eeuw, maar daarna voortdurend verbouwd, aangepast en gemoderniseerd door dezelfde familie, die hier is blijven wonen tot eind van de 19de eeuw. Waarna de laatste, kinderloze, erfgename het vertikte om haar eigendommen aan haar neven en nichten achter te laten (boeiende familiegeschiedenis), en ze dus alles schonk aan de kerk. En zo heeft dat instituut eeuwenlang van deze donnaties kunnen profiteren en hiermee hun kerken, paleizen, Vaticaanstad, Sixtijnse kapel edm kunnen optrekken en versieren (en wat voor de armen ?). Enfin, zo kregen we wat inkijk in het leven van de rijke adel van Palermo van de 17de tot de 19de eeuw, en kregen we hierbij deskundige toelichting van een paar enthousiaste dames die vrijwillig, voor de kerk, dit palazzo beheerden en voor het publiek openstelden. Amateuristisch, maar zo authentiek.
Rond de, late, middag proefden we dan ook de wereldbefaamde Siciliaanse arrancini, gefrituurde rijstballen met vulling, en waren we toch wat ontgoocheld. Het was naar verluidt oorspronkelijk armeluiskeuken. En voor ons mag dat ook zo blijven….
En ’s avonds arriveerde dan ook Maxim, rechtstreeks vanuit Krakau, waar hij een hele week les had gegeven aan cybernauten, of hoe die gestoorde nerds ook mogen heten, om cyberaanvallen te vermijden/bestrijden (en de kas van de consultants te spijzen?). Voor het blije weerzien van dit mooie koppel hadden we een tafel gereserveerd in l’Anciova. Een (wat achteraf bleek zeer lekker) visrestaurant, dicht bij de jachthaven. Zalig.
Zondag 18/6: Palermo – San Vito de la Capo.
De dag begon uiteraard met een bezoek aan cafe Luca. Een hele bevrijding.
Dan, volledig op motor, met achterlijke wind (dwz, voor de zeilanalfabeten, wind volledig blazend in de achtersteven) een 6 uur varen naar Capo San Vito. En de havenstad van bestemming heet San Vito de La Capo. Toch logisch ?
Een achterlijke wind (uitleg: zie hierboven) heeft 1 onoverkoombaar effect: iedereen die geen zeilervaring heeft en ook maar een beetje gevoelig is voor zeeziekte, hangt onvermijdelijk na een halfuur over de reling. Dus ook afwisselend Evelyn en Maxim.
Toen waren ze nog niet zeeziek
Echt leuk is dat niet, voor niemand. Maar ik kon er niets aan doen, tenzij zo snel mogelijk naar de haven van bestemming koersen. En Ann de nodige tissues laten aanreiken.
Maar eenmaal aangemeerd was de zeeziekte snel vergeten. Een snelle inspectie van de Diporto Nautico Sanvitese leerde ons dat we, ondanks de havengelden, weer niet veel moesten verwachten. Er was gelukkig wel een toilet maar de douche gaf, mits een offerande van 2€, een paar straaltjes lauw water voor een paar tientallen seconden. Dat bereidde ons wel perfect voor voor de kennismaking met San Vito de la Capo. Eenstemmig werd deze vakantieplaats door ons omgedoopt tot Blankenberge (sorry voor gevoelige westvlaamse kustbewoners).
Er was werkelijk niets anders te zien dan horeca, snuisterijwinkel, horeca , gelateria, horeca, souvenirwinkel, horeca. En veel bleke tot bruine huiden, in diverse stadia van naaktheid en zonnebrand. Morgen zijn we weer weg. Maar het restaurant (pizzeria Pomelia) dat Maxim had gekozen, en waar hij dankzij zijn charmes (hoe had hij anders Evelyn aan de haak kunnen slaan?), toch een tafel had kunnen versieren terwijl het volzet was, kon ons toch een heerlijk diner voorschotelen. Maakt alles goed.
Terug een serieuze rit, meer dan 30 mijl. Maar nu met halve wind, en stilaan voldoende wind om de zeilen te hijsen. Van zeeziekte geen sprake meer. Alle aandacht ging naar het zeilen, de kracht van de wind ( en het reven van het grootzeil), de magie (of de schrik) van het schuin gaan, het continu trimmen, en intussen het zicht van Maxim en Evelyn, nu zeeziektevrij, die konden genieten van het zeilen, en bij het naderen van de Egadische eilanden, het zicht op die eilanden, hun woelige kustlijn en aantrekkelijke baaitjes. Een zicht vol beloftes, onder een stralende zon. Onze passagiers (maar wij ook) zagen het helemaal zitten. En dan het haventje van Favignana binnenvaren. Prachtig.
Haventje van Favignana
De steiger lag in een rustig plekje, zonder grote golfbewegingen, en vlak bij het centrum. We meldden ons onmiddellijk aan bij het “havenkantoor” ( een tafel onder een parasol, waar de helft van de familie van de concessiehouder samenhokte). Voor het havengeld, wat niet van de poes was, kregen we een plaats aan het ponton met water en elektriciteit. Sanitair? Sorry, ze zijn er mee bezig….. maar er was een pasticceria zeer dicht bij, die al op 7u openging. Tiens, een bekend verhaal. Maar dit bracht geen domper op het eilandgevoel, waarin we onmiddellijk waren ondergedompeld. En dus, in combinatie met een paar terrasbezoekjes, een uitgebreide verkenning van het havenstadje Favignana. Supertof. Een droom.
En Evelyn wou perse de stervormige burcht in het centrum zien, zoals ze op Google had ontdekt. Na lang speuren, en een tocht langs 7 blinde muren, bleek dat het de lokale gevangenis was. Hilariteit overal. Maar we hadden wel weer onze stappenteller blijgemaakt. En nog een terrasje verdiend nadat we eerst voldoende proviand hadden ingeslagen. Zo konden we ’s avonds aan boord eten. Iemand kreed erna nog het idee om nog een slaapmutsje te drinken in de dichtbijgelegen pasticceria/bar/toilet. Was er daar juist geen muziekband zich aan het opstellen? En liet blijken dat ze wel gave 80’s muziek konden spelen. We zijn (lang) blijven plakken.
Dinsdag 20/6: Cala Rossa op Favignana
Cala Rossa ligt op 5 mijl van de haven van Favignana. Op zeil was dat een heerlijke afstand. En onze bestemming was een zalig mooie baai, met helderblauw water. Voor onze passagiers was dit een openbaring. We legden aan (boeitje), en iedereen onmiddellijk in het superheldere water. Snorkelen. Lunch aan boord, en dan met de dinghy naar de oever. De motor van de dinghy hadden we vooraf nog niet getest, en dus zeker ook de roeispanen meegenomen. Maar onze “koffiemolen” van 2,3 pk startte feilloos. Boven op de klippen hadden we al een beachbar ontdekt, maar het was geen sinecure om de dinghy op de zeer rotsachtige bodem aan land te krijgen. Maar de motivatie van een lekkere frisse pint was blijkbaar voldoende om dit avontuur tot een goed einde te brengen.
Cala Rossa, juist vóór de frisse pint (en de roeibeurt achteraf)Cala Rossa, getrokken met een pint in de handen
De pint heeft gesmaakt, gelukkig, want bij het terugvaren weigerde de motor na een 100 meter varen alle dienst en hebben Maxim en ikzelf de dames getoond dat we konden roeien (al was de symmetrie ver te zoeken). We kregen zelfs applaus van de zeilboot, die naast ons was aangemeerd.
Terug naar de haven hulp gevraagd aan de pontoneigenaar. Binnen 20 minuten was er al een technieker aan boord, die eens aan de startkabel trok, de motor 30 seconden liet draaien, en voor hem was alles OK. 20€. We hebben dit lid van de lokale maffia dan maar betaald . Wat later hebben we zelf dan de motor opnieuw opgestart, wat langer laten draaien, en …hij viel terug uit. Zoals verwacht. Mijn vermoeden was dat de benzine, die we in de motor hadden gekapt, al van vorig jaar dateerde, en daardoor misschien vervuild was geraakt. Dus de tank leeggemaakt en de inhoud in een lege plastieken waterfles kwijtgeraakt, en dan met de lege jerrycan een lange wandeling, naar de andere kant van de haven, om verse nafte te tanken. Het was 18u45, en het tankstation sloot om 19u. Maar de pompbediende had er blijkbaar geen zin meer in, misschien ook een gevolg van de 4 lege 66cl bierflessen die hij bij zich had. “Domani, a la nove”. Ook de kapitein van de catamaran, die was aangemeerd aan het ponton om bij te tanken moest, na een grotendeels voor mij zeer hevig maar onverstaanbaar gepalaver in het italiaans, met stemverheffingen en armbewegingen, zich bij deze realiteit neerleggen. Maat hij mocht daar van de pompbediende blijven liggen tot morgen. En dat was zelfs gratis.
Woensdag 21/6: Favignana (met bezoek aan nabijgelegen eiland Levanzo).
Eerst terug ons ontbijt annex sanitaire stop in de pasticceria. Het was iets voor 9 toen Maxim en Evelyn met de jerrycan naar het tankstation trokken. En daar tot 9u30 moesten wachten tot dienen tiep opdraafde. Italiaanse werktijden. Maar zo konden we toch eindelijk, in de latere voormiddag , grotendeels op zeil, koers zetten naar het buureiland Levanzo. We hadden een prachtig baaitje uitgekozen, juist naast het kleine haventje van Levanzo.
Levanzo
Ook hier aan een boei (het is immers verboden te ankeren in het hele gebied van de Egadische eilanden, omwille van bescherming van de zeegrassen, en daarom waren er in alle baaitjes boeien gelegd). Klaar voor een frisse duik. Totdat we nog eens goed naar het heldere water rondom de boot keken. En daar van die doorschijnende beestjes zagen, met paarsachtige vlekken op hun parachutevormig lichaam. Kwallen! En niet één, maar een massa. En toen zagen we ook waarom al die toeristen, met bootjes aangevoerd, ofwel vanop het strand ofwel vanop hun bootje beteuterd naar het water aan het kijken waren. Heb je dan een mooie som betaald voor een dagje “prachtige baaitjes ontdekken en een lekkere duik in het helderblauwe zeewater”. Niet dus.
Wij hadden gelukkig een alternatief: allen de dinghy in (vooraf de motor goed genoeg getest, met voldoeninggevend resultaat) en dan zo maar naar het haventje van het pittoreske Levanzo. Na wat zoeken naar een veilige aanlegplaats konden we met zijn allen den toerist spelen en wandelen door de paar straatjes, die het plaatsje rijk is, veel foto’s trekken en , uiteraard, een geschikt terrasje vinden voor het obligate frisse pintje. Dan terug de dinghy in, want in unanimiteit beslisten we dat een lunch op de boot veel leuker/beter was dan het aanbod van de 3 op toeristen gerichte restaurants. En onze koelkast is altijd meer dan genoeg voorzien.
In de late namiddag, en terug op zeil, weer naar Favignana.
Donderdag 22/6. We blijven nog even op het eiland Favignana, maar laten de haven achter ons.
We waren intussen het eilandrythme gewoon geworden. Onze passagiers genoten met volle teugen van het zonnige weer, de rust van de zee, het trage leven, het ochtendkoffietje op het terras van de pasticceria. En vandaag wilden wij hen vergasten op een volgende ervaring: een overnachting in een baaitje. In de (uiteraard late) voormiddag verlieten we voor het laatst het leuke haventje van Favignana en voeren we, deels op motor en deels op zeil, langs het eiland tot aan de andere kant. Cala Puntalunga. Prachtig baaitje, tussen de rotsen, met aan één zijde een klein gehuchtje, én een strandbarretje. Maar natuurlijk eerst een duik in het water. Bijna. En daar waren die enge kwallen weer. En masse. Geen mogelijkheid om te zwemmen. Dan maar wat genieten van het zonnetje (en van de inhoud van de koelkast) en in de namiddag met de dinghy naar de strandbar (Il kiosko), met een prachtig zicht én een frisse pint. Het genot van het leven zit soms in kleine dingen.
Cala Puntalunga met de Arwen in de achtergrondDe chiosco van Puntalunga met een paar lachende gezichten
De nacht aan boord was rustig, maar wel wat door mekaar geschud door een trage golfslag.
Vrijdag 23/6: Favignana – Trapani.
De Kiosko was ’s morgens vroeg open. Ideaal voor een koffietje en een gift aan de lokale riolering. En dan op ons gemakskes onze toer rond het eiland verdergezet. Terug langs de haven en nog éénmaal naar Cala Rossa. Maar ook daar hadden de kwallen het zeewater ingenomen. Geen laatste zwempartijtje, maar enkel een lunch aan boord en dan, quasi volledig op zeil, naar het “vasteland” van Sicilië, naar Trapani. We hadden nog een plaats gevonden in een marina (in feite een bootwerf) op het einde van de commerciële haven. De “normale” jachthavens, in het begin van de zeer ruime haven van Trapani, waren en volzet en exorbitant duur. Wij kregen een mooie plaats aan de steiger van de werf, werden zeer goed ontvangen en konden beschikken over adequaat sanitair, en dit aan een treffelijke prijs. En niet ver van het centrum. Meer moet dat niet zijn. Op ons voorstel zijn Evelyn en Maxim er met hun tweetjes die avond de stad ingetrokken. En blijkbaar goed geprofiteerd van de lekkere Siciliaanse keuken.
Zaterdag 24/6: Favignana en bezoek aan Erice.
Trapani heeft echt haar charmes, vooral het oude (haven-) gedeelte. Mooie straten vol met palazzi en oude kerken, vooral de Corso Vittorio Emanuele (in elke stad, gemeente of dorp krijgt de belangrijkste straat deze naam, genoemd naar de eerste koning van het eengemaakte Italië, alhoewel dien tiep toch ook een smeerlapke is geweest, maar in Italië zijn ze veel gewoon, én zeer vergevingsgezind). Maar het mooiste deel is toch de kant aan de zee, met zijn oude versterkingen en herinneringen aan een vroeger vissersverleden, getuigend in een wirwar van straatjes, met hoge huizen, waar de was nog steeds boven de straten hangt, de katten naarstig naar voedsel zoeken en tussen de, schaarse toeristen (want het merendeel laat zich liever als beesten meevoeren met de ontelbare bootjes naar de stranden van de eilanden) nog wat keuvelende oudjes, die in hun voordeur zitten en zich, met niets, bezighouden.
Een paar impressies van Trapani
Tegen de middag namen we dan een taxi naar de kabelbaan (echt, zoals in de skistations) naar de vroegere hoofdstad Erice, gelegen op de top van een 700-meter hoge heuvel. Waar de tijd is blijven stilstaan. Beneden scheen de zon overdadig, maar hoe hoger we stegen hoe meer we de wolken zagen naderen, en er op een bepaald moment ook door waren verzwolgen. Toen we uit de cabine stapten, kwamen we in een grijze atmosfeer, geen zon, en nogal killig. Maar gelukkig won ook vandaag de zon de strijd tegen de neerslachtigheid van de wolken en zagen we meer en meer van dat mooie blauws door de grijze massa priemen. Goed dus voor een fikse wandeling door dit volledig ommuurde middeleeuwse stadje, met zijn steegjes en pleintjes, kerken en paleizen, en de onuitroeibare horeca en prullariawinkels.
Erice, waar de is blijven stilstaan’
Maar het was daar mooi vertoeven, respectievelijk genietend van een lekkere lichte lunch op een terras en het mooie uitzicht over de hele kuststreek rond Trapani. Onze keuze om 2 dagen in Trapani te blijven was dus zeker verantwoord. En ’s avonds dan het laatste avondmaal met Evelyn en Maxim, die morgen terug huiswaarts trekken. We gaan ze serieus missen, want we hebben samen een heerlijke week doorgebracht.
De voltallige bemanning, in uniform
Zondag 25/6: Afscheid van Evelyn en Maxim en tocht van Trapani naar “Blankenberge”
Het was toch wat emotioneel, afscheid nemen van dit mooie koppel. Die zouden vanuit Palermo naar huis vliegen. En de luchthaven was gemakkelijk vanuit Trapani te bereiken met een shuttlebus, met een halte op een paar 100 meter van de haven. En die stipt op tijd arriveerde. Bye bye.
Nog een laatste afscheidsfoto
En dan terug naar de boot, om in een beperkt aantal dagen terug te keren naar de Eolische Eilanden. Want daar wachtten onze volgende passagiers: Ann-Sophie en Johan en hun 2 kids, Sebas en Leo.
Een vlug nazicht van de motor bevestigde wat ik al gevreesd had: het olieverlies was verder toegenomen, en er lag nu al een kleine plas olie onder de motor.
Wat dus betekende dat ik na elke tocht een goede scheut olie mocht bijkappen. Contact genomen met de haven van Capo d’Orlando. Want daar lag een vloot aan charterboten, die geregeld wel mankementen zouden oplopen. En dus moesten er daar zeker ervaren en betrouwbare techniekers aanwezig zijn. De haven suggereerde Multinautic, die we onmiddellijk contacteerden en een afspraak maakten voor donderdagmorgen. Zo was er nog voldoende tijd over, als er eventueel wisselstukken zouden nodig zijn, om de motor hersteld te krijgen tegen 4/7, wanneer onze volgende passagiers zouden arriveren in Lipari. Dus hadden we geen tijd te verliezen en zouden we iedere dag varen. Blankenberge (San Vito de la Capo) was onze eerste bestemming. We hadden een ligplaats gereserveerd in Diporto Nautico Sanvitese, in de hoop betere accommodatie te vinden dan vorige keer. Niet dus. Geen sanitair. En weeral een amateuristische bedoening met de nodige improvisaties. En goedkoop was het daar ook niet. Om het toch ergens nog leuk te maken opnieuw gaan eten in Pomelia, waar we weeral 2 veel te grote (lekkere) pizza’s voorgeschoteld kregen.
Op vrijdag 2 juni lieten we het mooie Tropea achter ons en voeren we richting Eolische eilanden, meer bepaald Lipari, het grootste van de zeven, en gelegen op een 50 mijl (10 uur varen). Hier zullen we voor het eerst voet zetten op Siciliaanse bodem. De tocht verliep volledig op motor wegens terug nauwelijks wind. Gelukkig scheen de zon.
De haven van Lipari
Bij het binnenvaren van de haven kregen we terug weer dat heerlijke eilandgevoel. Een klein mediterraan havenstadje, met zijn voeten in het water, maar ook tegen en op een rots gebouwd. Vooral witte huisjes en….veel ferryboten in alle maten en kleuren. En al die boten hadden één zelfde kenmerk: ze zorgden bij het binnen- en buitenvaren, meestal aan hoge snelheid , voor veel golven. Golven die doordrongen tot aan de steigers in de haven en ervoor zorgden dat de aangemeerde jachten op een onprettige manier heen en weer schommelden.
Porto Pignatora
De haven, die wij hadden gekozen, Pignatora, lag iets buiten het centrum ( we hadden gehoopt ver genoeg om de deining te vermijden – quod non) en had op Navily, een boekingsapp voor jachten, de beste score van alle mogelijke ligplaatsen. En het was OK. Zeer behulpzaam en supervriendelijk personeel, ruime en propere douches en toiletten, en een gratis shuttle met taxi ( 1 retourtje per dag) naar het stadscentrum. We hebben er de eerste dag al van geprofiteerd en ons laten voeren naar het restaurant Corallo waar we heerlijk hebben kunnen proeven van de lokale Siciliaanse vislekkernijen. Deze mooie dag werd echter niet gevolgd door een rustige nacht. De deining bleef aanhouden waardoor de boot, die ook te strak was aangespannen, aanhoudend schommelde. Hierdoor hadden we onze les geleerd en maakten we de volgende nachten voor het slapengaan de meertouwen veel losser, zodat de boot er veel minder aan trok.
We zouden ineens 2 dagen blijven liggen in Lipari. De eerste dag het stadje en ruime omgeving verkend. Onze stappenteller sloeg tilt.
Het kleine vissershaventje van Lipari
Maar we waren niet alleen. De vele ferryboten braakten massa’s toeristen uit. Veel van hen waren dagjestoeristen, maar we zagen er toch al heelwat met rolkoffertjes, op weg naar hun hotel of Airbnb. De terrassen deden gouden zaken, waar wij toe bijdroegen. Het was ook heerlijk onder het zonnetje.
In de late namiddag dan nog te voet naar het badplaatsje Canetto, aan de over kant van de heuvel waar onze ligplaats was. Niet echt veel soeps. Verwacht ook geen mooie witte zandstranden op deze vulkaaneilanden: het strand bestaat uit zwart zand en keien. Maar het water is er wel zeer helder, en zeker niet koud. Want we hebben er onze grote teen in gestoken. En er zijn een paar gelaterias waar je lekkere ijsjes kunt proeven. Done.
De volgende dag behielden we onze ligplaats, maar konden we wel een tochtje met de boot maken, naar een baaitje op een uurtje varen, Punta Crepazza.
Ankeren in de baai van Punta Crepazza
Met de zon, die nog altijd van de partij was, was dit ideaal. En het was een prachtige ankerplaats, rustig met slechts een 10-tal andere boten die daar ook voor anker lagen. Superhelder water, ideaal om te snorkelen. Eén bemanningslid durfde echter niet in het water, omdat het te diep was: ze kon er niet staan. Wel duidelijk gemaakt dat, als zij er kan staan, wij dan wel een probleem zouden gehad hebben met de kiel van onze boot. Enfin, het snorkelen was zalig, het water gepaste temperatuur, maar veel soorten vissen waren er toch niet te bespeuren. Als niet- kenner kon ik er maar 3 soorten ontwaren.
O ja, we hadden het lumineuze idee opgevat om op onze boot, voor anker liggende, te barbecueën (met onze gasbbq uiteraard).Achteraf gezien toch niet zo een bijster goed idee. Het opzetten van zo een ding is nogal omslachtig, de groenten en het vlees moesten nog worden geprepareerd, en het duurde daarna nog meer dan een hongerig uur voordat vlees en groenten voldoende gaar waren. Een goede côte á l’os zouden we op dit toestel de nek omdraaien. Maar het heeft toch gesmaakt.
5 juni. Salinas was het tweede eiland, dat we zouden verkennen. Het was maar een 2 uren varen verwijderd van Lipari. Maar toen we om 13 u de haven opriepen om binnen te varen kregen we de boodschap, dat we te vroeg waren en er heel wat boten nog moesten uitvaren. Een uurtje wachten wat we vulden met op zeil in het beetje wind wat rond te dobberen. Tegen dan was het kleine haventje maar halfvol en hielpen de immer behulpzame ormeggiatori ons bij het aanleggen. Terwijl Lipari nog een stad kan genoemd worden, is Salinas een havendorp. Met maar 1 smalle autovrije hoofdstraat, een mooie kade, een aparte haven met een steiger voor de onvermijdelijke ferryboten, die dus geen deining konden veroorzaken in de jachthaven ernaast, en op die kade een beperkt aantal horecazaken. Rustig.
Haventje van Lipari
Toen we na onze eerste verkenning terug bij de boot kwamen zagen we de boten binnenstromen. Boten, die van andere eilanden kwamen of die daar voor vóór de haven op anker lagen. En begon het te regenen. En wakkerde de wind serieus aan, tot 6 beaufort. Begrijpelijk dat iedereen de veilige beschutting van de haven had opgezocht. De ormeggiatori klopten overuren, maar steeds met de glimlach.
’s Avonds hadden we een tafel gereserveerd bij “nni Lausta” (opgenomen in de Michelin), waar we onder een paraplu naar toe trokken. Een festijn! Lokale gerechten met een hoek af. Wij kozen voor 3 opeenvolgende gerechten, die we telkens met 2 deelden. En de halve porties waren nog meer dan voldoende. We waren echt enthousiast. En blijkbaar was dit ook de chef opgevallen, want die kwam een leuke babbel met ons opsteken. De man (54 jaar) houdt het blijkbaar voor bekeken. Hij kookt nog altijd even graag en even creatief (wat we enkel konden beamen), maar heeft vooral problemen met het personeel. Niet loyaal, en rap weer weg, waardoor hij continu nieuwe mensen moet opleiden en voortdurend moet waken om de kwaliteit te behouden. Hij overweegt binnen de drie jaar de zaak te verkopen en…..filosofie te gaan studeren. Van een carrièreswitch gesproken. Op het einde deed hij nog een stuk af van de rekening. Een ervaring .
Bij het buitengaan regende het niet meer
6-7/6 Salinas verkennen.
Dicht bij de haven hadden we alweer een pasticceria gevonden, wat voor ons wel belangrijk was: ze zijn al ’s morgens vroeg open en beschikken (meestal) over propere toiletten. Want de sanitaire ruimte van de haven was, op zijn italiaans, “tijdelijk” buiten gebruik. Maar, volgens de havenmeester, zou dat binnen 14 dagen zijn opgelost…..we zien wel.
We hebben de volgende 2 dagen onze boot wat vrijaf gegeven, en hebben Salinas te voet verkend. Zeer rustig dorpje, voor zover de ferryboten niet langskomen en bendes toeristen lossen of laden. In feite zijn er maar 2 belangrijke straten: de Lungomare, de straat langs de zee, met een paar terrasjes en de “ hoofdstraat”, een ( bijna) verkeersvrij straatje tussen de oude huisjes, parallel met de Lungomare, en waar vooral winkeltjes en een paar restaurants zijn gevestigd, die met zijn allen ( en met teveel) hengelen naar de interesse van de toeristen.
Vervolgens heb je nog rond de haven, waar de ferryboten aanleggen, nog een bijkomend aantal horecazaken (waaronder ons pasticceriatje) and that’s it. Maar wel gezellig.
Op wandelafstand (1 uurtje) heb je dan nog een klein haventje, met vuurtoren, en terug een 6 tal horecazaken. En zwemgelegenheid tussen de rotsblokken, die het haventje beschermen. Wij zijn er te voet naar toe gegaan, maar de meeste bezoekers werden ofwel met bootjes aangevoerd, ofwel met (mini)busjes vanuit Salinas.
We hebben daar één “kleine” snack gegeten, met 2 te delen, maar zelfs dit kregen we niet op.
Op 8/6 de Arwen nog eens aan het werk gezet om het nabijgelegen (10 mijl) eiland Paranea jj bezoeken. Het had vanacht weeral geregend, en ook de dag zelf was meestal bewolkt. Paranea heeft de naam “St-Tropez van Sicilië”. Een boeitje vóór de haven (pontons zijn er niet) zou ons, in het huidige tussenseizoen, minimaal 100€ kosten per nacht. Niet aan ons besteed, wat denk je? We waren wel van plan om in het baaitje, juist vóór Paranea, voor anker te gaan en een duikje in zee te wagen. We hadden onze zwemkledij al aan. Er lagen al heel wat boten in de baai, maar toch vonden we al vlug nog een geschikte ankerplaats. Ann stond al op de voorplecht, de ankerbediening in haar handen. Ik positioneerde de Arwen mooi in de wind en riep tegen Ann dat ze het anker mocht vieren. Er gebeurde echter niets. Anker weigerde alle dienst. Ik ben dan op mijn beurt naar voren gegaan, maar kreeg het zelfde resultaat. Nada. En gezien we tussen de andere boten dreven, en een onzachte aanraking nabij was, hadden we geen ruimte om veel te experimenteren. En moesten we dus, uiteraard wat teleurgesteld, onze plannen en het terrasje in Paranea vergeten, en ons tevreden stellen met langs het stadje te varen, weliswaar met een fris pintje aan dek, en van verre de terrasjes met de verrekijker te beloeren. Ik had ergens gelezen dat een gewoon drankje daar snel 10€ kost. Dat hadden we tenminste bespaard…
En het terrasje op Salinas achteraf was veel goedkoper.
Intussen was de hemel eindelijk uitgeklaard en was het warm genoeg om ’s avonds brochetjes te barbecueën, niet voordat ik, met een simpele tik met de hamer, ons vastzittende anker weer had losgemaakt. Weeral wat bijgeleerd. Zelfs op onze “gezegende” leeftijd nooit te oud om bij te leren.
9/6. Goodbye mooie Salinas, we gaan wat sulfer opsnuiven in Vulcano.
Naast, uiteraard Stromboli, die we reserveren voor een bezoek met de kids, als die bij ons langskomen, begin juli, is er nog een andere vulkaan actief op de Eolische eilanden, op het eiland Vulcano (what’s in a name?).
Daar ging onze tocht vandaag naartoe. In de late voormiddag, een heel klen afstandje heel traagjes op zeil, de rest op motor, konden we aanmeren in de “marina” de Vulcancello, de enige haven met steiger van dit eiland. Aan de overzijde, een paar 100 meter verder en enkel afgescheiden door een kleine landtong was er ook een “haven”, maar dan kon je enkel ankeren (wat voor bepaalde bemanningsleden nog steeds geen optie was).
En uiteindelijk was het echt geen goed idee om aan te meren in Vulcancello. In de kleine baai, waar de marina ligt, komen ook de ferryboten toe. En er zijn er veel! En elke ferryboot, die (uiteraard, want het zijn italianen) met volle snelheid (wat illegaal is, maar de havenpolitie die in elke haven aanwezig is houdt zich met zo iets futiels niet bezig – wat ze dan wel doen vraag ik mij nog alle dagen af) de baai binnenvaart, veroorzaakt zoveel deining dat die het drijvende ponton, waaraan we aangemeerd lagen, meters op en neer deed gaan en onze boot zo ernstig deed schommelen dat ik vreesde dat de klemmen zouden afbreken. Gelukkig voor onze nachtrust kwam de laatste ferry rond 20u30 aan (maar de eerste de volgende dag al om 6u30, wat we goed geweten hebben).
In de namiddag dan gewandeld naar het kleine centrum. Dat de vulkaan nog altijd actief was, konden we zien aan de witte dampen, die vanop de top naar boven kronkelden. En konden we ook ruiken. Ik dacht eerst dat het stonk naar het putteke. Totdat we ons realiseerden dat dit je reinste zwavelgeur was. Stinken deed het daar! Vooral aan de kant van de zee waar we, dicht bij het strand, de zwavelgassen zo uit het zeewater zagen opborrelen.
Het stadje zelf gaf een verwaarloosde, uitgeleefde indruk. Veel horeca, nogal wat hotels (wie wil daar verblijven in al die stank?) en bijna alle gebouwen hadden dringend (en meer dan dat) een lik verf nodig. Misschien is het daar in volle zomer veel drukker (we komen hier sowieso terug met de kids), maar nu zat er amper volk op de terrassen of op de ligstoelen aan het strand. Toch geen topbestemming naar onze goesting.
10/6. We laten met Vulcano de Eolische eilanden achter ons en koersen naar Capo d’Orlando.
Het had terug goed geregend, vanacht. Maar langzaam toond de zon zich weer in haar volle glorie, wellicht beschaamd voor de vele regen, en ze zou ons vandaag niet meer verlaten. Ideaal dus om, voordat we zouden vertrekken, nog eens die zwavelbaden te proberen. Terug naar het strand gewandeld, en ietwat aarzelend in het water gewandeld. En inderdaad, de zwavel borrelde rondom ons uit het warlme water. De stank namen we er bij. Toch een heel speciale sensatie.
Maar we moesten verden, en dus terug naar de boot. Op motor de 12 mijl naar Capo d’Orlando afgelegd. De marina is terug van dat poepsjieke soort, met luxueus havenkantoor (en, gelukkig, even luxueus sanitair met echte badkamers met toilet, lavabo en heerlijke douche). De haven omgeven door horeca, marinashops, botenverkopers en charterbedrijven. Zoals we ook al bij het binnenvaren hadden gemerkt, was dit één van de belangrijkste charterhavens van Sicilië. Vooral gericht op zeilcruises naar de Eolische eilanden. Daar zal het vanaf nu superdruk zijn, telkens vanaf zondag tot vrijdagochtend. De vrijdagavond moeten die boten terug in de thuishaven zijn, waar ze zaterdagavond de nieuwe huurders ontvangen, die op zondagochtend terug uitvaren. We zijn gewaarschuwd voor de zomer!
En er is daar ook een supermarkt (met afschuwelijk hoge prijzen), ideaal voor de toeristen die voor 1 of 2 weken boodschappen willen inslaan (en nog idealer voor de supermarkteigenaar). De groep vóór ons aan de kassa had een rekening van 980€, voor 8 man, voor 1 week.
Op 25 mei lieten we dan de drukke, maar prachtige Amalfitaanse kust achter ons en zeilden (toch de helft van de tocht) naar Agropoli, een slaperig stadje. Zeker slaperig voor de zeilers, want de meeste van de 8 steigerhouders hielden hun boeltje nog gesloten. Aan onze steiger waren we de enige bezoeker.
Agropli was begiftigd met een oud en omwald historisch centrum, boven op de rots die uit de zee rees, naast de haven. Dit impliceerde dus een nogal zware wandeling (warm en bergop) maar dan wel de moeite waard. Het stadje binnen de muren heeft nog al zijn charme bewaard, én we werden daarenboven getrakteerd op een mooi uitzicht op de haven. En trakteerden we onszelf, genietende van het uitzicht, met een fris pintje op het enige terrasje dat we konden vinden. Terug aan boord gegeten. Minder restaurants moet de hoge liggelden compenseren…
De haven van AgropoliHistorisch centrum van Agropoli
De dag daarop verder naar het zuiden, naar Acciaroli, volledig op motor onder een halfbewolkte hemel. De gemeentelijke haven opgebeld. Niemand nam op. VHF? idem dito. Er was nog een private steiger. Daar namen ze wel op, maar enkel om te zeggen dat ze gesloten waren. inderdaad nog geen hoogseizoen. Dan maar zelf aangemeerd. Met uitzondering van een arbeider, die daar aan het klussen was en ons een handje heeft geholpen, niemand gezien. Wat gewandeld door het niet onaardige stadje, en ‘s avonds terug aan boord gegeten. We hadden hier wel een dag liggeld uitgespaard.
Acciaroli
Zaterdag de 25ste volgende etappe, Camerota. Maar niet vóórdat we een koffietje met croissant in de pasticeria aan de haven hadden genuttigd, en zo dus naar het toilet konden gaan, bij gebrek aan beschikbare havenfaciliteiten. Het was weer goed warm en volop zon, tenminste in de voormiddag. Maar toen we in de namiddag boodschappen wilden doen, kregen we een gezonde plensbui over ons. Gelukkig werd het tegen de avond terug droog zodat we zonder paraplu naar het restaurant ”Amore y Mare” konden stappen, gelegen in de binnenstad. Een supersympathieke patron, die wat Frans sprak, en nog een tijdje in België had verbleven, stelde voor ons het menu samen: eerst een schotel met 5 verschillende bereidingen van ansjovis, en daarna Bacala (geweekte gezouten kabeljauw, zoals in Portugal en Spanje) in de oven gebakken met een lokale saus. Telkens 1 portie, om met 2 te delen. Machtig lekker én goedkoop. En de patron trakteerde ons nog op een lokaal digestiefke. Meer moet da nie zijn.
Camerota, waar het ook kan regenen in mei
Op 28 mei naar het mooie Maratea (2* in de Groene Michelin). Ook een mooie kleine haven, ingesloten tussen de rotsen, met een piepklein gezellig pleintje en de obligate horeca ( grootste deel van de dag meestal gesloten). Enkel een kleine wandeling mogelijk, en dus maar (het enige open) terrasje aangedaan. Juist op tijd terug op de boot toen het onweer van de dag in alle uitbundigheid uitbrak. Gelukkig was het tegen 19u uitgezongen en uitgeregend.
We hadden beslist om 2 dagen in Maratea te blijven, om het oude stadje hoog in de bergen te bezoeken. Er was een bushalte op het pleintje, maar geen bussen. Dan maar een taxi genomen aan een redelijke prijs voor een rit die toch 20 minuten duurde. En onder een stralend zonnetje konden we de kronkelstraatjes met stokoude huizen in alle soorten pasteltinten bewonderen en zijn 44 kerken en kapellen proberen te tellen. Wel een probleem om tegen de middag wat te eten te vinden. Ook hier was quasi alle horeca (nog) gesloten. Uiteindelijk, op een terrasje van een pastisserie, een broodje met gesmolten lokale kaas genomen. Lekker. In de namiddag begon de hemel weer serieus te overtrekken, maar de bui van de dag had gelukkig besloten Maratea links te laten liggen.
Het idyllische haventje van MarateaMaratea hoog in de bergen
Met de taxi terug naar de boot en er ’s avonds, het was weer opgeklaard, voor de eerste keer, buiten kunnen eten .
Dinsdag verder, naar Citraro. Een tocht van 6 uur, volledig op motor. Maar de zon was weer van de partij. De haven van Citraro was een goed uitgeruste, grote haven, maar zonder veel persoonlijkheid, én ver van alles verwijderd.
Citraro
Te lui (en te dom) om onze fietsjes uit te halen, zijn we dan maar tevoet naar de dichtsbijgelegen winkel (Lidl) getrokken. 35 minuten in de hitte ! Leuk was anders. Maar met het ingeslagen proviand konden we toch terug buiten in de kuip van de boot van een lekker avondmaal genieten. Maar de muggen genoten ook van ons. (De vele regen van de voorbije weken was ideaal om de muggenbevolking te doen exploderen).
De laatste dag van mei zeilden we naar Tropea, onze laatste haven op het Italiaanse vasteland. Een tocht van 50 mijl, of dus nagenoeg 10 uur varen. Zeilden? Met volle moed hijsten we de zeilen, toen we nog maar juist de haven hadden verlaten. En vlug wakkerde de wind aan, van 14 naar 21 knopen. Hoogtijd om een reef te steken. En toen we erna terug verder wilden varen…viel de wind als een baksteen. Ontgoocheld terug de motor aangezet en rustig verder gevaren. Na de middag, met nog 3 uur voor de boeg, zagen we voor ons vervaarlijk donkergrijze wolken opdoemen. Het dagelijks onweer was weer op het appel. En dit zorgde ook voor terug aantrekkende wind, eerst uit veranderlijke richtingen, maar wat later hadden we een gezonde 4 bft en konden we een uurtje zeilen. Toen klaarde het opnieuw op, verdween het onweer in het niet, en eveneens de daarbijhorende wind. Motor terug aan. En zo Tropea binnengevaren.
De haven van Tropea, incusief wasserette
Een mooie ruime haven, bekwame hulp van het personeel, goede ontvangst in het havenkantoor en, na een snelle inspectie, zeer uitgebreide en propere voorzieningen: mooie propere toiletten en douches, een minisupermarkt en een wasserette. En het stadje lag, als je 196 trappen wil bestijgen, zeer dicht bij. En ook de zon was van de partij. De rest van de dag gespendeerd aan het verkennen van het oude Tropea. Waar we niet alleen waren. Hier was het topseizoen dus wel al begonnen, maar gelukkig nog geen Amalfitaanse toestanden. Afgesloten met een lekker en betaalbaar etentje in l’Osteria Antica Androne, ondergebracht in een 17de eeuwse palazzo (waarvan ze er blijkbaar veel van hebben in Italië). We hebben wel binnen gegeten, want na zonsondergang was het nogal frisjes.
Over donderdag 1/6 moet ik niet veel woorden vuil maken, want we hebben integendeel alles schoon gemaakt. Ann deed overuren in de wasserette en ik heb de boot gekuist. En zo waren we klaar om morgen het siciliaanse grondgebied te betreden.
We hadden Napels gezien en het overleefd. Nu nog ons liggeld betalen aan de bendeleider, die al paraat stond. Ja, de rekening voor 4 dagen is 480€, plus BTW. En onmiddellijk daarop vroeg hij hoe ik ging betalen, cash of met kaart? Toen ik zei dat ik nooit zoveel cash op zak had, schreef hij op een stukje papier hoeveel BTW er zou bijkomen. Maar als ik in cash zou betalen….. En de geldautomaat is niet ver, hij zou er mij met zijn bootje naar toe varen. Arm Italië. Begrijpelijk dat Napels onvoldoende middelen heeft om de stad deftig te onderhouden. Enfin, wij hebben 105€ bespaard, en zo medeplichtig geweest aan de verarming van Zuid-Italië. Shame on us.
Rond 9u30, onder een stralend zonnetje Napels, en haar maffia, verlaten (de buienradar had voor de hele dag hevige regen voorspeld – buitensmijten, die handel). Gezien alweer geen wind van betekenis op motor koers gezet naar Procida.
Tegen de middag kwamen we aan in een idyllisch tafereel. Een orientaals ogend haventje, met kubusvormige huizen in alle tinten roze, blauw en geel, tegen een steile heuvel geplakt. Een slaperige kade met een beperkt aantal cafeetjes en restaurants en zeker geen drukke toeristische bedoening.
Procida
En dan hadden wij nog niet alles gezien! Na een fikse wandeling tot op de heuveltop en het versterkte oude stadsgedeelte kregen we zicht op een sprookje: aan de andere kant lag het kleine vissersplaatje Corricella, dat vanop de heuvel de zee indook. Allemaal kleine huisjes, in dezelfde pastelkleuren. En aan de kleine kade vissersbootjes en een paar terrasjes. Onze fotocamera deed overuren. En zalig om dan een terrasje te doen met een fris pintjebij de aanblik van al dat moois. Echt, we zouden hier nog langer willen blijven, een nog niet door de toeristenhordes ontdekte parel. Want er waren hier ook nog leuke strandjes en kleine baaitjes verspreid over het hele eiland. Maar de plicht roept (en vooral de afspraak met de kids in Sicilië). Als wij op 15 juni in Palermo willen geraken mogen we niet teveel treuzelen, zeker niet na een weekje Gaeta.
Coriccella
Op dinsdag 23 mei lieten we het liefelijke Procida achter ons en koersten we naar Sorrento, grotendeels op zeil, met een wind van 2-3 bft. Heerlijk. De haven van Sorrento, Marina Piccola, bereikten we rond 13u. Inderdaad Marina Piccola, want er was welgeteld 1 ponton, waar er een 12- tal boten konden aanleggen. Tenminste, boten , grotendeels motorjachten, die allemaal minstens 15 meter lang waren. Onze Arwen was een liliputter. Maar dat waren we al gewoon. Geen complexen
zoek de Arwen
De prijs van de ligplaats was wel navenant. En we betaalden dus….een ligplaats. Geen toilet of douche. Ook ergens normaal, want al die megajachten hebben allen ook veel ruimere sanitaire voorzieningen zodat madam en mijnheer voor hun grote boodschap niet van boord moeten. Voor ons zal het dus weer een koffietje gaan drinken zijn om een toilet te vinden.
En voor de rest kan ik maar 1 woord vinden voor Sorrento: overrompelend. En hiermee bedoel ik niet dat deze mooie toeristische “grande dame” een overrompelende indruk op ons achterliet. Niet echt. Maar wij werden letterlijk overrompeld door horden toeristen, en dit in de maand mei! Wat moet dat hier dan in de zomer zijn? Help! En dit geldt voor de hele Amalfitaanse kust. Toeristen, aangevoerd door ferryboten, toeristenbussen (die in file stonden) en cruiseboten. Het was er over. En tot overmaat van “ramp” was de kade, waaraan ons ponton lag ook de weg waarlangs al dat toeristenvee vanuit de ferryboten werd aan- of afgevoerd. Een continue stroom.
De wellicht mooie, smalle en vroeger typische straatjes van de binnenstad waren nu een aaneenschakeling van toeristenwinkels. Wie koopt dat allemaal? Gelukkig dat we hier maar 1 dag hebben geboekt. We hadden al genoeg gezien. En, om de hoge liggelden te compenseren, terug aan boord gegeten.
Woensdag de “pièce de résistance” van deze wondermooie kust: Amalfi. In de voormiddag rustig, op motor, naar onze volgende haven gevaren. (Uiteindelijk voor de haven van Guido Coppola gekozen, want die was 20€ goedkoper dan zijn concurrent. Achteraf bleek dat de heer Coppola zijn prijzen zonder BTW afficheerde, omwille van de gekende reden…..)
De tocht langs de Amalfitaanse kust was zeker de moeite waard. En voor het prachtige zicht op Positano maakten we graag een omweg tot dicht bij de kust.
Zicht op PositanoAmalfi
En daarna Amalfi. Adembenemend mooi! Een kleine haven, met 3 pontons, met toch nog veel vrije plaatsen. Guido kwam zelf, toen we hem op VHF hadden aangeroepen, met zijn dinghy tot aan onze boot, maakte hem vast aan onze boot en kwam aan boord. Hij zou de boot zelf aanleggen. Wat misschien ook wel geraadzaam was, want hoe hij onze boot, in de nauwe doorgang tussen een rij vissersbootjes en de boten aan zijn ponton, heeft kunnen manoeuvreren, dat had ons wel een paar liter angstzweet gekost als we het zelf zouden wilden doen.
En dan tijd voor Amalfi.
Eerlijk, vanop zee ziet het er indrukwekkender uit dan wanneer je er in het stadje rondloopt. Natuurlijk, er zijn uitnodigende terrasjes langs de kade en op alle pleintjes (telkens overvol). Er zijn nauwe straatjes en steegjes, al dan niet met trappen of onder bogen, een paar stadspoorten. Maar de ganse stad ademt Toerisme uit, met grote T. En die zijn er terug en masse, toeristen die in de vele hotels in en rond Amalfi verblijven, toeristen die met autocars worden aangevoerd of zelf met de auto urenlang in file willen staan om er te geraken, toeristen die met talloze ferrybootjes worden vervoerd vanuit Positano, Sorrento, Capri, …. of daar naar toe gaan, toeristen die uit cruisecruiseschepen worden geloosd….
(Toeristen-)vee drijven
Maar toch blij dat we er ook eens geweest zijn, en het leverde nog mooie plaatjes op bovendien.
En zelfs Amalfi was nog onder de ban van het kampioenschap van Napoli.
Oorspronkelijk hadden we geboekt voor 2 dagen, want de volgende dag zouden we Ravello bezoeken. Via Googlemaps was dat stadje (3 sterren in de groene Michelingids – “vaut le voyage”) met het openbaar vervoer in 30 minuten te bereiken . Maar wat bleek, door “problemen met het wegdek” konden bussen niet over de normale baan naar Ravello rijden (gewone auto’s wel), en moesten ze een omweg maken waardoor de rit anderhalf uur duurde ! Niet aan ons besteed (we hoorden kwatongen beweren dat dit opgezet spel was om de vele taxi’s meer werk te geven…in Zuid-Italië is immers alles mogelijk).
Enfin, zo had het geen zin om 2 dagen in Amalfi te blijven ( en duur liggeld te betalen) en zouden we morgen verder varen.
Donderdag 18/5. Het had vannacht niet geregend. Ik had de avond ervoor de achtertrossen, waarmee de boot aan de kade lag, goed aangetrokken omdat de achtersteven nogal heen en weer bewoog. Dit schommelen was nu verminderd, maar doordat de boot achteraan strak gespannen was, stond ook de mooringline strak aan waardoor er een quasi continu krakend geluid in de voorste slaapkamer te horen was. En dat gedurende de ganse nacht. Er heeft daar iemand die nacht nauwelijks een oog dicht gedaan. En haar ochtendhumeur was navenant….
Daarenboven stond de wekker op 6u.
Iets na 6u30 de trossen los, goed voor een tocht van meer dan60 mijl (12u varen) naar Castellamare di Stabia, voor bij Napels. In zonnig weer. Sinds lang weer eens zonnecrème moeten bovenhalen.
De dag ervoor had ik pannenkoeken gebakken. Het ontbijt op zee was dus heerlijk. Gezien nauwelijks wind de motor aangezet. De zee was voor ons alleen. Tot aan de Golf van Napels 2 zeilboten gezien, één in elke richting.
Dicht bij Napels toch nog eens geprobeerd de haven van Santa Lucia op te bellen. Er nam waarempel iemand op, die vervolgens een engels sprekende collega moets zoeken. En die laatste wist ons te vertellen….dat ze plaats hadden. Hij sprak een prijs uit, plus taksen, waarvan we bijna omver vielen (wat op een boot wel pijnlijk kan uitdraaien).
Enfin, we zijn maar éénmaal in Napels. We sloegen toe. En zo hadden we onverwachts een ligplaats in volle centrum Napels. Het zal misschien wel très chique zijn, maar we namen er dat dan maar bij. En nog een voordeel: we moesten hierdoor 2 uur minder lang varen, zodat we rond 16u het haventje van Santa Lucia binnenvoeren.
De haven van Santa LuciaZicht op de Vesuvius vanuit Santa Lucia
Prachtige setting, met een kasteel dat boven de haven uittorende, (volgens onze gids een must om dit te bezoeken en van op de torens de omgeving te bewonderen – maar het kasteel was gesloten, wegens onveilig….waar hadden we dat nog gezien?) omgeven door leuk uitziende terrasjes en nogal wat grote (voornamelijk motor-) jachten.
Bij het aanmeren kregen we de hulp van 3 ormegiattori die ons met een motorbootje tegemoet kwamen. En dan een 4de tiep, wellicht de baas van de bende, die ons de nodige uitleg kwam geven. Elektriciteit was er (mits betaling), water konden we ook krijgen (mits betaling), het ponton waaraan we lagen had geen verbinding met de kade, maar geen probleem, er stond dag en nacht iemand klaar om ons met zijn bootje over te zetten.
En nu, met dat bootje, naar het kantoor van de havenmeester. Nog een paar verrassingen: er was van een kantoor geen sprake, enkel een barak tussen 2 restaurants, de “havenmeester” was diezelfde baas van de bende, mijn bootdocumenten hadden ze niet nodig, en op onze vraag waar het sanitair was kregen we de boodschap dat we maar die van het restaurant moesten gebruiken. Chique jachthaven ???
Hier was er wel degelijk sprake van een veel-prijs-en-weinig-kwaliteit verhouding. Maar we lagen goed en hebben goed geslapen.
De dag erop, vrijdag, was het halfbewolkt en aangenaam warm. Zoals reeds geschreven, hadden we vorige woensdag een hotel geboekt in hartje Napels voor de nacht van vrijdag op zaterdag, in de veronderstelling dat we ver buiten Napels zouden zijn aangelegd. Gezien we niet meer konden annuleren zaten we dus vandaag zowel met een ligplaats als met een hotelkamer opgescheept. Maar gezien de sanitaire “ voorzieningen “ van de haven, kwam dit uiteindelijk niet slecht uit.
Zo verlieten we in de morgen onze goed afgesloten Arwen en gingen we met het bootje van onze zeerovers naar de kade. Vandaar startten we, met wat beperkte bagage over 2 rugzakken verdeeld, onze verkenningstocht door Napels. In onze reisgids hadden we een parcours van 1 dag gevonden, waardoor we door heel het historische centrum konden wandelen. En op dat parcours lag ook de wijk waarin ons hotel lag. Ideaal.
Eerst moesten we nog kennismaken met het Napolitaanse verkeer. Hier gelden speciale regels: voorrang voor de sterkste, een sense unique rij je achterwaarts binnen, een voetganger op een zebrapad wordt juist niet omver gereden, de straat heeft zoveel rijvakken als er auto’s naast mekaar kunnen zigzaggen. Goethe sprak over “Napels zien en sterven”, maar wist dan nog niet dat dit laatste door het verkeer zou worden veroorzaakt. Enfin, het feit dat we dit hier nog kunnen neerpennen, betekent dat we het (amper) hebben overleefd.
Dus onze wandeling. Dicht bij de haven hadden we al onze eerste bezienswaardigheid: het Theatro San Carlo, de oudste opera van Europa zegt men. En daar zagen we een affiche met de aankondiging van een opvoering van het Requiem van Mozart, in een gechoreografeerde bewerking (in coproductie met de Belgische Muntschouwburg). Zouden we? Naar het loket binnen, en er waren nog een aantal goede plaatsen beschikbaar voor morgen. Dus 2 tickets gekocht. Toch beter dan een rondleiding door de opera.
Dan onze wandeling verder door deze boeiende maar chaotische stad zodat we rond de middag het adres van ons hotel naderden. We kwamen terecht in een rommelige zijstraat. Nogmaals gecheckt of dit wel het juiste adres was van Boetiekhotel La Stanza di Viceré. Toch wel. Op het gegeven huisnummer kwamen we aan een verroeste ijzeren poort, die uitkeek op een binnenplaats met op het einde een vervallen open traphal.
De spectaculaire ingang van ons boetiekhotel
Na wat zoeken vonden we, op de reeks deurbellen de naam van ons hotel, op de tweede verdieping. De poort ging open en wij, niet echt op ons gemak en met een sluimerende ontgoocheling, naar het tweede verdiep. Waar we werden verwelkomd door achteraf gezien één van de twee eigenaars. Achter de deur dook er een piekfijn, modern gerenoveerd hotel op met overal nog blijken van de vroegere grandeur van deze 17de eeuwse palazzo. Een verborgen juweel. En ook de slaapkamer was ruim en van alle moderne comfort voorzien, maar met behoud van het antieke beschilderde plafond. We hadden ons dus voor niets ongerust gemaakt.
Het salonHistorisch plafond van onze slaapkamer
De rest van de dag het oude Napel (“Spaccanapoli”) verkend. Hopen toeristen (veel schoolreizen blijkbaar, maar ook groepen schapen die achter een gids met een vlaggetje door de stad strompelden en wellicht alleen maar verlangden naar hun diner in all-in formule op hun cruiseschip).
En overal was het duidelijk dat Napels, voor de derde keer in hun 100-jarig bestaan voetbalkampioen van Italië is geworden. De wit-blauwe kleuren van de ploeg waren echt overal te zien.
De Napoli gekte slaat toe
’s Avonds genoten van een echte Napolitaanse pizza in een restaurant op suggestie van onze hotelier. Voortreffelijk en betaalbaar, dus ver weg van de tourist-traps.
En goed geslapen.
Zaterdag dag 2 van onze ontdekking van Napels. Een regendag (weeral).
Een matig ontbijt (enig minpunt van ons hotel, waardoor we ze geen 5 op 5 konden geven) maar vooral een heerlijke douche.
Rap door de volkswijk Spagnoli gewandeld. Echt niets bijzonders. Armoe troef. Verval. Vuiligheid. En hoogstwaarschijnlijk ’s avonds niet echt veilig. We waren rap weer weg.
Met de kabelbaan naar het Karthuizerklooster San Martino, dat samen met het kasteel Sant Elmo op het hoogste punt van de stad lag. Kaartjes gekocht voor een bezoek met audiofoon. Met een audiofoon is het de bedoeling dat je het nummertje bij elke bezienswaardigheid intoetst waarna je er een deskundige uitleg over krijgt. Hier liep er echter iets mis want er waren nauwelijks nummertjes te zien. En, o ja, 2 van de 3 museumdelen waren gesloten. Wegens werken…
Maar wat we wel konden zien was meer dan indrukwekkend. Veel koninklijke paleizen hadden hier geen lek aan. De grootste schilders en architecten van de oude wereld hadden hier van de 15de tot de 19de eeuw hun meesterwerken achtergelaten. Hadden die karthuizers geld ! Met het bezoek waren we toch een paar uurtjes zoet.
Dan een late lichte lunch (het begon al wat te druppelen), wat gewandeld door het niet zo boeiende Vomero, het modernere en chiquere deel van Napels en dan langs de andere kant van de heuvel terug naar beneden, naar de haven. Het was de bedoeling om dit te doen met de kabelbaan, die hier lag. Gesloten, wegens werken. De afdaling, meestal via (honderden) steile trappen kroop in de kleren (of beter: in de knieën).
’s Avonds genoten, in de prachtige opera van Teatro di San Carlo, van een heel speciale uitvoering van Mozarts Requiem. Wonderbaar.
De zondag was gereserveerd voor een bezoek aan Pompeï. Onze online gekochte tickets (uit vrees voor ellenlange wachtrijen, die er niet waren) waren wat teleurstellend: we hadden 30% boven de officiële prijs betaald, de audioguides waren verouderd en niet flexibel en de bijgeleverde kaart was, achteraf gezien, op verre na niet zo gedetailleerd als die verkrijgbaar bij de officiële loketten. Afzetters. Italianen.
Maar het blijft een ervaring. Ge raakt er niet op uitgekeken. We hebben er de de ganse dag doorgebracht en moesten ons op het einde nog haasten om tijdig onze audioguides terug in te leveren.
En ’s avonds alweer genoten van een superlekkere Napolitaanse pizza, beschut van de regen, die met bakken uitviel.