18/5-2/6: Mallorca, die schone

18-22/5: Palma


Op woensdag 18 mei om 6u35 koers gezet naar Mallorca. We hadden meer dan 65 mijl voor de boeg. Met een 1 bft zat er geen zeilen in. Motoren dus.   En nauwelijks andere boten en geen dolfijnen. Een weinig boeiende overtocht. Maar de zon scheen in volle kracht.In de Real Club Nautico de Palma werden we opgewacht door zeer vriendelijke marinero’s. En de club bood een zeer goed uitgerust sanitair met eindelijk eens ruime douches. Zalig.‘

s Avonds hadden we uiteraard weinig zin om zelf te koken. Het terras van het restaurant Buscando del Norte was te aanlokkelijk om er aan voorbij te gaan. En het smaakte. Maar die goedkope prijzen zullen vanaf nu voltooid verleden tijd zijn, vrezen we.De volgende 3 dagen hebben we voor toerist gespeeld. Uiteraard na eerst de noodzakelijke kleine klusjes en de nog meer noodzakelijke was (in de launderette in de haven, op 100 meter van onze boot, gemakkelijker kan niet). De oude stad van Palma is zeker de moeite waard om te bezoeken. De kathedraal is een must. De Arabische baden, de enige overblijfselen van een rijk Moors verleden, waren echter minder dan we ervan verwacht hadden, maar toch: klein maar fijn. 

De kathedraal van Palma de Mallorca
De Moorse baden


We konden het niet laten (of laat ons zeggen dat ik onder de druk van mijn halve trouwboek ben bezweken) en ook de mooie winkelstraten werden een bezoek aangedaan. En de creditcard deed overuren.

De mooiste en blijkbaar zeer verleidelijke winkelstraat van Palma

Ook het oude electrische treintje, daterend van begin vorige eeuw,  naar Soller was de moeite waard. De tocht, die ongeveer 1 uur duurde, bracht ons door het ruige binnenland van Mallorca tot aan een klein, gezellig stadje. Maar druk ! We vermoedden dat het cruiseschip, dat in Palma voor anker lag, al zijn passagiers op het treintje had gezet. Gelukkig hadden we een zeer leuk restaurantje, Luna 36, gevonden in een klein straatje, ver van de toeristische drukte, maar met een voortreffelijke keuken. Voor ons een Bib Gourmand waard. En dan zijn we nog met een even oud electrisch trammetje naar Puerto de Soller gespoord, dat in een mooie baai ligt, een 5 km van het stadje. Dat zou zeker ook een bestemming met de boot worden. 

Puerto de Soller
Het oude trammerje van Soller naar de haven
Het treintje van de jaren 20 van Palma naar Soller


22-27/5: Puerto de Andratx
Op zondag 22 mei gooiden we om 9u de trossen los en koersten we naar Andratx.  Terug weer veel zon en weinig wind. Daarom was het een goed idee om halfweg een stop in te plannen. Cala Portals was een prima plaats om het anker te gooien: zeer helder water en veel vissen. En ons anker deed het prima. Ideaal om wat te zwemmen en te snorkelen en te lunchen. Zelfs Ann is in het water gesprongen, of beter gekropen. En heeft minstens 3 meter gezwommen. Superprestatie. Rond 16u arriveerden we dan in Puerto de Andratx. Mooie haven in een baai, maar de plaats die we in de Club de Vela kregen aangewezen stond mij niet aan: volledig blootgesteld aan het Noorden, en de volgende dagen werd er hevige noorderwind verwacht. Daarenboven bleek dat ze onze reservatie, die ze nochthans per mail hadden bevestigd, niet terugvonden. Voor mij een goede reden om naar de andere marina in de haven, IB Ports, te bellen of die nog een plaats hadden. En ja, no problem. Dus trossen terug los in de Club de Vela en 200 m verder gevaren naar IB Ports, waar we een mooi beschutte plaats kregen. De marinero was van het eerder stuurse soort en zeker niet van de meest gehaaste. En had een eigen soort van boekingsprocedure: alhoewel de haven nog voor geen helft was gevuld, konden we niet langer dan 1 dag boeken, en moesten we elke ochtend opnieuw een aanvraag indienen en betalen. Maar kom, al bij al waren we dik tevreden dat we daar lagen, tussen een Nederlandse boot uit Vlissingen (Willy en Lisa) en een Oostenrijker uit Wenen, waar we al snel mee aan de babbel zijn geslagen. En het sanitair was ook treffelijk.‘s Avonds hadden we allebei zin in een pizza. En het restaurant Ciao Bella, iets verwijderd van de met terrasjes bezette dijk, loste onze verwachtingen volledig in. Overtrof ze zelf, vooral in kwantiteit: we hebben elk nauwelijks de helft van onze overigens heerlijke pizza klein gekregen. Maar bij de terugkeer naar onze ligplaats zagen we dat die mooi dag toch een minder goed einde zou kennen. Een 50-voeter, vol met jonge duitsers was ook komen aanleggen. En die gasten zaten al goed aan de drank. Toen we al lang in bed lagen moesten ze nog bewijzen dat ze over een heel goede muziekinstallatie beschikten, waarbij ze een voorkeur hadden voor house. Onze oordopjes hielpen echt niet. De volgende dag ben ik toch eens naar hun boot gewandeld, vriendelijk een goede dag gezegd en terloops gevraagd of ze vandaag gingen uitvaren. Hun “jawohl” klonk als muziek in mijn oren (en nu geen house muziek). 

Puerto de Andratx bij avond.

Maandag de 23ste was het terug zonnig én heet (30°). Een beetje gewandeld langs de haven en in de namiddag de bus genomen naar het stadje Andratx, dat een vijftal kilometer van de haven is verwijderd. Daar in de Balearen hebben ze wel een handig betaalsysteem voor de bussen, waar onze Lijn wel een voorbeeld kan aan nemen: bij het instappen passeer je je creditcard langs een sensor, en bij het uitstappen doe je hetzelfde. En betaal je zo de laagste ticketprijs (1,65€ binnen de zone). De “stad” Andratx is echt niet veel zaaks. Het stadhuis met dienst voor toerisme ( ons feitelijk doel van deze uitstap, maar uiteraard gesloten) is weliswaar gehuisvest in een mooi renaissance castelo, maar voor de rest is er niet veel te vinden. En fris, en eindelijk nog eens goedkoop, pintje op het enige terras in het piepkleine centrum zorgde voor de nodige troost.

We hadden echter 5 dagen geboekt in Puerto de Andratx om zeker eens grotere wandelingen re maken om het binnenland van het mooie Mallorca te ontdekken. De volgende dag met de bus naar het kleine, aanpalend, badplaatsje Sant Elm. Dit plaatsje is gelegen in een prachtig baaitje, met zicht op het eiland Draghoneira. En daar was de dienst voor toerisme wèl open, met een zeer vriendelijke en behulpzame dame, die ons met plezier alle nodige informatie over wandelingen in de streek bezorgde. En ontdekten we zo de app “watch about”, die gedetailleerde wandelkaarten van de streek bezorgde, met gps- tracking, zodat je steeds wist op welk punt van de wandeling je zich bevond. Superhandig.

Maar toen zakte de moed in onze speciaal hiervoor aangetrokken wandelschoenen. De kortste wandeling was anderhalf uur lang, in enkele richting. En intussen was het terug al weer serieus warm geworden. We lieten de moed dus in onze schoenen steken, en hebben het dan maar gehouden op een mooie wandeling langs de baai en een lekkere lichte lunch op het terras van het kleine maar supergezellige Casita del Mar. Aanrader.

In de namiddag met de bus terug naar de haven waar we nog een wandeling maakten langs de overkant van de baai van Andratx, waar de Club de Vuele lag. We achtten ons gelukkig dat we oor hun geklungel daar niet waren aangemeerd, want buiten de poepchique haven met even poepchique (vooral motor-) boten met bijhorend zwembad en exvlusief restaurant annex bar was er daar niets te beleven. En betaalden wij maar de helft van het liggeld dat ze ons daar gingen aanrekenen.

Woensdag de 25ste dan eindelijk een echte wandeling door de natuur over de heuvels naar het verder gelegen baai Camp de Mar, een nogal mondaine aangelegenheid, met o.a. de grootste prive-villa die we ooit hebben gezien.

Een ontmoeting met wilde geiten


Eén van de attracties van de baai is het restaurant La illeta, gelegen op een rotseilandje vóór het strand, waarmee het met een houten loopbrug is verbonden. Zichtbaar ook vooral bedoeld voor de bewoners van de grote villa’s in de buurt of de eigenaars van de grote motorboten ( google eens “Odyssee III”). Maar gelukkig waren we juist op tijd om een plaatsje te vinden onder een parasol, “ just for a drink”, toen het begon te stortregenen.

Restaurant La Illeta in Camp de Mar. De Odyssee III is vanaf hier niet zichtbaar.

We bleven zitten tot de regen eindelijk stopte, en dan verder gewandeld naar de veel volksere Bar Bagari, een ouderwetse bedoening, wat verwijderd van het strand, maar met lekkere hapjes en echt niet duur. De voertaal was daar blijkbaar duits, want veel anders hoorden we daar niet spreken. Met de bus terug naar de boot.

De volgende dag bracht de app Watch About ons met een wandeling over de heuvels en langs megavilla’s, verscholen in de woeste natuur, tussen de heuvels en bossen ( we hadden gezien dat één van deze kanjers voor 14,9 mio € te koop stond via Sotheby’s) terug naar het stadje Andratx. Maar nu waren we met de bus snel terug naar de haven. Onze stappenteller was zeer tevreden.

De dag erna, het was dan al vrijdag 27/5 (wat gaat de tijd toch snel), afscheid genomen van Puerto de Andratx en koers gezet naar Puerto de Soller. Volgens de voorspellingen zou het een noordenwind worden met 8-10 knopen, wat ons dus liet hopen op een prachtige zeildag, met halfwindse koers over 25 mijl. Daarom goed op tijd vertrokken en, met volle ambitie, onmiddellijk buiten de haven al het grootzeil opgetrokken. Dat we het stuk tussen Sant Elm en het kleine eiland Draghoneira nog op motor moesten afleggen was niet erg. Wind is coming. Niet dus. De windmeter geraakte niet over de 3 knopen, en de windrichting was helemaal zoek. Het pijltje ging alle richtingen uit. Ons grootzeil hing daar maar werkeloos wat te klapperen. Wat we wel kregen was een toenemend deining, waardoor de boot steeds meer begon te slingeren. Veel lezen of binnen in de kajuit gaan zat er echt niet in of wij, stoere zeebonken, zouden zelfs zeeziek kunnen worden. Intussen was ook de zon verdwenen, en zagen we vóór ons dreigende regenwolken. Toch nog de moed gevonden om af te wijken van onze rechte koers om een kijkje te nemen naar het fotogenieke schiereiland Faradada, bekend voor zijn enorm doorkijkgat in de rots. Goed voor een fotootje, maar met wat zon en minder schommelende golven zou het toch nog een stuk fotogenieker geweest zijn.

Het schiereiland Faradada

De laatste 4 mijl ging het van kwaad naar erger en kregen we golven van meer dan 2 meter voor de boeg, zodat ik mij begon af te vragen hoe we veilig zouden kunnen aanmeren.

Puerto de Soller.

OK, Puerto de Soller ligt volledig in een inham, langs 3 zijden omringd door hoge klippen en heuvels, een natuurlijke, beschutte haven heet dat dan, maar de golven die uit het Noorden kwamen vonden toch hun weg in de baai. Wat tot hefige momenten leidde bij het binnenvaren. Gelukkig was het achter de kleine havenmuur en de steigers toch al wat rustiger zodat we al bij al nog relatief vlot konden aanleggen, tussen 2 andere boten. Oef, dachten we. Maar toen merkten we dat alle boten rondom ons, en dus ook de Arwen, op en neer en heen en weer aan het dansen waren, trekkend aan alle touwen, met het nodige gepiep en gekraak tot gevolg. En die donkere regenwolken hingen nog steeds boven ons. De bemanning geraakte al in paniek met de vrees dat ze vannacht geen oog dicht zouden kunnen doen.Maar wonder boven wonder: alles kwam goed. De zon begon weer te schijnen, de regen is nooit tot bij ons geraakt, en de deining begon meer en meer af te nemen.We hebben geslapen lijk roosjes.
Zaterdag 28/5 was het terug wandelen geblazen, met ons badpak aan, in de hoop dat we de moed en de goesting zouden vinden om te zwemmen. Na een lichte aanraking van de grote teen met het zeewater, bleek dit een illusie. Het zal dus wandelen worden. Met 22.000 op de stappenteller.
De volgende dag zouden we het echte wandelwerk aanvatten. Met de bus naar Deija, een prachtig dorpje in de bergen ( maar die pracht is niet verborgen gebleven voor de rijken der aarde, zodat er nu in één van de landhuizen een megachique hotel is neergestreken, en alle huizen van het dorp en boerderijtjes in de buurt gerestaureerd zijn en nu vakantiestulpjes zijn voor die arme rijke sukkelaars). Maar het blijft wondermooi, met hoge heuvels, doorsneden door grillige kloven en een vallei, die kronkelend haar weg vind naar de zee bij Puerto Soller.

Het mooie Deija
Wandeling met hindernissen

Ook ons wandelpad was grillig, en ging nu eens steil omhoog, en dan weer omlaag. Steeds werden we getrakteerd op onbeschrijfelijk mooie vergezichten. Na een uurtje passeerden we plotseling een tafeltje, waar een drietal kinderen van een lokale sinaasappelboer met de nodige ondernemingszin lekker vers geperst appelsiensap verkochten. En in de loop van de dag zullen we merken dat er veel wandelaars dit pad hadden gekozen. Die gastjes gaan gouden zaken gedaan hebben.‘s Middags konden we heerlijk verpozen in “San Mico”, een oude kasteelboerderij waar een Franse moeder en dochter iedere dag verse taartjes en quiche serveerden op hun terras dat uitkeek over de heuvels.
We hebben de laatste 2 stukken quiche en de laatse citroentaart kunnen te pakken krijgen. We waren inderdaad niet alleen, deze dag, op dit wandelpad.We zetten onze weg verder tot aan Soller, besloten toen dat het genoeg was, kozen voor een leuk terrasje en dan met het trammetje terug naar de Puerto. Een smakelijke bbq aan boord was een waardige afsluiter van deze heerlijke dag.
De volgende dag, 30/5, wilden we een volgende “to do” van ons lijstje afvinken: voor anker slapen in een baai. We kozen voor Cala St Vincente, zoals ook aangeprezen in onze Pilote. Terug de ambitie om de geplande 25 mijl op zeil te doen, en inderdaad slechts de laatste 2 uur hebben we de motor moeten bijsteken. Onderweg konden we misschien nog een halte inlassen in de blijkbaar wondermooie Cala de la Colobra. Maar het baaitje was letterlijk gevuld door het megajacht (164 m lang) Rising Sun van David Geffen ( gegoogeld: één van de rijkste mensen van de wereld, en o.a. eigenaar van Dreamworks ).


Cala de Colobra, wellicht de mooiste kreek in de Balearen
Dat megajacht van David Geffen

Toertje gedaan en dan doorgevaren naar onze baai van bestemming. Cala St Vincent is een zeer mooi baaitje met een klein gehuchtje met wat oude huisjes….en een afgrijselijk lelijk megahotel (welke burgemeester heeft hier zijn zakken gevuld met de vergunning?). Maar toch, de omgeving was echt de moeite waard. Ons Rocna-anker deed mooi zijn werk en we waren er klaar voor. Zwemmen zat er echter niet in, ondanks het kristalheldere water: de baai wemelde van de medusa’s (kwallen). Op het strand hing zelfs de medusa-gevaren vlag. Met de dinghy dan naar de kant gevaren, wat gewandeld en een gezellig terrasje gevonden (elk zijn specialiteit).Bij het terugkeren nog ongewild wat vermaak verstrekt aan de strandgangers, want onze buitenboordmotor was blijkbaar niet goed vastgezet in de behuizing waardoor hij bij het achteruitvaren naar boven schoot, en tegen dat we hem terug hadden vastgezet lagen we weer op het strand. Enfin, we leren altijd bij.Leuk toch.Tot de nacht kwam. Een grote deining begon zich vanuit het Noorden op te bouwen en golfde in de baai. De boot lag geen minuut stil, rolde langs alle kanten, trok aan het anker met knarsend geluid tot gevolg, dat werd aangevuld met een continu geklots tegen de romp. Geen oog dicht gedaan de eerste uren. Dan toch in slaap gesukkeld, met horten en stoten (letterlijk) zodat we uiteindelijk pas rond 9 u uit ons bed konden kruipen. En blij dat ons anker geen kik had gegeven. Het ankeralarm was werkloos gebleven.
Cala St Vincent – Puerto de PollencaZo stonden we op 31/5 op, onder een stralende zon, en geen medusa’s meer rond de boot. Maar toch hadden we er wat genoeg van en besloten we na het ontbijt verder te varen naar Pollensa, en halverwege een ander uitnodigend baaitje aan te doen. Cala de Engoussabar was volgens de Pilote zeer aantrekkelijk: kalm, beschut van de noorderwind, kristalhelder water en geen huizen of hotels in de buurt.Maar pech: ook de toeristenbootjes hadden hetzelfde gedacht, en het lag er dus vol van. Toch een plaatsje gezocht waar we tussen al het zeegras in zand zouden kunnen ankeren, maar na een derde poging blokkeerde het anker. We hielden het voor bekeken voor vandaag en gezien de wind intussen goed was opgekomen deden we het tweede deel van de tocht dan volledig op zeil, wat veel goedmaakte.Rond 15u meerden we aan in de Marina van IB Ports in Pollenca. Een mooie rustige haven met prima uitgerust sanitair en een klein restaurant, La Cantina, op het einde van de pier. Waar we lekker gebruik van hebben gemaakt, want na de vorige woelige nacht had ik echt geen zin om nog boodschappen te doen en te koken. Mañana.
1/6 zou de laatste dag op Pollenca worden. Want we hadden voor de volgende dagen al een ligplaats geboekt in La Ciutadella, de dichtstbij gelegen haven op Menorca. Het werd vooral een wasdag gevolgd door een wandeling langs de noordelijke kant van de baai, waar de statige prachtige oude villa’s in groene tuinen, van het strand enkel gescheiden door een wandelweg overschaduwd door bomen, nog geen plaats hebben moeten maken (en hopelijk ook nooit) voor die onpersoonlijke nieuwbouwprojecten, die we overal zijn tegen gekomen.En ‘s avonds wel zelf gekookt: spaghetti con cozze e vongole. Om stilaan over te schakelen van tapas naar pastas.Dit was Mallorca. Voor ons een openbaring, en een aanrader voor iedereen, voor elk wat wils. 

IBIZA (9 – 18 mei)


9 – 12/5 San Antonio, een eerder saaie plaats, maar onverwacht bezoek maakte er toch iets onvergetelijks van.

We zouden in de voormiddag het stadje bezoeken. Maar daar waren we vlug klaar mee. Langs de waterkant terrasjes waar we enkel Engels hoorden spreken, in de straten erachter, nu nog, gesloten nightclubs, kleerwinkels e.d. De Mercat Central bestond nog, was open, en bood ruimte aan vis-, vlees-, groenten- en andere voedingszaken. Maar op één groentenzaak na, hadden die het allen voor bekeken gehouden. De plaatselijke bevolking was wellicht grotendeels verdreven door de Engelse toeristen. En hun dieet bestaat wellicht voornamelijk uit liquid of fastfood. Geen klanten dus voor verszaken. Ergens tussen al dat “moois“ vonden we toch , helemaal bovenaan het stadje, nog een heel speciale middeleeuwse kerk, die meer op een burcht leek en de dorpelingen bescherming moest bieden bij een aanval van piraten. Maar dat was het.
Over de middag lunch aan boord en juist toen ik aan de blog wou beginnen te schrijven, passeerde er een dinghy van waarop 2 mensen blijkbaar geestdriftig naar ons aan het zwaaien waren. Eerst gedacht dat die ons wellicht voor de verkeerden hielden, maar toen ik nogmaals goed keek herkende ik plots Thomas, een ex-collega bij KBC, waar ik altijd heel graag had mee samengewerkt. Ik wist dat hij vroeger ook al onze blog volgde, omdat zij gelijkaardige reisplannen hadden. En inderdaad, wat bleek: zij, dwz Thomas en zijn sympathieke echtgenote Ann, waren verleden jaar ook vertrokken en waren nu met hun zeilboot eveneens de toer van Mallorca aan het maken (zij waren intussen al aan de terugreis begonnen). Thomas wist dat we ook in de buurt waren, had tevergeefs via Facebook willen afspreken (ik ben echt geen Facebook-adept, en elke poging om met dat ding te werken draait op niets uit), had dan gezien op AIS dat wij in Sant Antonio lagen, was ook naar daar gevaren en geankerd,  en dan met zijn dinghy in de haven naar ons op zoek gegaan. En gevonden. Wat volgde was een heuglijke ontmoeting in 2 delen. Eerst op onze boot, en dan ‘s avonds een diner in het voortreffelijke restaurant La Kasbah, dat uitkijkt op de baai van Sant Antonio (en op hun boot die daar voor anker lag) met zicht op een prachtige zonsondergang.

Onze onverwachte bezoekers Thomas en Ann


En babbelen dat we gedaan hebben. Thomas is altijd een spraakwaterval geweest, en dat is ook na zijn pensioen zeker zo gebleven. Enfin, ik ga het hier uiteraard niet hebben over de onderwerpen die we hebben aangesneden, maar het blijkt dat hun reisplannen nig wel iets ambitieuzer zijn dan de onze. Met hun aluminium 14,5meter jacht gaan ze de oversteek doen naar Madeira en daarn de Canarische. En als het hen goed bevalt, ligt Brazilië in het vizier. Dit is voor ons wel iets te ver gegrepen. Het feit dat Thomas en Ann minstens 5 jaar jonger zijn zal hier ook wel iets mee te maken hebben. Morgen zouden ze al terug vertrekken. 
De volgende dag nog wat gewandeld, in de vooravond een pintje gepakt in het beroemde Cafe de la Mar met uitzicht terug op de baai (maar daarvoor betaal je wel 16€ voor 2 biertjes), en dan onze 1ste bbq aan boord op onze gasbarbecue. We zijn weer helemaal in de stemming.


12-16 mei : Ibizastad, niet alleen maar discotheken


We varen binnen in Ibiza stad


De 12de dan vertrokken naar Ibiza. Relatief vroeg (8u15) gestart, want we hadden 30 mijl voor de boeg en we hadden de ambitie om zoveel mogelijk te zeilen. We startten met een 2 beaufort en konden er een 4-5 knopen uitpersen. Tot de oosterwind, in de luwte van het eiland quasi volledig wegviel, zoals verwacht. Motor terug aan tot we bijna aan de westelijke punt van het eiland waren, waarna het terug wat begon te waaien uit het noorden, en in het begin ideaal voor onze noordoostelijke koers. Maar snel moesten we 1 rif bijsteken. En de wind bleef verder aanwakkeren, en begon meer op de neus te zitten. Bij een strakke aandewindse koers het tweede rif gestoken. Intussen zagen wij dat overal rond ons heen de boten die nog op zee waren beschutting aan het zoeken waren in de baaitjes. Gezien de wind echter niet verder zou aanwakkeren dan toch besloten om verder te varen, maar met 2 reven vaart de boot echt niet goed meer aan de wind. Die nog iets meer op de neus was komen te liggen. Gezien opkruisen in deze omstandigheden ons weinig dichter bij ons doel zou brengen, en 50% van de bemanning er stilaan gevoeg van had, dan toch maar motor aangelegd en op zeil+motor de rest van de tocht afgelegd, zodat we uiteindelijk rond 16u de Marina de Botafoch in Ibizastad konden binnenvaren. Het aanmeren zou normaal geen probleem geweest zijn, al was de ligplaats tussen een grote motorboot en een andere zeilboot nogal smal uitgevallen. Maar bij het maneuver, toen ik heel langzaam moest mikken tussen de twee boten, viel de motor volledig uit. Gelukkig kreeg ik hem onmiddellijk weer aan de praat, terwijl Ann ons van de dichtste boot kon afduwen, en bij een tweede poging lukte het wel. Oef, maar toch beter eens laten nakijken. Wellicht moest de gashendelkabel enkel wat worden bijgesteld, maar dit was geen spek voor mijn bek. 
Wij hadden gekozen voor Marina Botafoch, dat aan de overzijde van de baai van Ibiza lag. Dit had zo zijn voordelen: verder van het drukke stadsdeel en heel wat goedkoper. Die prijzen van 200€ per nacht waren hier nog ver weg, en wellicht enkel geldig van toepassing in juli of vooral augustus. En het fabeltje dat ook aanleggen aan een boei superduur is, klopt ook niet. Want er zijn daar geen boeien. Enige goedkope optie zou in die piekperiode wellicht voor anker gaan in de baai van Talamanca, door een landtong gescheiden van de baai van Ibiza, maar ik vermoed dat het daar in het seizoen ook eivol zal liggen. En nog een voordeel van de Marina de Botafoch: er vertrekt daar elk kwartier een toeristenferrybootje naar de kade van de oude stad. Laatste afvaart in de avond is wel om 23u, zodat een nachtje stappen er voor ons niet zou inzitten. (NB:  volgende dag merkten we dat de beroemde Pacha-discotheek niet aan de overkant lag, maar op kleine wandelafstand, en dus ook hoorafstand, van onze marina)

Het ferrybootje van Marina Botafoch naar Ibiza



De volgende morgen eerst op zoek naar een technieker. Er was een Volvo Penta specialist in de haven, en de verantwoordelijke sprak voortreffelijk Engels en was zeer vriendelijk. Maar hij kon niet onmiddellijk iets beloven, het was vrijdag en er waren veel boten die rond deze tijd in vaart werden gebracht – begrijp je?- maar hij zou zijn best doen. Ik moest hem om 16u opnieuw contacteren. Intussen moest ik hem alle specificaties van de motor doormailen. Wat ik onmiddellijk heb gedaan, uiteraard. En nu hadden we tijd voor een eerste kennismaking met Ibiza. En Ibiza was echt een ontdekking. Tot nu toe was de naam Ibiza voor ons synoniem met discotheken en nightclubs, maar wij zagen een (weliswaar zeer toeristisch) oud stadje, waarvan het meeste deel achter imposante verdedigingsmuren lag. Kleine straatjes en steegjes, nu en dan een gezellig pleintje (met de onvermijdbare terrasjes). De wandeling tot aan het hoogste punt was, zeker in een hitte van 30 graden, nogal uitdagend.  De volgende dagen hebben we 2 stadswandelingen ondernomen, wat we enkel dankzij de terrasjes hebben overleefd. Uiteraard liggen rond de oude stad dan de typische hoogbouwappartementen en stranden volgepropt met ligzetels, met daarop zonnebaders in diverse kleurschakeringen van witroze tot vuurrood, maar dat was niet aan ons besteed,O ja, toen we rond 16u terug naar het bureau van Volvo Penta gingen, was de verantwoordelijke juist vertrokken….. Maar ik moest maandag zeker terugkeren, a la mañana….

Een paar impressies van het oud stadsgedeelte van Ibiza


We hebben van Ibiza genoten, en hadden het geluk om in een zeer gastvrije haven te liggen. Met zelfs een strand aan de andere kant van de dijk (maar we hebben alleen met onze tenen de watertemperatuur verkend – nog iets te koud voor ons tere lichaam). Maar a la mañana bleef a la mañana. We hebben dus nooit iemand gezien om naar onze motor te kijken. Intussen was ik er echter zelf ook al meer gerust in: bij volgende testen, en met wat voorzichtigheid, luisterde de motor perfect naar de gashendel. 

16-18 mei: Santa-Eulalia, laatste stop vóór Mallorca


En zo konden we op 16/5 het mooie Ibiza verlaten en varen naar Santa Eulalia, de haven die het dichtst lag bij Mallorca, ons volgende doel.Een sympathieke badplaats, met een mooie versterkte kerk op de heuveltop, die boven het stadje lag. En ook mooie wandeling langs de grillige kustlijn en over de klippen tot aan de Cala S’Estanyol, een leuk baaitje omgeven door pijnbomen, met een paar restaurantjes, waar het leuk vertoeven is. Op 18/5 waren we klaar en uitgerust om naar Mallorca te varen. 

De kerk van Santa Eulalia

6 – 9 mei: Ibiza, here we come

Op 6/5 uitgevaren onder een stralende zon, richting Denia. Aanvankelijk op motor, maar na een tijdje trok de wind aan tot een 2 beaufort en konden we toch zeilen. Uiteraard niet aan een grote snelheid maar toch voldoende om Gandia te bereiken. Denia zou dan voor de volgende dag zijn. Langer dan 1 dag moesten we ook niet blijven in Gandia, want de haven was nog niet veranderd met zijn rudimentair sanitair in een paar containers. 

Op 7/5 dan naar Denia gemotord ( 2-3 knopen wind) en geboekt voor 2 nachten. Morgen was het immers Moederdag, en ik wou het Ann niet aandoen om dan de ganse dag op zee te te vertoeven op weg naar Ibiza. Na een beetje zoeken had ik een restaurant, “Samaruc”, gevonden dat in de Gault&Millau stond. Het lag op een 3-tal km van de haven. Fietsen zat er niet in, want ik had teveel last van mijn rug, waardoor de fietsen uit de bakskist halen geen goed idee zou zijn.

En dus besloten we op Moederdag om te voet naar het restaurant te gaan. Wat een mooi zonnige wandeling bleek te zijn, langs de kustlijn, en zelfs met een tussenstop in de Marina Real. En het restaurant was zeker de wandeling waard. In 9 kleine gerechtjes toonde de kok dat hij met een sterrenchef kon wedijveren. We genoten vanop een gezellig terras van deze culinaire pareltjes en betaalden maar de helft van de prijs van wat een dergelijk festijn in België zou hebben gekost. Zalig. En ons moedertje was content.

Moederdag 8 mei in restaurant Samaruc in Denia

Op maandag 9 mei dan eindelijk de oversteek naar Ibiza. Voor een tocht van 56 mijl was het vroeg opstaan geblazen. Zon komt op om 6u45, dus wekker op 6u gezet, ontiegelijk vroeg naar onze standaarden, en een half uur later trossen los, in 1 rechte lijn van Denia naar Puerto San Antonio op het eiland Ibiza. Bij de start konden we genieten van een mooie zonsopgang. Het beloofde weer een zonnige dag te worden.Via internet hadden we al een ligplaats kunnen reserveren voor 2 nachten. En dit aan een normale prijs. Duidelijk nog geen hoogseizoen.
De tocht was niet echt boeiend. Bij een 1-2 bft op motor en volle zeil maakten we een 6 knopen. Dit betekende dat we tussen 17 en 18u op onze bestemming zouden arriveren. Het enige meldenswaardige is dat we in de namiddag vo het eerst sinds lang terug een paar dolfijnen hebben gezien. Om 17u15 aangelegd . De rest van de dag en avond zouden we het rustig aandoen en op een terrasje nog iets kleins gaan eten. En konden we beginnen met Ibiza-toeristen te bekijken. Je hebt ze in alle maten en gewichten. Tatoeages in de meerderheid. En geen enkele schroom om zich te maquileren en op te maken in een restaurant. We zagen daar een amerikaanse schone die hier meer dan een half uur over deed, aangemoedigd en becommentarieerd door haar 2 vriendinnen. Wat waren die nog van plan? Gelukkig ligt de echte uitgangsbuurt van San Antonio niet aan de haven. En hebben we dus goed geslapen.

2022: Ons zeilavontuur gaat zijn vierde jaar in.

19/4 – 5/5: Oropesa – Valencia
‘s Namiddags, onder een grijze lucht, geland in Valencia. De huurauto bij Europcar opgehaald (slechte service, volgende keer terug naar Avis), en dan naar Oropesa gereden, voor een deel in de regen. Het appartment (AirBnB) viel wel zeer goed mee, klein en alle nodige (basic) uitrusting, maar met fantastisch zicht op zee, én …..met verwarming!  Nooit gedacht dat we in Zuid-Spanje nog zo blij zouden zijn dat we verwarming in het appartement zouden hebben.

Uitzicht op zee vanuit ons appartement

Op die kille maandagavond hebben we uiteindelijk, na zéér lang zoeken, en met een stilaan onderkoeld humeur, een restaurant gevonden dat open was op maandag. Door het lekkere eten kwam de stemming er gelukkig weer helemaal in.De volgende dag , dinsdag 20/4, blij terugzien met de Arwen, die er helemaal niet verkommerd uitzag. Enkel het saharastof van de vele regens die uit het zuiden kwamen had zijn sporen achtergelaten. En gelukkig kwam Andres Garcia opdagen, de eigenaar van NauticaAG, die zou zorgen dat onze motor en generator zou worden gereviseerd en onze defecte dieptemeter hersteld. Morgen zouden ze komen kijken….dat belooft!
Enfin, de volgende dagen was het weer treffelijk, soms zelfs warm te noemen, zodat we de boot volledig onder handen konden nemen. Volledig intensief reinigen, van onder tot boven, chroom poetsen, de volgende dag eerste laag antifouling en de dag daarna de tweede. Andres Garcia is inderdaad langsgekomen, enkel om te zeggen dat ze volgende week maandag de dieptemeter zouden komen herstellen en de revisies pas zouden uitvoeren als de boot in het water lag.Na 3 dagen onafgebroken werken, en omwille van het stralende weer, ons op zondag 24/4 op een dagje vrijaf getrakteerd. Vanuit Oropesa kun je met de fiets (of tevoet) naar Benicassim gaan over een oude, heraangelegde treinbedding, de Via Verde. Prachtig tochtje. En zo zagen we ook nog eens Benicassim, en de oude villa’s daterend tussen eind 19de eeuw tot begin jaren 30 van de vorige eeuw, de beginjaren van het kusttoerismen, maar dan enkel voor de happy few.  Ja, gelukkig is niet alles gesneuveld onder de bouwwoede van de projectontwikkelaars vanaf de jaren 60. Voor de rest is Benicassim zoals nagenoeg alle andere Spaanse badplaatsen. 
Op maandag 25/4 zou dan de technieker van NauticaAG komen . Niet dus. Mañana a la mañana. Niet erg, zo hadden we de ganse dag om de boot te polieren, onder terug een stralende zon. De volgende dag dan grootziel, buiskap en bimini geïnstalleerd en de technieker, en de nieuwe dieptemeter, met open armen ontvangen. De woensdag, 27/4, dan eindelijk in het water. Motor startte onmiddellijk, de boegschroef werkte en ook de dieptemeter was weer operationeel. Oef. En Andres Garcia was van zijn woord: zijn mechanicien kwam aan boord en de scheepsmotor werd onderhouden met nieuwe filters en impeller. Maar niet de generator: ze hadden geen passende impeller, en de oude was volledig naar de vaantjes. Gezien we van plan waren om op de Balearen geregeld voor anker of aan een meerboei te liggen, vond ik het noodzakelijk dat we over een goed werkende stroomgenerator zouden beschikken. Dus moest NauticaAG hun werk overdoen en op zoek gaan naar een passende impeller voor de generator (blijkbaar mensen die eerst aan het werk beginnen en pas dan kijken welk materiaal ze nodig hebben, ipv andersom. Maar ja, we zijn in Spanje, en we laten ons niet opjagen). Het plan om morgen al te vertrekken ging dus niet door. 

Wachten op Andres Garcia en zijn mechaniekers

Op 28/4 leverden we de huurauto in in Castellon ( en dan met trein terug naar Oropesa) en verhuisden we van ons appartement naar de boot.Op 29/4 de laatste karweitjes uitgevoerd, de genua gestoken en de ganse dag gewacht op Andres Garcia en de impeller. Uiteindelijk kwam die dan toch op de valreep, rond 17u, met de juiste impeller en in 10 minuutjes was de klus geklaard. Zo konden we dan toch morgen Oropesa met de boot verlaten. Eindelijk. 

De 30ste, op motor (1 beaufort) naar Burriana vertrokken. Bij het uitvaren een nieuw probleem: boegschroef werkt niet ! Niet ernstig bij kalm weer, maar wel vervelend om aan te leggen bij meer (zij)wind. Dat gaan we dan maar in Valencia oplossen. Al varend de marina van Burriana opgebeld om een ligplaats te vragen, maar die gasten hadden die dag waarschijnlijk niet veel zin om te werken want op onze vraag naar een ligplaats voor 1 nacht kregen we geen duidelijk antwoord. Dan maar doorgevaren naar Puerto de Siles. Daar hadden ze wél plaats en waren daarenboven supervriendelijk. We hadden vorig jaar nog langs die mooie haven gewandeld, toen we Sagunto hadden bezocht. Ook sanitair was bijna luxueus te noemen. Geluk bij een ongeluk dat we niet zijn binnengeraakt in Burriana. Wat inkopen gedaan (want morgen is het 1 mei, en dus alles gesloten) , gewandeld langs de dijk en op hetzelfde terrasje als vorig jaar nog een glas gedronken. Gewoontedieren ? Er was nu wel veel meer volk dan vorig jaar eind oktober. Wel veel frisser, maar even zonnig.
Ook op 1 mei was het zonnig en even windstil, zodat we de laatste 15 mijl naar Valencia terug op motor hebben afgelegd. Ligplaats op de D-steiger, die het dichtst bij de havenmonding lag. Dat gaan we ons nog beklagen……Ineens voor 4 dagen geboekt, omdat er een periode van zware wind op ons afkwam én omdat ik, op advies van de marina-medewerker, Varadero de Valencia had gecontacteerd om eens naar mijn boegschroef te kijken.

2/5 veranderde het weer, kwam er geregeld een bui en begin de wind aan te wakkeren. Wat boodschappen gedaan, o.a. nieuwe schoten voor de genua gekocht en een nieuwe broodrooster (de vorige, nog een geschenk van ons nichtje Ilse, had na 14 jaar trouwe dienst de geest gegeven) en een paar kleine klusjes aan boord. En Varadero de Valencia gestalkt. 
Op 3/5 stonden we op onder een gietende regen, en een stormachtige wind. Dat hadden we al gemerkt, want veel geslapen hebben we echt niet gedaan. De wind kwam uit het noorden en blies de golven zo in de havenmonding. Wij lagen op de eerste rij, en kregen dus de volle laag (of deining) over ons. De boot trok continu aan de touwen en het krakende geluid dat hiervan het gevolg was en het voortdurende geschommel waren niet de beste omstandigheden om van een goed nachtrust te genieten. Het regende nog het grootste deel van de dag, waardoor er zelfs water in de koppeling van onze electriciteitskabel lekte. Met kortsluiting tot gevolg. Met een plasticzak over de stroomkast en de electriciteitsaansluiting getrokken konden we het zaakje vervolgens wel droog houden. Enige lichtpuntje in deze verregende dag was dat de Varadero beloofde om morgen een technieker te sturen. 
Op 4/5 was het nog steeds stormachtig en nat. De electriciteit lag weer uit, maar nu was het de stroomkast zelf die het had begeven. Gelukkig stopte het tegen de middag met regenen zodat de nodige herstellingen konden worden uitgevoerd. Ze hadden er wel een paar uren voor nodig. Veel minder tijd had de technieker van de Varadero nodig om de boegschroef te herstellen. Een losgekomen draadje van het contact was vlug weer vastgezet…..
En op 5/5 begon het dan toch te zomeren. Het werd dus wasdag en tegen de midddag hingen de lakens aan de wasdraad te drogen in een deugddoend zonnetje. En konden we met de fiets naar het centrum, naar de Mercat Central, en naar een zonnig terrasje er vlak naast. 

30/9-27/10: Moraira – Vichte

Op 29/9 is Ann’s tante Lucie (°1928) overleden, de zuster van haar moeder en met wie ze steeds een zeer goede band heeft gehad. Dit betekent dat we terug naar België moeten, om de begrafenis bij te wonen. Er zit niets anders op. Het plan is dat we zo ver mogelijk het Noorden opvaren, richting Valencia in afwachting dat we het tijdstip van de uitvaart kennen. En dan de eerste vlucht naar België.

Dus haalden we in de morgen van 30/9 het anker op (of beter, losten we de boei waar we deze nacht aan hadden gelegen) en verlieten we de mooie baai van El Rinconet om op motor koers te zetten naar Denia.

Mooie, zeer goed uitgeruste haven. Maar Denia is ook één van de voornaamste havens voor de ferryboten naar Ibiza. En men heeft er alles aan gedaan om in de haven al een Ibiza-gevoel te creëren, met loungebars en bijhorende nightclubs. ’s Avonds dus opnieuw oordopjes in.

Nightlife in de haven van Denia

Denia heeft ook een mooi oud centrum, met terug weer heerlijke pleintjes gevuld met de onmisbare terrasjes. we hadden al vlug onze “stamcafé” gevonden in de Plaça de Sant Antoni.


Over het centrum kijkt het Castillo de Denia uit, een imposante burcht, nog gebouwd door de Arabieren in de 11de eeuw, (op restanten van een nog veel oudere vesting) . Van buiten ziet het er indrukwekkend uit, maar het bezoek heeft weinig indruk op ons gewekt. Wellicht heeft men hier een 10-tal jaar geleden veel investeringen gedaan, maar hier is nu nog weinig van te merken. Nauwelijks tot geen uitleg, geen info-bordjes, een klein, onbruikbaar, foldertje werd ons toegestopt bij de betaling van ons ticket (seniorentarief van 2€). That’s it. Daarenboven was het nog steeds zeer warm, waardoor ons bezoek zeer snel eindigde op ons stam-terrasje. Maar onze stappenteller had weer overuren gedraaid.
En de volgende, weeral warme, dag zijn we nog eens in zee gaan zwemmen (een volle 5 minuten !).

We zijn tot 3 oktober in Denia gebleven, want intussen vernamen we dat de uitvaartplechtigheid pas op 9/10 zou plaats vinden. Dus vlucht Valencia-Brussel geboekt voor 6/10 en onze terugvlucht op 11/10.
Zo konden we nog een tussenstop in Gandia plannen, vooraleer Valencia binnen te varen. De haven zelf is zeer klein, en de havenfaciliteiten zijn echt primitief (containers). Aan de ingang van de haven hangt een groot bord van hoe de nieuwe gebouwen er (ooit) zullen uitzien, maar daar hadden wij uiteraard geen boodschap aan.
Gandia (heeft overigens niets met ons “Gent” te maken) was echter niet echt de moeite waard – het historische centrum lag op een klein halfuur fietsen van de haven. We waren echter rap door het centrum gewandeld (een paar historische gebouwen in een voor de rest weinig aantrekkelijke omgeving) en door een lokaal feest (waar we niet veel van merkten) was het moeilijk om een plaats op een terras te vinden.

Dan de volgende dag , 4 oktober, naar Valencia gezeild, een pittig tochtje met toch een mooie 5 beaufort. Lang geleden dat we nog 2 reven in het grootzeil hebben gestoken. Valencia heeft een supergrote haven, maar nog weinig plaats beschikbaar: veel zeilers gebruiken deze haven immers als overwinterplaats (alhoewel m.i. toch niet superbeschut tegen noorderlijke winden). Maar enfin, we lagen daar goed, met alle faciliteiten dicht bij onze steiger, en het strand met een reeks restaurants (waaronder het lekkere “La Divina Comedia”) op 15 minuutjes wandelen. Het supermooie historische centrum van Valencia ligt op een 30 minuutjes fietsen verwijderd van de haven. Maar overal in de stad liggen er fietsautostrades, zodat het fietsen er echt een plezier is. De rivier, die vroeger pal door Valencia naar de zee stroomde, werd in de vorige eeuw omgelegd, voorbij de stad. De zo vrijgekomen rivierbedding werd in een supergroot, kilometers lang park aangelegd, waarin moderne architecten hun creativiteit konden botvieren met ontwerp en bouw van musea en universiteitscampussen. Fantastisch.

En op 6/10 dan vlucht naar België.

thuis gelukkig weerzien met de kinderen en kleinkinderen, tijd om de tuin terug wat te ordenen, in zijn wanorde. En, gezien de begrafenis van onze tante op 9/10 was gepland, hadden we al een vlucht terug naar Valencia op 11/10 geboekt. Maar, ….Ann had nòg een (superlieve) nonkel, Oswald, 96 jaar oud, die tot voor een jaar nog zeer kwik was en van het leven kon genieten, maar nu wel wat op de sukkel was. En, je raad het, op 10/10 was plotseling zijn kaarsje uit. Nog een begrafenis .

16/10: terug naar Valencia

Zo zijn we uiteindelijk pas op 16/10, de dag na zijn begrafenis, naar Valencia kunnen terug vliegen. En daar hebben we nog 3 dagen van deze prachtige stad kunnen genieten, dankzij onze superhandige electrische fietsjes. Het weer was super, het restaurant Panorama in de haven lonkte zo naar ons zodat we de verleiding niet konden weerstaan en ‘s avonds daar buiten op het terras, met zicht op zee én haven , van zalige tapa’s hebben kunnen genieten. Ook in stad, de volgende dag, na bezoek aan de overdekte (gastronomische) markten en mooie trendy winkelstraten ( gelukkig zonder onze creditcards te moeten bovenhalen), konden we nog van een leuke lichte lunch genieten in het restaurant El Ocho y Medio aan het zeer bezienswaardige Plaza Redonda. En nog veel meer…… Valencia heeft ons volledig ingepalmd.

20/10: Valencia – Burriana

het einde van het seizoen nadert, en we hadden onze overwintering in Oropesa del Mar geboekt. Moeilijk om te denken dat we binnenkort terug in België zouden arriveren, waar ze één van de natste zomers ooit hebben gekend, terwijl wij nog aan het genieten waren van een zonnetje en 31 graden. Maar ja, vooruit met de geit (sorry, Arwen), en dus naar het niet zo gezellige Buriana gezeild ( jaja, nauwelijks motor gebruikt). Terug een overgedimensioneerde haven met veel vrije plaatsen. De marinero’s dachten ons een plezier te doen met ons een plaats voor een grote boot aan te bieden (onze Arwen meet 37 voet, en was vroeger, zeg 10-15 jaar geleden een relatief grote boot – maar nu zij we, zoals reeds diverse malen geschreven, eerder een kleinere middenmoot). Maar de ankerlijn was dus ook gemeten voor veel langere boten, zodat we die onmogelijk tot aan onze boot konden binnentrekken. Zeker een half uur gesukkeld, en dan met een bijkomend touw toch uiteindelijk kunnen aanmeren. Onze bemanning kon er echt niet mee lachen. En die avond ook geen terrasje of restaurant, maar etentje aan boord (we waren begonnen aan onze zorg-dat-alle-teveel-gekochte-proviand-op-is-voordat-we-naar-huis-vertrekken-actie begonnen).

21/10. Burriana – Oropesa del Mar

Onze laatste 20 mijl voor dit jaar moesten we spijtig genoeg, met 1 bft, maar onder een stralend zonnetje en 32 graden, quasi volledig op motor afwerken. De jachthaven van Oropesa is niet super, maar toch volledig uitgerust, met supervriendelijke bediening en meerdere restaurants aan de kade. 
Op 25/10 zou onze boot uit het water gaan, dus hadden we nog een paar dagen over om de regio te verkennen en hiervoor een auto gehuurd in Castellón. Met die auto konden we daarna dan ook naar Valencia terug rijden, om de paar dagen tot aan onze terugvlucht op 27/10 te overbruggen (we mochten immers niet op de boot blijven slapen als die op het droge stond).

Onze eerste rit vanuit Oropesa was naar Peniscola. In lang vervlogen tijden, toen onze kindjes nog klein (én braaf) waren hebben we daar meerdere zomervakanties doorgebracht. We konden toen een huisje huren in de Urbanizacion Font Nova, een 2-tal km van het centrum gelegen, met zicht op zee en een superzwembad op 50 m van onze woning. Inclusief een gezellig restaurant. Voor onze kids was dit toen de hemel op aarde. En ook de bezoekjes aan de oude stad van Peniscola, volledig ommuurd, langs drie zijden omgeven door de zee, met eindeloos krokelende kleine straatjes en steegjes, met witgekalkte huisjes, en terrasjes langs het water met heerlijke paella’s en gegrillde sardientjes 😋. Enfin, dat was onze herinnering van een goede 30 jaar geleden. 
De Urbanizacion Font Nova bestond nog maar gaf toch een wat afgeleefde en ongezellige indruk. Daar toch nog eens op het terras van het restaurant moederziel alleen een pintje gedronken, uitkijkend op een droog zwembad, achter een afrastering die niet betalende gasten uit het zwemband moet weren en vooral oude herinneringen ophalen. Maar gaf toch ergens een goed gevoel. Weemoed rijmt immers op zoet.

Maar het stadje Peniscola heeft nog niets van zijn charmes verloren. Blijft een aanrader voor iedereen die in die streek verblijft. En het restaurant El Peñon kunnen we alleen maar aanbevelen.

De volgende dag een bezoek gebracht aan Saguntum. Nog bekend van onze lessen over de geschiedenis van de Romeinen. Een romeinse stad in Provincia Hispanicum, die door de Carthagers onder Hasdrubal na een lange belegering werd ingenomen, en waarbij geen enkele inwoner het had overleefd. Men zegt dat vrouwen en kinderen collectief zelfmoord hadden gepleegd, om te ontkomen aan de Carthagers. Enfin, veel geschiedenis, maar de enorm grote site zelf was 1 grote teleurstelling. Vooral ook omdat er nauwelijks informatie te vinden was. Van de romeinse periode waren ook niet zo veel intacte overblijfselen, gezien de burcht nog tot in de 19de eeuw (Napoleon) een militaire functie had behouden. De dag besloten met een bezoekje aan Puerto de Siles, en de terrasjes er rond.

En zo liep onze derde etappe ten einde en ging de Arwen volgens plan op 25/10 uit het water. Grappig detail: toen ik vroeg om de boot af te spuiten, duwden de marinero’s mij de hogedrukreinger in mijn handen en mocht ik het zelf doen. Ik veronderstel dat er een afspraak is met de diverse bedrijfjes in de haven, die boten onderhouden, dat de marinero’s geen boten afspuiten, maar dit aan deze aannemers overlaten (of aan een doe-het-zelver, die na gedane arbeid zo snel mogelijk moest gaan douchen).

19/9 – 29/9: Altea – Moraira (El Rinconet)

Uiteindelijk zijn we tot 25/9 in Altea gebleven. Rond de 21ste zou er een hevige (tegen)wind opsteken, wat het verder varen niet echt aangenaam zou maken. En intussen hadden we al een schitterend restaurant gevonden in het historische centrum, waar we onze 39ste huwelijksverjaardag zouden kunnen vieren. Het stond zelfs in de Michelin. Dus hadden we tijd zat om te wandelen, te lanterfanten , een paar half- mislukte pogingen te ondernemen om in de zee te zwemmen ( te veel golven door de wind) en het zeer mooie oude centrum te bezoeken. Echt een aanrader. Maar dan moet je wel een stevig stuk klimmen over trappen tussen de huizen. Het centrum ligt immers bovenop een heuvel, die uittorent over Altea. En gelukkig heeft het stadsbestuur daar in Altea, in tegenstelling tot veel andere kuststadjes, voorkomen dat er aan hoogbouw werd gedaan. En wordt er maar één kleur toegelaten: wit. Heerlijk om er door te wandelen en op tijd een terrasje te pikken. De meeste terrasjes liggen helemaal bovenaan, op een gezellig pleintje, met uitzicht op de zee, de haven en de benedenstad. Dus kortom, een parel in de Costa Blanca.

Een paar sfeerbeelden van het oude Altea


En op 24/9 inderdaad de kers op de taart: het restaurant Oustau helemaal boven op de heuvel heeft ons echt verwend op onze huwelijksverjaardag. Superheerlijk. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat we de wandeling ernaartoe ( een half uurtje) nog te voet hebben gedaan, maar de terugkeer was dan wel met een taxi.

25/9: van Altea naar Calpe, op motor. Nog steeds snikheet, met temperaturen boven de 30 graden, en nauwelijks wind. Calpe heeft wel een heel bijzondere rots, die uit de zee oprijst en de stad domineert, maar voor de rest is het toch weer een ontgoochelende chaos van hoogbouw en nog hogerbouw. Ook het centro historico, dat we met onze fiets hebben bezocht, is niet veel soeps. Nog een paar overblijfselen van een oude omwalling, en voor de rest horeca, die enkel maar ‘s avonds opengaat. Overdag dus een desolate blik.
We zijn er vervolgens wel in geslaagd om 5 minuten te zwemmen aan het rotsachtige strand, naast de haven. Zelfs met snorkel. Maar weinig te zien.


Dus na 2 dagen , op 27 september, verder naar de volgende stop, Moraira. Nauwelijks 5 mijl varen, op motor, wegens geen wind. En het bleef snikheet. De haven is een private marina, wat dus duur betekent. Sanitair is echter maar basic.

Marina van Moraira

Het stadje heeft een zekere charme, wegens geen hoogbouw, met een paar gezellige straatjes en pleintjes. Het hoogtepunt is wellicht het , een mijl verder gelegen (dus op wandelafstand) baaitje El Rinconet, met een prachtig zandstrandje, tussen de rotsachtige heuvels. En met een paar leuke terrasjes.
Vandaar dan ook dat we besloten om op 29/9 naar El Rinconet te varen, en daar een nachtje voor anker te liggen. ‘s Morgens vroeg dan naar daar getrokken, met nog een laatste overleg hoe we zouden voor anker gaan. Het adrenaline- en stresspeil bij één van de bemanningsleden bereikte weer een recordpeil. Alle heisa was echter voor niets, want wat bleek: het baaitje was uitgerust met een 4-tal uitnodigende aanmeerboeien. En er waren er nog een paar van vrij. Dat was al een tijdje geleden. En dus aan een boei, genoten van de rustige deining, een paar snorkelpartijtjes, en een tochtje met de dinghy ( eindelijk werd die nog eens gebruikt) naar het strand. Meer moet dat niet zijn.

De wind zou tegen de avond volledig vallen, dus het belooft een rustige nacht te worden. En voor luxebeesten is er zelfs een maritieme versie van Deliveroo voorhanden: we zagen geregeld een motorbootje maaltijden leveren aan de hier aangemeerde jachten. Wij hielden het op een meloentje en de rest van onze jamon iberico, die ons trouw heel onze tocht heeft vergezeld, maar bij elk gebruik een beetje dunner werd. En nu aan zijn (letterlijk) einde is gekomen.
Maar echt, het verblijf op een licht schommelend boot, na het nuttigen ‘s avonds bij ondergaande zon, van een lamskoteletje van de gasbbq met ratatouille, in een zwoele avond is echt in onze harde schijf gebrand. Dat kunnen ze niet meer van ons afnemen.


En intussen geraken we meer en meer in een melancholische fin-de-saison stemming. Op de stranden overheersen de 70-plussers (dus geen mooie borstjes meer in monokini, enkel dikke buiken en hangende toestanden), de terrasjes zijn niet meer zo gevuld, de dagen worden korter, de vrees dat dit goede warme en zonnige weer niet lang meer zal aanhouden wordt elke dag groter. Fin-de-saison.

En soms overvalt ons de gedachte dat wij zelf ook stilaan fin-de-saison aan het worden zijn. In de solden gaan wij niet veel meer opbrengen.
Maar eerlijk, dan is dit echt een wondermooi seizoen dat we nu aan het beëindigen zijn. En dat mag voor ons nog zeer lang duren. We kijken nu al uit, volgend jaar, naar de doortocht door de Middellandse Zee, via de (niet budgetvriendelijke Balearen) naar Sardinië, Corsica, de Italiaanse kust, en dan misschien al Korfoe? Arwen goes to Hellas!



6-19/9: VAN MURCIA TOT ALTEA

De dichtsbijgelegen luchthaven bij Cartagena is Murcia. Toen we dus terugkeerden naar Spanje, en onze,, lieve bloedjes van kinderen en kleinkinderen terug in de steek lieten, beslisten we om een paar dagen in Murcia te overnachten om de stad te bezoeken. Het was weeral terrasjesweer, 30 graden en meer. En dat was het beste wat deze stad te bieden had: mooie pleintjes met uitnodigende terrasjes. Echt veel meer was er niet te beleven: de welvaart was, zoals in zoveel steden, gepaard gegaan met een bouwwoede ten koste van het grootste deel van het historisch centrum.

 
Cartagena, waar we op 8/9 arriveerden heeft echt veel meer te bieden dan Murcia. Zeer verzorgde stad, met nog veel monumenten die het rijke verleden weerspiegelden. De stad werd gebouwd door de Puniërs, Carthago Nova, en verder uitgebreid door de Romeinen en de  Moren en vervolgens door de katholieken. 
Het bezoek aan het prachtig gerestaureerde Romeins theater was indrukwekkend. 


Minder indrukwekkend was de toestand van onze zeilboot. Het Saharazand, meegevoerd door de soms krachtige zuidenwind, lag werkelijk overal waardoo de witte kleur volledig was verdwenen. Uren hebben we geschrobd om de boot weer proper te krijgen. En met een temperatuur van meer dan 30 graden was dat geen lachertje. 

Cartagena is ook een stopplaats voor cruiseschepen. En juist bij onze aankomst lag er zo een mastodont in de haven. Als je ooit aan cruises zou hebben gedacht, dan vergaat je de goesting bij het zien van zo een gedrocht. Dat is de naam boot niet waardig.


En toen we een wandelingske in stad maakten en genoten van een bord lekkere mejillones zagen we de passagiers, in groepjes van 20-30, achter een gids met een nummerbordje – we zagen nummers van 30 tot 45, de eerste 30 zullen dus wellicht weer aan boord zijn – langs ons terras slenteren, ietwat verveeld en het gebrek aan enthousiasme was overduidelijk te zien.


Op 11/9 kozen we dan eindelijk weer het ruime sop en zetten we koers naar de haven van Thomas Maestre, aan de Mar Menor, dit is een grote binnenzee, van de Middellandse zee gescheiden door een , met appartementen volgebouwde, duinengordel en bereikbaar door een kanaal, waarover een ophaalbrug liep, die om de 2 uur openging voor het botenverkeer.


De tocht van 27 mijl hebben we grotendeels op motor afgelegd. Slechts de laatste 2 uur was er voldoende wind om te zeilen. De haven gaf dezelfde aanblik als zovelen: indertijd gebouwd als onderdeel van een groot toeristisch complex, maar nu versleten met veel leegstand. Maar het sanitair was treffelijk, en dicht bij de boot.


Op 12/9 dan naar Torrevieja. Nu zouden we voor onze kop niet op motor varen. We hadden maar 15 mijl te doen, en konden ons dus wat dobberen veroorloven. En dat deden we in het begin, met nauwelijks wind, maar terug een lekker zonnetje. Iets voor de middag stak dan de zeebries op en konden we tot aan de volgende haven zeilen. Zalig. Wat ik aan de telefoon reeds had vermoed werd bij de aankomst bevestigd: de medewerkster van de capitainerie had er blijkbaar weinig zin in om op zondag te werken, rekende ons 15€ teveel  aan en vond het niet nodig om ons een ligplaats aan te duiden: we moesten maar aan het wachtponton blijven liggen, waar het nogal schommelde. Mijn ongenoegen kon ik niet verstoppen. Het sanitair was waarschijnlijk ontworpen en gebouwd  in de jaren tachtig. De originele verf was meestal nog aanwezig … Een uurtje later kreeg ik toch een telefoon van ons madam om te zeggen dat ze zich had vergist, en dat ik morgen van haar collega’s 15€ zou terugkrijgen. OK dan.
Nadat we schoon schip hadden gemaakt konden we eens Torrevieja verkennen. Voor het eerst kregen we een echt Costa-Blanca gevoel. En dat bedoel ik niet echt positief. Horden mensen op de dijk, van alle pluimage en klederdracht. Stalletjes met steeds dezelfde (chinese) prullaria en hopen immigranten, die ook hun kans in “de handel” wilden wagen en hun “luxewaren” ‘(Louis Vuitton, Armani, Guess, Nike, …..) ongestoord op een deken op de straat konden uitstallen. 
En ‘s avonds dan keiharde muziek uit de installaties van de lokale dj’s, waarvan we vanop onze boot vooral van de Boem-Djoenk-Boem konden genieten. Zalig zij de uitvinder van de oordopjes.

De volgende dag zeilden we naar Alicante. De motor kwam enkel van pas bij het uitvaren en het aanmeren. Voor de verandering bleef het de hele dag bewolkt, met zelfs een paar spatjes regen, die echter de 28 graden niet konden afkoelen. Rond 16u legden we aan in de haven van Alicante, een mooie moderne haven, met supervriendelijk personeel. En met vingerpontons! We waren bijna vergeten hoe zo moesten aanmeren.


We zouden hier 4 dagen blijven. De eerste dag van ons verblijf werden we nog vergast met een paar fikse regenvlagen, maar onder ons zonnedak konden we het droog houden. En konden we onze nieuwe Nomadiq gas-bbq uitproberen. Zo konden we warm eten, zonder dat we de temperatuur van onze kajuit nog een paar graden meer de hoogte in moesten jagen. Super handig materiaal ( maar toch niet ideaal voor het grillen van een entrecote, daarvoor wordt het spul niet heet genoeg).
Alicante is een mooie stad, met een zalige Esplanada de Espana, een zeer brede, verkeersvrije boulevard, met dubbele rijen palmbomen omzoomd, waar het heerlijk flaneren was. De grote burcht, die boven de stad uittorent, hebben we uiteindelijk niet bezocht. De lift ernaartoe was buiten dienst, omwille van Covid, en de steile wandeling zagen we bij een temperatuur van 30 graden niet echt zitten. Eerst een wandeling door de oude barrio. En daarna maar gekozen voor ons geliefde alternatief: een terrasje. 

de barrio van Alicante


En de bewoners van de barrio hebben wel een originele manier om de wandelaars aan te raden het netjes te houden:


Op 16/9 hebben we een boottocht geboekt met de ferryboot Kontiki naar het mooie eilandje Tabarca. Bij onze zeiltocht naar Alicante waren we er al eens langs gevaren, maar we zagen er geen boten voor anker liggen (ankeren was volgens onze pilote ook verboden in het natuurreservaat rond het eiland), en we zijn dan maar door gevaren.

Het eiland is bekend voor zijn superhelder water, ideaal om te snorkelen. En dat was het inderdaad, helder en warm.

We

Maar toen we aanstalten maakten om in het water te gaan, werden we gewaarschuwd dat er veel “ medusa’s” rondzwommen. We zijn dan een beetje verderop toch in het water gegaan, het was te aanlokkelijk, maar na het zien van 3 kwallen in evenveel minuten hielden we het toch voor bekeken en maakten we een vroegtijdig einde aan ons snorkelplezier. Zonde. Dan maar het kleine mooie dorpje bezocht en nog wat rondgewandeld. En lekkere vis gegeten in een van de restaurants langs het water . 

Op 17/9 zeilden we naar Puerto de Campello, een rustig goed verzorgd haventje dicht bij het mooie zandstrand. Hier zagen we toch de eerste tekens van het nakende fin-de-saison. Veel horecazaken waren al dicht, en ook voor de nog opengebleven waren er veel te weinig toeristen. En de verhuurder van ligbedden en parasols was er al mee gestopt. We voelden het ook aan de dagen die nu snel aan het inkorten waren. En de meteo die geen 30 graden meer aangaf. Maar 26 is ook nog heerlijk warm. 

Op 18/9 nog een leuke zeiltocht van een 25 mijl, naar Altea, gestart met 2 beaufort, maar op het einde toch een pittige 5. Gelukkig met ruime wind, zodat we de zeilen niet moesten reven. En een mooie snelheid van meer dan 7 knopen konden optekenen. 
Mooie haven, goed uitgerust, zelfs met een zwembad. Dat overmorgen echter sluit. Fin-de-saison. Nog juist tijd om er eens van te profiteren. En ook om van de wifi te profiteren van het restaurant om de blog van foto’s te voorzien en te publiceren.

Cartagena bereikt

Op 17/7 verlieten we het leuke San Jose, en zetten we koers naar Garrucha, een tocht van 32 mijl, (weinig) wind op kop, dus 7 uur op motor. En 30 graden in de schaduw. Gelukkig dat de zee voor wat afkoeling zorgde. En Garrucha is een haven om snel te vergeten, deze “nieuwe” haven dateert van 2012, maar de stroomkasten op de pintons staan er al schots en scheef bij, de boten meren langszij het ponton wegens overvloed van plaats, het kantoor vinden we na lang zoeken in een container, en de toiletten…….

18/7: van Garrucha naar Aguillas ( Puerto Deportivo Juan Motril).

Relatief korte trip van 19 mijl, met een tussenstop rond de middag om in een baai voor anker te gaan. Deze baai lag goed beschut voor de bescheiden Noordoostenwind en zag er aantrekkelijk uit. Met wat moeite van Ann om de connector van de ankerbediening aan te schakelen, konden we uiteindelijk ankeren en genieten van een mooie rustperiode op anker. Lunch en wat snorkelen in het niet zo heldere water (misschien omwille van de hevige wind van de voorbije nacht?

We misten alleszins het zo heldere water van San José). Maar het was toch heerlijk genieten. En in de vroege avond aangelegd in de moderne, goed uitgeruste avond van Aguillas, waar we door het supervriendelijke personeel werden geholpen bij het aanleggen.

19\7: Aguilas-Mazarron

de afstand van 21 mijl hebben we quasi volledig op zeil kunnen afleggen, in het begin zeer rustig, met een paar lange racks om op te kruisen, maar in de tweede helft van de tocht kregen we toch onze 5 beaufort met bijhorende hoge golven en werd het wat pittiger.

In de haven kregen we een plaats aan de steiger, waar de meeste horecazaken waren gevestigd.

De marinero en plaatsdoend havenmeester was eerder van het norse type, enkel Spaans sprekend, en behalve voor het aanleggen totaal niet behulpzaam. En ook de sanitaire installaties waren very basic. En Mazarron is ook een louter toeristische plek zonder enige charme, maar wel een overvloed van horecazaken. Alweer. We missen toch een beetje de charme van de Portugese kleinschalige en minder door overdreven toerisme verpeste haventjes. We gaan met plezier volgend jaar de Spaanse toeristische industrie achter ons laten. Maar om nog dit jaar de oversteek naar, bvb, Sardinië te doen, zou te stressend zijn, en ons de kans ontnemen om de Balearen op ons gemak te ontdekken. We zullen dus de laatste etappe aan de Oostkust van Spanje blijven, een plaats zoeken om in de omgeving van Valencia op het droge te overwinteren, en in januari beginnen te plannen voor onze volgende tocht, dwars door de Middellandse zee.

20/7: Mazarron-Cartagena.

terug een mooie zeildag, op ons gemakskes genieten van de zee en de wind, met een rustige wind met kracht 4 beaufort die zorgde voor de nodige verkoeling voor de 31 graden. We hadden gepland om halfweg nog eens voor anker te gaan in een mooie beschutte baai, maar snel bleek dat Ann eergisteren ietwat te hardhandig met de connector van de ankerbesturing was omgesprongen. Totaal verbogen. Verzachtende omstandigheid: het systeem was al meer dan 15 jaar nauwelijks gebruikt, en was door het zoutwater in de ankerbak zo gecorrodeerd dat het toch aan vervanging toe was. We konden dus onze lunch en snorkelpartij op anker vergeten en zetten we noodgedwongen, gelukkig opnieuw onder zeil, koers naar Cartagena, waar we ons moesten inhouden om niet op zeil de haven binnen te varen. Want we wisten dat we het zeilen weer voor een aantal weken zouden moeten missen.

onze ligplaats in Cartagena


De ontvangst en service van de havenmedewerkers was echt super, de sanitaire faciliteiten luxueus. En ze zorgden voor een technieker, die de connector van onze ankerbediening gaat vervangen. Spijtig genoeg was het zo warm dat we het mooie Cartagena, met zijn talrijke Punische en Romeinse monumenten, niet echt hebben kunnen bezoeken. Misschien is het iets koeler als we in september terugkomen voor de laatste etappe van dit jaar? En ja, we hadden vanaf de eerste avond al ons “stamrestaurant” , Bar Sol, gevonden in Cartagena. We waren er al snel kind-aan-huis. Lekker en leuk en goedkoop. De tweede en de derde dag weren we vergast met een lekkere limoncello van het huis. We weten al waar we naartoe zullen gaan als we terug in Cartagena arriveren.

Bar Sol, ons stamrestaurant in Cartagena

De Costa del Sol langsgevaren.

Op 3/7 waren we na een windstil tochtje van 47 mijl aangemeerd in Almerimar. 
Deze niet meer zo moderne ( maar toch niet echt goedkope) marina met daarbijhorende badplaats werd in de jaren 80 gebouwd tussen de klippen en een artificiële dam. Een ruime marina met diverse inhammen waarrond telkens appartementsblokken zijn opgetrokken. Veel ( soms gesloten) horeca , en zeker in de weekends veel verkeer. Voor de ontwikkelaars was auto nog steeds koning, want langs de volledige lengte van de kades was een rijweg voorzien, die vooral in het weekend druk werd gebruikt, al dan niet door spaanse macho’s met hun opgefokte motor ( op zoek naar een parking? Of naar een goed gevuld terras? Of just-for-fun?).

Enfin, ‘s avonds leek het wel een gemotoriseerde paseo. 
Voor de rest was het daar aangenaam toeven, een terrasje, een betaalbaar etentje en een wandeling naar het strand, juist naast de haven. In de hitte was het water superdeugddoend. 

Op 5/7 de volgende etappe: Almerimar – Aguadulce (17 mijl – 3u30 varen).
Marina de Aguadulce is een grote haven, gebouwd tegen de rotsen, aan het oostelijk einde van de stranden van Roqueras del Mar en Aguadulce. 


We arriveerden er om 13u55, aan het wachtponton. De madam van het havenkantoor kwam mij al tegemoet toen ik met mijn paperassen haar kantoor binnenstapte om te melden dat ik om 16u30 mocht terugkomen. Ze sloten om 14 u( en intussen hadden we al de ervaring dat het gemiddeld een half uur duurt alvorens alle papierwerk is ingevuld). Tijd dus voor een terrasje, dicht bij de boot en rond 17u30, na het papierwerk kregen we een plaats toegewezen aan de overkant van de haven. Relatief rustig, maar wel 10 minuten stappen tot aan het sanitair. Best geen buikloop opdoen….
Onze buren waren Zwitsers ( die vanuit hun thuishaven Marseille een tochtje rond deze gebieden van de Middellandse Zee maakten en een Belg, Marcel, die definitief naar Aguadulce was verhuisd, en hier ook zijn boot had liggen. Die gepensioneerden toch!)

We zijn in totaal 9 dagen blijven liggen in Aguadulce ( gelukkig een goedkope haven). Deels omdat we Almeria hadden bezocht ( dichtbijgelegen, met de bus bereikbaar, maar de minst aantrekkelijke stad van de Costa del Sol)

Almerimar is misschien weinig aantrekkelijk, maar we vonden wel een leuke tapasbae

en vervolgens ook een auto hebben gehuurd om het hinterland te verkennen. Maar deels ook omdat we in het tweede deel te kampen hadden met een hevige Oostenwind, waardoor verder zetten van de tocht niet aangeraden was. Was ook de mening van onze beide buren, die eveneens wilden uitvaren. 

Met onze huurauto (die gezien een, al dan niet artificieel, tekort aan huurauto’s dubbel zoveel kostte als normaal) hebben we de eerste dag de Desierto de Tabernas bezocht met het westerndorp Fort Bravo, dat daar werd gebouwd in de jaren 60 als decor voor diverse (spaghetti-)westerns, waaronder die van Sergio Leone. Tegen onze verwachting in was dit een zeer leuke ervaring. We voelden ons echt deel uitmaken van een echte western, met stofferige straten waar het zand door de wind werd opgewaaid, en nu en dan in oog kwamen te staan met een levensechte cowboy. Onze camera van onze smartphones deed overuren. 

Voor een late lunch reden we naar stille dorpje Tabernas, waar we onder het lommer van de bomen op het centrale pleintje een kleine bar-restaurant vonden. En daar ervaarden we eindelijk dat je, ver weg van de toeristische oorden, niet goedkoop, maar SUPERGOEDKOOP kunt eten.  We bestelden daar elk 2 drankjes met telkens een tapa erbij, wat voor ons meer dan voldoende is want de tapas zijn hier ruim bemeten. En bij de afrekening bleek dat we enkel onze (goedkope) drank moesten betalen, want de tapas waren gratis. Met koffies inbegrepen betaalden we 14€……

De volgende dag was een tocht door de Sierra Nevada gepland. Het voorspelde een hete dag te worden, en misschien zouden we daar wat verkoeling vinden in dit hooggebergte waar er in de winter wordt geskied. Ontbijt in het kuuroord Alhama de Almeria ( waar er niets te zien is) en dan via een veelvoud van haarspeldbochten naar het mooie witte dorp Ohanes, tegen de bergflank gelegen, op 1200 meter hoogte.

Ohanes

Mooie wandeling door de kleine steegjes, maar in de warmte wel knap lastig. Dan terug de auto in en door de bergpas (2000m hoog) van de Sierra Nevada, weeral met het nodige bochtenwerk op een smalle weg, met gelukkig nauwelijks tegenliggers. Mooie uitzichten, dat wel, maar toch een aardig stuk rijden, tot we aan de overkant in Castillo de la Calahorra stopten voor de lunch (En door de hitte werden overvallen toen we uit onze geairconditionneerde auto stapten). Het kasteel, waarnaar dit dorp werd genoemd lieten we links liggen(was bovendien nog een flink stuk omhoog te wandelen) en in het enige restaurant dat we de moeite vonden omdat er zoveel locals zaten, hebben we het terras gelaten voor wat het was en binnen gevlucht waar de airco voor wat verkoeling zorgde. Buiten was het al 38 graden, in de schaduw. 
Onze laatste halte was het mooie Guadix. De nog steeds bewoonde grotwoningen aan de rand van de stad hebben wij nog bezocht.

Dat wil zeggen, we hebben onze auto 5 minuten verlaten, en na een moorddadige klim naar een uitzichtpunt, gevlucht in één van deze woningen. Waar het een koele 20 graden was, zonder airco. Toen we daarna terug in de auto kropen stond de thermometer op 46 graden. Niet te doen. Het nochthans aantrekkelijke middeleeuwse Guadix hebben we “bezocht” vanuit de auto. Zelfs te warm voor een terraske.

Op 12/7 hadden we nog altijd niet kunnen uitvaren. En hebben we dus Ann’s verjaardag in Aguadulce gevierd. Gelukkig hadden we op internet een voortreffelijk restaurant, Bacus, gevonden, ver van het commerciële gedoe. Een voltreffer!

Op 14/7 hebben we dan eindelijk in devroege ochtend, Aguadulce, en dus ook de Costa del Sol verlaten en koers gezet naar Guarracha. Dat is een tocht van 55 mijl, op motor, want voor de verandering is er nu nauwelijks wind. De haven ertussen is Puerto de San José, waar we al een aantal dagen tevergeefs naar een plaats hadden gesolliciteerd. “Completo”.
Tot we, rond 11u, na meer dan 3 uur varen, nogmaals telefoneerden en…..een plaats kregen. Blijkbaar hadden de bezoekers, die de haven hadden gevuld, gewacht tot dit rustige weer om verder te varen en zo de plaatsen vrij te maken. Toen we iets over de middag  San Jose binnenvoeren zagen we rap hoe het kwam dat de haven completo was. Het is een miniscuul haventje, grotendeels met motorbootjes gevuld, want bijna overal te ondiep voor zeilboten. Enkel aan de hoofdkade was er ruimte voor één zeilboot. Wij dus.

Het was daar echt idyllisch liggen, met enkel zicht op 2 restaurantjes en voor de rest uitkijk op de mooie baai van San Jose, een wit dorp, wel met heel wat toeristische accomodatie, maar waarbij de plaatselijke overheid blijkbaar elke hoogbouw hebben geweerd. En zo kon de charme bewaard blijven (maar het was wel de duurste haven tot nu toe).  De volgende dag was de wind weer opgekomen, met windstoten tot 25-30 knopen en ook de dag daarop zou het nog onstuimig weer zijn. Dus ons verblijf verlengd tot 3 dagen. Dan hebben we nog 5 dagen over om de laatste 88 mijl naar Cartagena af te leggen. Want in Cartagena zouden we onze boot voor een 5-tal weken achterlaten en op 23/4 met het vliegtuig vanuit Murcia naar België en naar onze (klein-)kinderen te trekken. En nog juist op tijd zijn voor de doop van Fleur, ons jongste kleindochtertje.

Eerste kennismaking met de Middellandse Zee

Op 27/6 lieten we het leuke Estepona achter ons en zeilden we (maar na anderhalfuur was het eerder “ motoorden”) naar Marbella. Marbella is een mooie stad, met leuke steegjes waardoor je kriskras door de oude stad kunt wandelen. Veel toeristen, maar toch veel te weinig voor de talloze horecazaken. Zelfs op de befaamde “Plaza de Naranjas” was het geen probleem om een terrasje te doen.

Waar is de tijd ( ca 20 jr geleden), dat we hier ook zaten, voor een koffietje, en we na 20 minuten tevergeefs wachten om de rekening te betalen maar niemand kwam opdagen, dan maar ostentatief zijn recht gestaan en verder gewandeld. Om dan 2 minuten later door een woedende garçon te worden ingehaald. 
Nu niets van dat alles, en op de vraag naar onze rekening werden we op een vingerknip bediend.
Oh ja, de jachthaven van Marbella is de faam van de stand niet waardig. Voor de sanitaire ruimte kregen we zelfs geen sleutel, maar “ no problema” er is altijd een marinero, 24 uur op 24 uur om de deur te openen. Totdat ik rond 22u voor een noodzakelijke sanitaire behoefte voor een gesloten deur stond, geen marinero aanwezig, en enkel een automatisch antwoord kreeg op het telefoonnummer dat de havenmeester ons had gegeven. Dan maar naar de, steeds aanwezige, dichtstbijzijnde gelegen bar gegaan, een klein ( jaja, een klein) pintje gevraagd, naar het toilet gegaan, en daar , gelukkig vooraf, vastgesteld dat er geen papier was. Dan maar naar de boot met opspelende darmen in bed gedoken. Het is niet altijd rozengeur en manenschijn ( misschien toch wel, maar er ontbreken toch soms een paar attributen om dit alles idyllisch te maken).

Op 29/6 dan naar Benalmadena, een 20 mijl verder, op motor wegens (terug) quasi geen wind.
Goed uitgeruste haven, en op een half bus-uurtje van het prachtige Malaga.


Die stad hebben we op 30/6 bezocht, in een nog juist te overleven hitte, en er toch in geslaagd om niet alleen het historisch gedeelte te doorkruisen, maar zelfs om het boven de stad torende Alcazaba te bezoeken en daarna nog, levensmoe als we zijn, de klim naar het nog hoger gelegen Castillo de Gibralfaro af te werken.

En dit nog vóór de lunch. Daarna hebben we ons beperkt tot een bezoek aan het prachtige Picasso-museum, en ons minder beperkt aan een pint op het daarna dichtstbijgelegen terras. 
Volgende dag fietsjes, mét bijhorende motors, bovengehaald voor een tochtje naar het oorspronkelijke dorp Benalmadena. Ietske meer authentiek, maar toch niet om over naar huis te schrijven ( waarom zet ik dat dan in mij blog ?🤔). Oh ja, een verkeersteken “ sens unique” geldt ook voor fietsers, hier in Spanje. De Policia Local was al aan het overwegen om een bonnetje uit te schrijven toen we die regel aan onze laars hadden gelapt, en ons zo een omweg hadden bespaard, maar toen bleek dat ik geen gebenedijd woord Spaans kon uitbrengen, gaf hij het maar op en was hij tevreden dat we van onze fiets afstapten. Stomme buitenlanders…..

Intussen een klein beetje paniek uitgebroken in de rangen ( vooral de vrouwelijke helft) van de familie Bouckaert. Op onze vraag naar een ligplaats voor de volgende 2 havens hadden we nul op rekwest gekregen. Oei, dat wordt dan een dagje (en nachtje) ankeren voor onze volgende etappe. De wind zou echter de volgende dagen nagenoeg afwezig blijven, en na wat bijpraten bleek dan toch de voltallige bemanning akkoord om het er op te wagen.

Op 2/7 dan vertrokken, verder naar het Oosten. Toch nog rond 10u30 nog eens getelefoneerd naar Marina del Este om te vragen of ze toch geen plaatske zouden hebben. “Si Senor”.Deze twee woorden hebben iemand aan boord zeer gelukkig gemaakt. En zo konden we na een dag varen ( op motor dus), en na onderweg een grote groep dolfijnen te kunnen aanschouwen, aanleggen in de mooie Marina del Este.


Een klein, weliswaar artificieel haventje, maar volledig opgetrokken in traditionele stijl, met witgekalkte gebouwtjes rond de haven, zodat het wel heel wat charme had. Slechts één minpuntje: die avond verloren de Rode Duivels tegen Italië in de kwartfinale van het EK met 1-2. Er toch niet echt goed van geslapen durf ik bekennen.
De volgende dag moesten we verder, want de marina had geen plaats over. Terug op motor naar Almerimar. Weeral 8u voor de boeg.