De Costa del Sol langsgevaren.

Op 3/7 waren we na een windstil tochtje van 47 mijl aangemeerd in Almerimar. 
Deze niet meer zo moderne ( maar toch niet echt goedkope) marina met daarbijhorende badplaats werd in de jaren 80 gebouwd tussen de klippen en een artificiële dam. Een ruime marina met diverse inhammen waarrond telkens appartementsblokken zijn opgetrokken. Veel ( soms gesloten) horeca , en zeker in de weekends veel verkeer. Voor de ontwikkelaars was auto nog steeds koning, want langs de volledige lengte van de kades was een rijweg voorzien, die vooral in het weekend druk werd gebruikt, al dan niet door spaanse macho’s met hun opgefokte motor ( op zoek naar een parking? Of naar een goed gevuld terras? Of just-for-fun?).

Enfin, ‘s avonds leek het wel een gemotoriseerde paseo. 
Voor de rest was het daar aangenaam toeven, een terrasje, een betaalbaar etentje en een wandeling naar het strand, juist naast de haven. In de hitte was het water superdeugddoend. 

Op 5/7 de volgende etappe: Almerimar – Aguadulce (17 mijl – 3u30 varen).
Marina de Aguadulce is een grote haven, gebouwd tegen de rotsen, aan het oostelijk einde van de stranden van Roqueras del Mar en Aguadulce. 


We arriveerden er om 13u55, aan het wachtponton. De madam van het havenkantoor kwam mij al tegemoet toen ik met mijn paperassen haar kantoor binnenstapte om te melden dat ik om 16u30 mocht terugkomen. Ze sloten om 14 u( en intussen hadden we al de ervaring dat het gemiddeld een half uur duurt alvorens alle papierwerk is ingevuld). Tijd dus voor een terrasje, dicht bij de boot en rond 17u30, na het papierwerk kregen we een plaats toegewezen aan de overkant van de haven. Relatief rustig, maar wel 10 minuten stappen tot aan het sanitair. Best geen buikloop opdoen….
Onze buren waren Zwitsers ( die vanuit hun thuishaven Marseille een tochtje rond deze gebieden van de Middellandse Zee maakten en een Belg, Marcel, die definitief naar Aguadulce was verhuisd, en hier ook zijn boot had liggen. Die gepensioneerden toch!)

We zijn in totaal 9 dagen blijven liggen in Aguadulce ( gelukkig een goedkope haven). Deels omdat we Almeria hadden bezocht ( dichtbijgelegen, met de bus bereikbaar, maar de minst aantrekkelijke stad van de Costa del Sol)

Almerimar is misschien weinig aantrekkelijk, maar we vonden wel een leuke tapasbae

en vervolgens ook een auto hebben gehuurd om het hinterland te verkennen. Maar deels ook omdat we in het tweede deel te kampen hadden met een hevige Oostenwind, waardoor verder zetten van de tocht niet aangeraden was. Was ook de mening van onze beide buren, die eveneens wilden uitvaren. 

Met onze huurauto (die gezien een, al dan niet artificieel, tekort aan huurauto’s dubbel zoveel kostte als normaal) hebben we de eerste dag de Desierto de Tabernas bezocht met het westerndorp Fort Bravo, dat daar werd gebouwd in de jaren 60 als decor voor diverse (spaghetti-)westerns, waaronder die van Sergio Leone. Tegen onze verwachting in was dit een zeer leuke ervaring. We voelden ons echt deel uitmaken van een echte western, met stofferige straten waar het zand door de wind werd opgewaaid, en nu en dan in oog kwamen te staan met een levensechte cowboy. Onze camera van onze smartphones deed overuren. 

Voor een late lunch reden we naar stille dorpje Tabernas, waar we onder het lommer van de bomen op het centrale pleintje een kleine bar-restaurant vonden. En daar ervaarden we eindelijk dat je, ver weg van de toeristische oorden, niet goedkoop, maar SUPERGOEDKOOP kunt eten.  We bestelden daar elk 2 drankjes met telkens een tapa erbij, wat voor ons meer dan voldoende is want de tapas zijn hier ruim bemeten. En bij de afrekening bleek dat we enkel onze (goedkope) drank moesten betalen, want de tapas waren gratis. Met koffies inbegrepen betaalden we 14€……

De volgende dag was een tocht door de Sierra Nevada gepland. Het voorspelde een hete dag te worden, en misschien zouden we daar wat verkoeling vinden in dit hooggebergte waar er in de winter wordt geskied. Ontbijt in het kuuroord Alhama de Almeria ( waar er niets te zien is) en dan via een veelvoud van haarspeldbochten naar het mooie witte dorp Ohanes, tegen de bergflank gelegen, op 1200 meter hoogte.

Ohanes

Mooie wandeling door de kleine steegjes, maar in de warmte wel knap lastig. Dan terug de auto in en door de bergpas (2000m hoog) van de Sierra Nevada, weeral met het nodige bochtenwerk op een smalle weg, met gelukkig nauwelijks tegenliggers. Mooie uitzichten, dat wel, maar toch een aardig stuk rijden, tot we aan de overkant in Castillo de la Calahorra stopten voor de lunch (En door de hitte werden overvallen toen we uit onze geairconditionneerde auto stapten). Het kasteel, waarnaar dit dorp werd genoemd lieten we links liggen(was bovendien nog een flink stuk omhoog te wandelen) en in het enige restaurant dat we de moeite vonden omdat er zoveel locals zaten, hebben we het terras gelaten voor wat het was en binnen gevlucht waar de airco voor wat verkoeling zorgde. Buiten was het al 38 graden, in de schaduw. 
Onze laatste halte was het mooie Guadix. De nog steeds bewoonde grotwoningen aan de rand van de stad hebben wij nog bezocht.

Dat wil zeggen, we hebben onze auto 5 minuten verlaten, en na een moorddadige klim naar een uitzichtpunt, gevlucht in één van deze woningen. Waar het een koele 20 graden was, zonder airco. Toen we daarna terug in de auto kropen stond de thermometer op 46 graden. Niet te doen. Het nochthans aantrekkelijke middeleeuwse Guadix hebben we “bezocht” vanuit de auto. Zelfs te warm voor een terraske.

Op 12/7 hadden we nog altijd niet kunnen uitvaren. En hebben we dus Ann’s verjaardag in Aguadulce gevierd. Gelukkig hadden we op internet een voortreffelijk restaurant, Bacus, gevonden, ver van het commerciële gedoe. Een voltreffer!

Op 14/7 hebben we dan eindelijk in devroege ochtend, Aguadulce, en dus ook de Costa del Sol verlaten en koers gezet naar Guarracha. Dat is een tocht van 55 mijl, op motor, want voor de verandering is er nu nauwelijks wind. De haven ertussen is Puerto de San José, waar we al een aantal dagen tevergeefs naar een plaats hadden gesolliciteerd. “Completo”.
Tot we, rond 11u, na meer dan 3 uur varen, nogmaals telefoneerden en…..een plaats kregen. Blijkbaar hadden de bezoekers, die de haven hadden gevuld, gewacht tot dit rustige weer om verder te varen en zo de plaatsen vrij te maken. Toen we iets over de middag  San Jose binnenvoeren zagen we rap hoe het kwam dat de haven completo was. Het is een miniscuul haventje, grotendeels met motorbootjes gevuld, want bijna overal te ondiep voor zeilboten. Enkel aan de hoofdkade was er ruimte voor één zeilboot. Wij dus.

Het was daar echt idyllisch liggen, met enkel zicht op 2 restaurantjes en voor de rest uitkijk op de mooie baai van San Jose, een wit dorp, wel met heel wat toeristische accomodatie, maar waarbij de plaatselijke overheid blijkbaar elke hoogbouw hebben geweerd. En zo kon de charme bewaard blijven (maar het was wel de duurste haven tot nu toe).  De volgende dag was de wind weer opgekomen, met windstoten tot 25-30 knopen en ook de dag daarop zou het nog onstuimig weer zijn. Dus ons verblijf verlengd tot 3 dagen. Dan hebben we nog 5 dagen over om de laatste 88 mijl naar Cartagena af te leggen. Want in Cartagena zouden we onze boot voor een 5-tal weken achterlaten en op 23/4 met het vliegtuig vanuit Murcia naar België en naar onze (klein-)kinderen te trekken. En nog juist op tijd zijn voor de doop van Fleur, ons jongste kleindochtertje.

Eerste kennismaking met de Middellandse Zee

Op 27/6 lieten we het leuke Estepona achter ons en zeilden we (maar na anderhalfuur was het eerder “ motoorden”) naar Marbella. Marbella is een mooie stad, met leuke steegjes waardoor je kriskras door de oude stad kunt wandelen. Veel toeristen, maar toch veel te weinig voor de talloze horecazaken. Zelfs op de befaamde “Plaza de Naranjas” was het geen probleem om een terrasje te doen.

Waar is de tijd ( ca 20 jr geleden), dat we hier ook zaten, voor een koffietje, en we na 20 minuten tevergeefs wachten om de rekening te betalen maar niemand kwam opdagen, dan maar ostentatief zijn recht gestaan en verder gewandeld. Om dan 2 minuten later door een woedende garçon te worden ingehaald. 
Nu niets van dat alles, en op de vraag naar onze rekening werden we op een vingerknip bediend.
Oh ja, de jachthaven van Marbella is de faam van de stand niet waardig. Voor de sanitaire ruimte kregen we zelfs geen sleutel, maar “ no problema” er is altijd een marinero, 24 uur op 24 uur om de deur te openen. Totdat ik rond 22u voor een noodzakelijke sanitaire behoefte voor een gesloten deur stond, geen marinero aanwezig, en enkel een automatisch antwoord kreeg op het telefoonnummer dat de havenmeester ons had gegeven. Dan maar naar de, steeds aanwezige, dichtstbijzijnde gelegen bar gegaan, een klein ( jaja, een klein) pintje gevraagd, naar het toilet gegaan, en daar , gelukkig vooraf, vastgesteld dat er geen papier was. Dan maar naar de boot met opspelende darmen in bed gedoken. Het is niet altijd rozengeur en manenschijn ( misschien toch wel, maar er ontbreken toch soms een paar attributen om dit alles idyllisch te maken).

Op 29/6 dan naar Benalmadena, een 20 mijl verder, op motor wegens (terug) quasi geen wind.
Goed uitgeruste haven, en op een half bus-uurtje van het prachtige Malaga.


Die stad hebben we op 30/6 bezocht, in een nog juist te overleven hitte, en er toch in geslaagd om niet alleen het historisch gedeelte te doorkruisen, maar zelfs om het boven de stad torende Alcazaba te bezoeken en daarna nog, levensmoe als we zijn, de klim naar het nog hoger gelegen Castillo de Gibralfaro af te werken.

En dit nog vóór de lunch. Daarna hebben we ons beperkt tot een bezoek aan het prachtige Picasso-museum, en ons minder beperkt aan een pint op het daarna dichtstbijgelegen terras. 
Volgende dag fietsjes, mét bijhorende motors, bovengehaald voor een tochtje naar het oorspronkelijke dorp Benalmadena. Ietske meer authentiek, maar toch niet om over naar huis te schrijven ( waarom zet ik dat dan in mij blog ?🤔). Oh ja, een verkeersteken “ sens unique” geldt ook voor fietsers, hier in Spanje. De Policia Local was al aan het overwegen om een bonnetje uit te schrijven toen we die regel aan onze laars hadden gelapt, en ons zo een omweg hadden bespaard, maar toen bleek dat ik geen gebenedijd woord Spaans kon uitbrengen, gaf hij het maar op en was hij tevreden dat we van onze fiets afstapten. Stomme buitenlanders…..

Intussen een klein beetje paniek uitgebroken in de rangen ( vooral de vrouwelijke helft) van de familie Bouckaert. Op onze vraag naar een ligplaats voor de volgende 2 havens hadden we nul op rekwest gekregen. Oei, dat wordt dan een dagje (en nachtje) ankeren voor onze volgende etappe. De wind zou echter de volgende dagen nagenoeg afwezig blijven, en na wat bijpraten bleek dan toch de voltallige bemanning akkoord om het er op te wagen.

Op 2/7 dan vertrokken, verder naar het Oosten. Toch nog rond 10u30 nog eens getelefoneerd naar Marina del Este om te vragen of ze toch geen plaatske zouden hebben. “Si Senor”.Deze twee woorden hebben iemand aan boord zeer gelukkig gemaakt. En zo konden we na een dag varen ( op motor dus), en na onderweg een grote groep dolfijnen te kunnen aanschouwen, aanleggen in de mooie Marina del Este.


Een klein, weliswaar artificieel haventje, maar volledig opgetrokken in traditionele stijl, met witgekalkte gebouwtjes rond de haven, zodat het wel heel wat charme had. Slechts één minpuntje: die avond verloren de Rode Duivels tegen Italië in de kwartfinale van het EK met 1-2. Er toch niet echt goed van geslapen durf ik bekennen.
De volgende dag moesten we verder, want de marina had geen plaats over. Terug op motor naar Almerimar. Weeral 8u voor de boeg.

22/6 Door de straat van Gibraltar

En dan, op 22/6, het moment suprême ! We gaan de Atlantische Oceaan inruilen voor de Middellandse Zee. Een tocht van 44 mijl. Bij de aanvang hadden we 2 knopen wind, en zelfs ter hoogte van Tarifa, waar het 300 dagen per jaar spookt, was het relatief rustig. Zeker geen weer

voor surfers. En dan de straat van Gibraltar in.
Een weetje: het water in de Middellandse Zee is 2 meter lager dan het water in de Atlantische oceaan, door de verdamping. Dat betekent dat er een constante stroming loopt naar de Middellandse zee. En dat was slechts één versnellende factor. De tweede was de wind. Die begon plots hevig aan te wakkeren (wat ook voorspeld was) en verdubbelde in geen tijd in kracht, van 15 naar 25, met stoten tot 30 knopen. Pittig! Intussen hadden we al beslist om niet in Gibraltar aan te leggen, maar door te varen tot over de punt, naar Sotogrande. Zo zouden we het risico niet lopen om dagen in Gibraltar te moeten blijven liggen wegens een zware oostenwind. Ook bij Sotogrande blies de wind nog met meer dan 20 knopen. Spannend om voor de eerste keer aan te leggen in middellandsezee-stijl: achteruit varen tot aan de kade, en dan landvasten achteraan bevestigen en vervolgens een mooringlijn uit het water vissen om de boot vooraan vast te maken. Met behulp van de marinero’s verliep alles ( een beetje onverhoopt ) zeer vlot. We hadden ons dus voor niets veel zorgen gemaakt. De haven Sotogrande is een artificieel iets, gebaseerd op Port Grimaud. Megajachten, sjieke auto’s, appartementen in pseudo-lokale stijl en horeca bij de vleet. De voorzieningen in de haven zelf waren echter de setting niet waardig, en dat voor liggeld dat 2 keer zo hoog was als normaal, voor 1 nacht ( we zijn er dus ook maar 1 nacht gebleven).

Op  23/6 zeilden we dan in de late voormiddag, met een 4-5 bft naar Estepona. Mooie haven, met een zeer vriendelijke ontvangst en prima voorzieningen. Hier zouden we een paar dagen blijven. Tijd genoeg om op zoek te gaan naar een loopplank. Want de soms  halsbrekende toeren, die Ann moest uithalen om op de wal te geraken waren misschien wel amusant om naar te kijken, maar niet voor herhaling vatbaar.  Ze was dus vlug overtuigd om deze investering aan te gaan. En we vonden ons gerief in de nautic store aan de haven. En voor een klein bedragje extra werd de loopbrug netjes geïnstalleerd. En intussen genieten van het zonnige Estepona. Zalig. 

Cadiz – Barbate, op ZEIL

Op 14/6 vergrootten we nogmaals onze ecologische voetafdruk door opnieuw het vliegtuig te nemen, van Charleroi naar Sevilla. De dag ervoor ( vroeger kon niet) ons nog laten testen op Covid, want onze vaccinatie was nog juist geen 14 dagen oud. Dit grapje kostte ons meer dan onze vliegtuigticketten. En dan maar hopen dat ons testresultaat tijdig zou binnenkomen, wat uiteindelijk ook gelukt is. Oef.
We hebben er van geprofiteerd om Sevilla nog eens te bezoeken, en hiervoor 4 nachten geboekt in het zeer mooie Soho Boutique Hotel, een aanrader.



Zelfs met een zwembad(je). We zijn er zelfs in geslaagd om 10 minuten te verblijven in deze overmaatse wastobbe. En intussen dagelijks onze 10 km afgewandeld in deze prachtige stad. 


Op donderdag 18/6 dan de trein genomen naar Puerto Sherry. Bij ons vertrek regende het in Sevilla, maar in Puerto Sherry brak de zon al door de wolken. Vlug naar de boot om onze rolfok uit te proberen. De zeilmaker had ons immers de week ervoor gemaild dat het zeil was hersteld. En inderdaad, de fok rolde probleemloos uit en weer in. Met plezier hebben we de (zeer schappelijke) herstelkosten betaald ( de oorzaak van het probleem was een te grote sluiting boven in het zeil, die was verschoven, en zo bij het uitrollen tegen een bevestigingshaak duwde, waardoor het systeem blokkeerde. Maar het heeft lang geduurd voor deze oorzaak was opgespoord. )
Nu konden we terug aan zeilen denken. En aan de doorsteek door de Straat van Gibraltar. De meteo gaf nu nog een (stevige) westenwind, wat voor ons positief was, maar de wind zou bij Gibraltar halfweg volgende week draaien naar  oostenwind, wat het voor ons onmogelijk zou maken. Dus de zaterdag 20/6 vertrokken we in de vroege ochtend naar Barbate, een tocht van 36 mijl, die we met een 4 beaufort op halvewindse koers quasi volledig op zeil hebben kunnen afleggen. Heerlijk. Barbate heeft een tamelijk moderne haven, maar met een desolate indruk, wegens volledige leegstand van de havengebouwen. Terug een projectontwikkelaar die hier zijn broek serieus heeft aan gescheurd. 
Met de meteo in ons achterhoofd beslisten we om nog een dagje langer te blijven. Ideaal om met onze fiets naar het 10 km verder gelegen bergdorp Veger de la Frontera te trekken. Onze electromotoortjes waren zeer nuttig om een hoogteverschil van ca 200 m te overbruggen.  Veger de la Frontera is wondermooi, met zijn witgekalkte huisjes en kronkelige steegjes. Fotogeniek. Heeft ook terecht 2 sterren in onze Michelinreisgids. 

Dan toch in Cadiz geraakt, op motor.

Sergio heeft inderdaad een vriend, Mario, die zijn ganse leven in het zeilersmilieu heeft doorgebracht. Zeilboten over de oceaan gebracht, jaren kapitein van een megajacht geweest voor een sjeik uit Dubai, deelnemer aan diverse grote regatta’s, en zelfs eigenaar van een zeiljacht, dat ooit door prins Philips , de man van Queen Elisabeth, was gebouwd, eind de jaren 40, volledig in aluminium, gerecupereerd van afgedankte oorlogsvliegtuigen. Dit zeer buitengewoon schip lag ook aan ons ponton. Spijtig dat ik er geen foto van heb genomen. Enfin dus, een man met een dergelijk curriculum vitae zou ons probleem vlug oplossen. We hebben hem de mast ingeholpen, daarna een busje WD40 nagestuurd, en lap, het probleem was opgelost. Volgens hem was het rolsysteem boven wat versleten ( quid? Slechts 4 jaar oud?), maar als we de fok telkens wat lieten zakken vóór het uit- of inrollen zou er geen probleem meer mogen optreden. Wij waren die stoere zeebonk zo dankbaar. Eèn van onze laatste pintjes van “het Verzet” hebben we hem aangeboden, wat hij met smaak heeft gedronken. Uit beleefdheid vroegen we hem nog of we hem iets moesten betalen. De zeerover dacht er enkele seconden over na, en liet te kennen dat zijn tussenkomst 100€ kostte….

Ik had gelukkig nog voldoende cash om onze verlosser te vergoeden, maar vergat wel om onze fok nog eens volledig uit te rollen, als ultieme controle.
De volgende dag , 17/5, eens uitgevaren naar het eiland Culatra. Daarvoor moesten we terug door de ondiepe lagune varen naar een duinengordel, die tussen de lagune en de open zee lag. Er was nauwelijks wind, dus alles op motor.
Het gehucht Culatra heeft geen haven voor zeilboten, waardoor er meestal 10 tallen zeilboten voor anker lagen vóór het eiland, en het soms echt moeilijk is om nog een ankerplaats te vinden. Maar nu niets van dat alles, er lagen slechts een 8-tal boten zodat we alle ruimte hadden om te ankeren, wat lukte bij onze tweede poging. Om zeker te zijn dat onze boot niet zou “verhuizen” bleven we er nog een tijdje op, genietend van het zonnetje en een lichte lunch. Dan konden we eindelijk de motor van onze dinghy uittesten. In tegenstelling tot zijn grote broer op de Arwen, deed hij het onmiddellijk perfect en konden we naar Culatra tuffen. We konden ons aanleggen naast de steiger, waar het normaal gonst van de taxiboten, die toeristen van en naar Faro en Olhao brengen, maar waar nu nauwelijks enige activiteit was.
Op het eiland zijn er, naast de vissershuisjes van de eerste bewoners, vooral horeca en vakantiehuizen te vinden (gelukkig geen hotels of andere hoogbouw) en zijn er geen wegen. Want er rijden daar ook geen auto’s (tenzij misschien 1 terreinwagen van de Vlaamse eigenaar van een restaurant, dat te ver van het dorp is gelegen, zodat hij de toestemming heeft om met zijn auto zijn voorraden aan te voeren). Dus een nogal idyllisch, maar nu vooral verlaten plaatje. Zo verlaten zelfs dat we, aan het eind van onze wandeling dwars door het eiland naar de kant van de open zee, voor de gesoten deuren van de strandbar stonden. En wij hadden natuurlijk geen water meegenomen.

Dus terug naar het dorpje, waardoor we daar wel een restauranthouder konden verblijden met onze consumptie.

Op 18/5 vertrokken we dan naar Spanje. De eerste haven over de grens met Portugal is Ayamonte, een 3 mijl stroomopwaarts gelegen op de rivier Guadiana, die de grens vormt tussen Portugal en Spanje. De 35 mijl hebben we op motor gevaren, wegens….geen wind. En heet dat het was ! Ayamonte is een aantrekkelijk stadje met een treffelijke jachthaven. Goed dus om er een dag langer te blijven en wat door de meestal lege straten te kuieren.

Op donderdag 20/5 zouden we naar El Rompido varen. Het zou vandaag goed waaien, dus we keken er al naar uit om er een mooie zeiltocht van te maken. Eénmaal op volle zee het grootzeil opgetrokken en dan mocht Ann de fok uitrollen…..en konden we vaststellen dat niet de fok maar wij gerold waren. Halverwege bleef hij terug volledig blokkeren, en hadden we zelfs alle moeite om hem terug opgerold te krijgen. Gelukkig dat er op dat moment nog niet te veel wind was. Maar de wind nam snel in kracht toe, en was eerder aandewinds zodat we , zonder voorzeil, weinig goesting hadden om meer dan 5 uur op motor de tegenkomende golven te trotseren. Dan maar naar de eerstvolgende haven, Isla Canela, een goede 10 mijl varen. Ook dit haventje ligt in een diepe inham, en was oorspronkelijk een vissershaven, die we nog aan stuurboord zagen liggen, met de vissersbootjes dobberend in het water of getrokken tot op het zand, en omzoomd door kleine, witte huisjes, waarvan een aantal van een terrasje waren voorzien. Een idyllisch plaatje, was het niet dat aan de andere kant de hotels en appartementen torenden rond een moderne, weliswaar goed uitgeruste, jachthaven. Maar enfin, we hebben al in minder mooie haventjes gelegen.
En intussen een leuke mail ontvangen. Onze volgende haven zou Mazagòn worden. We wisten dat onze buren op ons ponton in Nieuwpoort ,Filip en Geneviève, al jaren geleden naar daar waren verhuisd. We hadden altijd zeer goed met hen kunnen opschieten en daarom hadden we ze graag nog eens teruggezien. Gezien we echter niet over hun coördinaten beschikten, hadden we een vraag naar contactgegevens verstuurd naar onze zeilvrienden . En Liesbeth van de Shetwins had de gegevens van Jan en Clairette, de vrienden van Filip en Geneviève en die ook in Mazagòn woonden. En zo kreeg ik een mail van Clairette en van Geneviève met de boodschap dat we mekaar zeker zouden ontmoeten voor een hapje en een natje. Afspraak op zondag 23/5. We kijken er al naar uit!

21/5: op motor, ondanks een leuke halvewindse 3 Bft, waardoor het opgetrokken grootzeil toch wat ondersteuning gaf, naar Mazagón, een 33 mijl verder. Dit is een tamelijk recent vernieuwde en uitgebreide haven, met slechts 1/3 van de ligplaatsen bezet, en ook de commerciële locaties in het moderne havencomplex waren slechts voor een deel in gebruik. Maar het sanitair en doucheruimte was zeker OK. Niets om over te klagen. Het centrum van het dorp, dat niets om het lijf had maar wel de nodige horeca en enkele winkels bood, was op wandelafstand, maar dan mits een pittige beklimming van een heuvel. Maar een beetje lichaamsbeweging is steeds welkom. Dus niet geklaagd.

Zaterdag 22/5 was een dag om het strand en de omgeving te verkennen, een teen in het water te steken en te besluiten dat het nog te koud was om te zwemmen, zelfs niet om pootje te baden, maar het was wel voldoende warm om te schuilen onder de parasols van de strandbar Chiringuito Puerto Colon, waar het al heel druk was. Hoe een eenvoudig , maar wel groot, pintje zo maar een zalige glimlach op onze lippen kan toveren. Genieten.

Zondag 23/5. Hapjes stonden klaar, wijn, bier waren gekoeld, onze ijsmachine had een voldoende grote voorraad ijsblokjes geproduceerd. Al onze kussens waren bovengehaald.En zo maakte we kennis met Jan en Clairette, en zagen we Geneviève terug, die nog geen haar was veranderd. Wat volgde was een gezellig aperitief aan boord, en daarna, om 14u ( vroeger zou in dze streek doodzonde zijn), allen samen naar het buitenrestaurant Mi Momento, aan de rand van het dorpspark, waar we ons tegoed deden aan 8 diverse, superlekkere, hapjes “to share”. Megagezellig en een ontdekking van smaken die we daarvoor nog niet hadden meegemaakt. Een voltreffer. En dan hadden Jan en Clairette nog de euvele moed om ons bij hen thuis uit te nodigen voor een afsluitend pintje. Filip, die bij het eten niet aanwezig kon zijn, wegens een superbelangrijk golftoernooi, was nog juist op tijd om samen met ons de volledige biervoorraad van Jan en Clairette soldaat te maken. Zoals we beschaafd zeggen: moe maar voldaan vonden we gelukkig nog de weg naar de Arwen, om nog wat na te genieten van weeral een verrassend lekker leuke en leutige dag. Nog iets dat ze ons niet meer kunnen afpakken.

24/5: dagje fietsen in het natuurpark de la Donana. Prachtig weer en een mooie vlakke tocht, waardoor we onze electromotoren weeral niet nodig hadden. Tuusenstop in de Parador de Donana. In eerdere tijden waren de paradores in Spanje het nec plus ultra, hotels voor le grand chic. Dit hotel gaf echter meer een afgeleefde indruk ( tenzij voor liefhebbers van de 60ties vingtage stijl), nog versterkt door het feit dat er nauwelijks hotelgasten waren. Dan nog een klein uurtje verder gefietst naar de camping De Donana, met een prachtig strand tussen de rotsen (maar ook daar nauwelijks volk). En dan terug naar de boot om alles voor tebereiden voor onze voorlaatste tocht van deze etappe.

25/5: Mazagon – Chipiona. Een rustig (motor) tochtje van 38 mijl op kalme zee, genieten van het zonnetje, en continu uitkijken naar visnetvlaggetjes. Een prettig weerzien met het stadje Chipiona, dat we een 20-tal jaar geleden hadden aangedaan tijdens een rondreis in Andalusia. Het hotel Cruz del Mar, eigendom geweest van bekende Waregemnaar Bernard Devos, die we daar in die tijd ook hadden ontmoet, wordt nu, na een 13 jaar leegstand, omgevormd tot een appartementcomplex. Voor de rest blijft Chipiona een rustig vissershavenstadje, met een veel te grote jachthaven met te grote ambities, en te weinig huurders voor de daaromheen gebouwde horeca- en shoppingzaken. Een steeds terugkerend, triestig verhaal over een tijd dat de bouwwoede in Spanje alles overheerste en veel mensen en gemeentes veel illusies en nog veel meer geld heeft gekost. Maar het etentje ‘s avonds in restaurant Los Corales, op de klippen boven het strand, met gratis ondergaande zon, smaakte overheerlijk.

26/5: Chipiona – Cadiz. Einde van de eerste etappe.

ik zeg Cadiz, maar eigenlijk koersten we naar Puerto Sherry , in de gemeente Puerto de Santa Maria, wat in de Golf van Cadiz aan de overkant ligt van de stad. Maar hier hadden ze tenminste een zeilmaker ! We hadden 4 dagen tijd om die gast ons probleem uit teleggen en hem aan het werk te krijgen. Daarvoor had hij wel 3 bezoekjes aan de boot voor nodig, met 2 man, zodat ze samen héééél rustig de situatie konden overschouwen, samen konden overleggen en dan naar de mening konden luisteren van de buren. Slotsom, de man vroeg niet wanneerwe vertrokken naar België, maar wanneer we terugkeerden. Want ze hadden het zó druk, dat ze er nog niet konden aan beginnen. Ik heb tegenover hem onze aankomst met 4 dagen vervroegd, in de hoop dat ze tegen dan de klus zouden kunnen klaren. Ik had toch mijn twijfels. Enfin, intussen hebben we in die 4 dagen dat we nog in Puerto Sherry verbleven nog iets anders te doen dan ons zorgen te maken over onze nukkige rolfok, en bezochten we Puerto Santa Maria en het zeer mooie Cadiz.

30-31 mei: Terug naar België, en hoe !
Het is niet evident om in volle coronatijden vanuit Spanje naar België te reizen. Iedereen die vanuit Spanje (rode zone) België binnenkomt moet 14 dagen in quarantaine. Maar keerden juist naar België terug om onze tweede prik op 1 en 2/6 te ontvangen. Indien in quarantaine, mochten we daarachter fluiten. Dan maar creatief geweest. Op 29/5 boekten we een treinticket van Cadiz naar Sevilla, voor de dag erop. Aansluitend hadden we een busgevonden, die ons van Sevilla naar Faro in Portugal zou brengen. Dan een nachtje hotel in Faro en de volgende ochtend een vlucht vanuit Faro naar België. Gezien we dus uit Portugal ( oranje zone) kwamen, moesten we niet in quarantaine……

dus op 30 mei in de ochtend kwam een taxi ons halen voor een (dure) rit van Puerto Sherry naar het station in Cadiz. Na een koffietje in het station stapten we op de trein, en zo een half uur later passeerden we het station van…….Puerto de Santa Maria 😱. En alsof dit alles was: toen de controleur onze kaartjes bekeek, fronste die zijn wenkbrauwen, controleerde hij de kaartjes nogmaals , en wist ons toen te zeggen dat die kaartjes geldig waren voor de trein van 29 mei, gisteren dus, de dag van aankoop. Die madam aan het loket had ons niet een ticket voor mañana, maar voor hoy verkocht! Kieken (of lag het toch aan ons Spaans??? ) Dus een nieuw kaartje gekocht, gelukkig heeft de brave man ons geen boete aangerekend.

De rest van de reis liep zonder probleem. Wat we niet meer gewend zijn.

En ja, we zijn nu volledig gevaccineerd.

En we gaan verder, met horten en stoten

Vrijdag 14/5 was onze tewaterlating gepland, om 16u. Om 14u30 hoorden we echter al de botenkraan onze richting naderen. Wij uiteraard nog niet volledig klaar, en dus lichte paniek bij mijn aangetrouwd familielid. Wat had ik gezegd? Portugese tijd is relatief, maar dat geldt zowel in plus als in min. Enfin, wij het water in. Eenmaal in het water werd de Arwen dan met touwen wat verder aan het kleine ponton van de werf gelegd. Want er volgden nog 2 (Duitse) boten en dan zouden we in kolonne van 3 door Martin in zijn kleine bootje begeleid worden door de ondiepe wateren tot aan boei 23, waarna het kanaal dankzij de vele boeien gemakkelijk te volgen was. Dit was het plan. Dan maar , zoals elk jaar een spannend moment, maar steeds zonder problemen, de motor eens uittesten…….geen kik. Alles checken, nogmaals proberen…..geen kik. Dan maar Bruce (rare naam voor een volbloed Portugees), de leader of the band, erbij geroepen. Diagnose rap gemaakt: de startbatterij was een stille dood gestorven. Maar geen probleem, hij sprong op zijn scooter, reed naar Auchan en kwam een half uur later terug met een gloednieuw exemplaar. Ik had intussen juist voldoende tijd om het lijk te bergen en op het ponton achter te laten. Met wat duw en trekwerk kon Bruce de nieuwe batterij, die een slagske groter was, installeren, aankoppelen, en…..de motor startte als een naaimachien (waar haal ik die vergelijking?). Nu nog wachten op Martin, die intussen de 2 Duitsers al had begeleid naar de diepe wateren, en om 16u10 konden we dan toch eindelijk vertrekken naar Olhao, dat ook aan Ria Formosa lag, maar dan aan de andere kant van deze lange lagune. Na 2 uur varen, op motor, daar aangemeerd.De volgende dag het stadje verkend ( aantrekkelijk authentiek binnenstadje, maar omgeven door nieuwe appartementen en hotels) en dan terug naar de boot om een aantal karweitjes af te werken en een ogenschijnlijk klein probleempje op te lossen: wellicht was de spi-val rond de genua-val gedraaid waardoor beide geblokkeerd waren. Na 2 uur gezwoeg (en opkomend gezaag van 2de helft van trouwboek) de brui aan Maarten gegeven. Het spel zat muurvast, de genua was niet uit of in te rollen, laat staan hem naar beneden te laten.En dan kregen we het bericht van het thuisfront dat ons pasgeboren kleindochtertje Fleur, amper 3 weken oud, in het ziekenhuis was opgenomen met RVS. Dit was dus echt geen leuke avond. En geen rustige nacht. 
Nu vandaag zondag, na het ontbijt, besloten om in de mast te kruipen om die 2 vernestelde touwen te ontwarren. Ann zag het eerst echt niet zitten, blijkbaar was mijn snelle dood nog geen optie, maar dan hebben we alle stappen van de operatie èèn voor èèn voorbereid en geoefend en ging het daarna wonderwel gesmeerd. Helemaal bovenaan heb ik de twee touwen kunnen ontwarren, een beetje tijd genomen voor een foto-shoot, en dan terug veilig naar beneden. Dankzij de zorgvuldige voorzichtigheid van Ann. …….Maar het rolsysteem blijft haperen. Ik aan het einde van mij latijn ( of portugees), en nu maar hopen dat onze bereidwillige buren inderdaad een technieker, die ze kennen, kunnen contacteren om de boot weer zeilklaar te maken. Alternatief is dat we in een paar etappes, enkel op grootzeil en motor, naar Cadiz varen, waar we een zeilmaker gevonden hebben. ………

Zo een zeilavontuur blijft toch telkens zo onvoorspelbaar. Nooit wordt het saai.

Eindelijk terug van start. Bloody Corona

Het is nu vrijdag, 14 mei, 13u.
Nog  3 uur, en de Arwen gaat eindelijk terug in het water. Ons oorspronkelijk plan was om eind maart naar Portugal te vliegen, en de boot tegen begin april varensklaar te maken. Maar Corona heeft hier een serieus stokje voorgestoken. Uiteindelijk konden we ten vroegst op 6 mei een vlucht naar Faro nemen. En hadden we al een eerste vaccinatieprik achter de rug. Onze tweede prik is vastgelegd op respectievelijk 1/6 voor mij en 2/6 voor Ann. Wat betekent dat we eind mei nog eens voor een weekje terug naar België zullen keren. Dure prik. Maar zo zien we de kids ook nog eens terug.

We hebben het ons wel comfortabel gemaakt, en een prachtige Airbnb geboekt in het centrum van Faro. Splinternieuw appartement met alle comfort in hartje Faro, in een winkelwandelstraat waar we dus geen enkele last hadden van verkeer. En een mooie balkon waar we ‘s morgens in de zon van ons ontbijt konden genieten. En de achterblijvers in het kille België jaloers konden maken ( 2021 kent èèn van de koudste lentes in België sinds decennia).

Faro is wel voorzien van goede restaurantjes. We onthouden l’Osteria, A do Pinto ( superlekkere Cataplana) en Portas de sao Pedro.


Overdag was het wel werken aan de boot, het jaarlijks terugkerende schrobben, verven, kuisen en stofzuigen, kleine reparaties en dies meer. Hiermee waren we een weekje mee zoet. Intussen de tewaterlating met 2 dagen uitgesteld wegens de weersomstandigheden, zodat we de laatste nacht nog in een hotel zijn moeten overnachten. Enfin, nu zitten we in het zonnetje op de boot kunnen en nu nog de tijd wat doden (wat oneerbiedig is voor het schrijven van deze blog) en om 16u het water in. ( tijdstip is wel relatief, want we zijn hier in Portugal)

29/10: Terug thuis, in Coronaland

(vooraf: ondanks de datum in de titel, is dit laatste stuk over onze reis van 2020 pas op 18/1/2021 geschreven…… Vandaar mijn enig goed voornemen voor 2021: nooit langer dan 1 dag wachten om onze blog aan te vullen. Jullie kunnen mij hier eind van dit jaar op afrekenen).

Wij zij uiteindelijk nog tot 23 oktober in Albufeira gebleven. Zo moeilijk was het om afscheid te nemen. En telkens weer de datum voor het uit-het-water-halen in Faro uitgesteld, wellicht tot wanhoop van Luis, de manager van de scheepswerf. Nog éénmaal afscheid genomen van onze vrienden, nog een lange wandeling in het zonnetje langs de grillige kustlijn, de verborgen strandjes, de grillige roodkleurige rotspartijen die uit de zee rezen, de gesloten strandbars …… (en we hadden geen picnic mee). En toen we eindelijk een restaurant , Praia Grande, vonden, bleken die pas om 14u hun deuren te openen. Maar juist toen we, onder hoorbaar gemopper van mijn reisgenote, onze wandeling wilden voort zetten, kwam de eigenaar aangereden. En was onmiddellijk bereid om zijn restaurant vervroegd te openen. En zo konden we, na de (snelle) consumptie van een frisse pint, genieten van een heerlijke lunch en een prachtig uitzicht op de rotsen en de zee. Kwestie van onze laatste dag in Albufeira in schoonheid te eindigen.
De volgende dag op ons gemakskes naar Villamoura gevaren, op motor. Terug zo een artificiële jachthaven, gebouwd in de jaren 80: grote pontons (bestemd voor de talrijke megagrote motorjachten) omzoomd door hotels, appartementen en ontelbare horecazaken. We waren terug één van de kleinere boten op ons ponton. We zijn er 3 nachten gebleven, veel gewandeld , met als belangrijkste bezienswaardigheid de rode kliffen die zich vanaf Villamora een viertal kilometer, richting Albufeira, uitstrekten. Vanaf zee was het wel een mooier zicht. Maar de wandeling was de moeite waard, en de strandbar was nog open.

En dan, op 27/10, vroeg in de morgen vertrokken naar Faro. Niet nodig om daar een dag op voorhand aan te komen en er een nacht voor anker te liggen., zoals ons oorspronkelijk plan. We hadden ons immers goed geïnformeerd (aan informatiebronnen was er bij de ochtendlijke koffieklets in de Spar van Albufeira geen tekort). Ten eerste: het binnenvaren van de geul naar Faro kan zeer onstuimig zijn. Dus het best zo een 3 uur vóór hoogwater binnenvaren was de boodschap. En dan konden we, bij verder opkomend water, de geul verder opvaren tot aan boei nummer 23, daar voor anker gaan en wachten tot iemand van de werf met een bootje naar ons toe zou varen om ons dan te begeleiden naar de werf, waar de Arwen uit het water zou worden gehaald.
Op 27 oktober was het hoogwater om 12u30. Vandaar dat we bij opkomende zon, om 6u30 de haven van Villamoura verlieten en we dus voldoende tijd hadden om rustig, zoveel mogelijk op zeil, naar Faro te varen. De wind liet het echter weeral afweten, waardoor we dan toch verplicht waren op motor verder te varen. En dus al rond 10 uur de ingang van de geul voor ons zagen. Op een quasi spiegelgladde zee…… Fluitje van een cent, dus. En dan maar braafjes de boeien volgen. Blijkbaar toch niet zo braafjes, want twee maal raakten we toch de grond en moesten we volle kracht achteruit. Toch iets te ver van de boeien verwijderd. Enfin, nog vóór 11 u waren we al aan boei 23. Dus konden we het anker vieren (toch nog een werkpuntje: 2 gele markeringen en één rode op de ketting betekent 25 meter, en geen 15 meter. Met een diepte van nog geen 5 meter was dit toch een beetje teveel ketting). En juist toen we de ankerketting hadden vastgelegd, was daar het bootje van de werf. Het duurde dus wel effen voordat we die 25 meter weer hadden binnengehaald, maar dan konden we eindelijk de laatste mijl van dit jaar varen, naar de kleine kade van de werf. Met het nodige gedoe ( in totaal waren 4 man in de weer om onze boot in de bootlift te krijgen) ging de Arwen uit het water, werd het onderwaterschip met een hogedrukreiniger schoongespoten, haalden we een touw uit de schroef (hadden we dus toch een touw van een vissersboei meegenomen, gelukkig zonder erg), en werd de boot uiteindelijk op de staanplaats met 4 kabels aan de grond vastgeankerd. Klaar voor een veilige overwintering. We hadden nog de rest van de dag én een volle dag erna om de zeilen, bimini, buiskap, enz op te bergen en de boot winterklaar te maken. Dus relax. En tijd om nog een beetje van het zonnetje en de Portugese keuken te genieten. Of wat dachten jullie?
Op 29/10 was het dan afscheid aan het heerlijke en gastvrije Portugal en waren we klaar, na een directe vlucht van Faro naar Brussel, om corona en de lockdown te confronteren. En al snel terug uit te kijken naar onze terugkeer. Als C. het toelaat……

21/10: het einde nadert……..

Nu zijn we echt overtuigd dat aan ons Portugees paradijs een einde zal komen. Ook de natuur heeft ons een hint gegeven: de storm Barbara zorgt hier voor 2 dagen regenachtig weer. Maar de haven is hier zo beschut dat we de stormwinden zelf nauwelijks hebben gevoeld. En vanaf morgen wordt het weer zonnig met een zomerse 20 graden. Dat zou nog een bijkomende reden kunnen zijn om te blijven. Wat onze vrienden hier ook geregeld suggereren. Maar neen, we blijven bij het plan, gaan overwinteren in Faro en volgend jaar varen we minstens tot in Sardinië. En wellicht tot de Ionische eilanden, Griekenland. 
Dat is echter het opzet voor volgend jaar. Nu moeten we er voor zorgen dat de Arwen treffelijk overwintert. Maar dan moeten we wel eerst aan land geraken. Het plan is als volgt: Nadat we eerst 2 dagen in Vilamoura zullen blijven, moeten we daarna de dag daarop 4 uur zeilen en dan in de lagune van Faro voor anker liggen, om de volgende dag ,onder begeleiding van het havenpersoneel naar de steiger te varen waar de Arwen uit het water zal worden gehaald. Een volle dag en nacht ankeren hebben we met de Arwen nog nooit gedaan. Dus toch een beetje spanning. En dat vergt wat voorbereiding. Morgen gaan we de volledige ankerketting uithalen, hem om de 5 meter wit schilderen, en dan met plastieken inzetstukjes markeren zodat Ann bij het neerlaten van het anker (hopelijk) kan bepalen hoeveel meter anker we al hebben neergelaten. Toch wel spannend, want als je teveel anker laat vieren, kan de boot in dit smalle kanaal te ver rond zijn as draaien en zo vastlopen in het ondiepe zand, aan de zijkanten van de geul. Wordt vervolgd

20/10: misschien gaan we toch nog eens terug naar huis

Het is hier zalig toeven, in Albufeira. En in Algarve in het algemeen. Zelfs eind oktober doet het hier nog altijd zomers aan.
We hadden met de bootwerf afgesproken om op 20/10 uit het water te gaan, met de bedoeling om 2 dagen later het vliegtuig naar België te nemen. Vorige week echter hadden we een berichtje naar Luis, de baas van de werf, gestuurd om te zeggen dat we nog langer in Albufeira zouden blijven. Officieel omdat de coronacrisis in België aan het pieken was en we ons niet veilig voelden. Maar in werkelijkheid omdat het hier een luilekkerleven is. We begrepen nu waarom onze Belgische vrienden hier bleven. Blijkbaar had Luis dit ook zo begrepen, want in zijn antwoord verwittigde hij ons dat de werf in december gesloten was. We dachten er al aan om hier tot de tweede week van november te blijven. Op een onbewaakt moment hadden onze dochters Ann-Sophie en Evelyn al laten weten dat we zeker geen vliegtuig mochten nemen, omwille van het covid-gevaar en dat ze ons zouden komen halen met de auto…….

Maar dan volgde een koude douche ( en dit niet omdat het vandaag, heel uitzonderlijk, regent). Toen ik naar de havenmeester ging om ons verblijf te verlengen, kreeg ik te horen dat de haven vanaf 24/10 volzet is. Geen plaats meer voor bezoekers ! Zo heeft de haven voor ons beslist wanneer we naar huis zullen gaan. Het plan is om nu op 24/10 naar Vilamoura te gaan, de eerstvolgende haven op anderhalf uur varen. Daar 2 dagen te blijven en dan volgende maandag naar Faro te zeilen waar we een nacht op anker zullen liggen (NB: vorige week hebben we een nieuw anker, een Rocna, geplaatst. Dit zou het meest veilige anker zijn, waardoor we misschien toch een beetje gaan kunnen slapen als we die nacht voor anker gaan liggen)

De volgende dag, dinsdag 27/10 moeten we dan om 11u30 aan die beruchte boei 23 wachten totdat ze ons komen ophalen en ons door het ondiepe water gidsen naar de werf waar we uit het water gaan. Dan nog een dag om de boot winterklaar te maken en donderdag met Ryanair naar Charleroi, waar we om 12u35 zullen landen.

2/10 tot …..?: Albufeira en Alta Alentejo

We hebben het hier goed naar onze zin, hier in Albufeira. Uiteraard is de zon hier alle dagen van de partij ( met uitzondering van vandaag, 20/10, omdat een stormdepressie met de naam Barbara over ons heentrekt, en ik zo eindelijk de tijd – en de goesting – heb gevonden om nog wat aan de blog te werken).
Het is hier echt een dolce far niente (maar dan in het Portugees). Steeds zomerse temperaturen onder een hoofdzakelijk blauwe hemel, wandelingen langs de rotsige stranden of naar het plaatsje Albufeira, dat ondanks de overal tegenwoordige toerisme- industrie , toch nog mooie plekjes te bieden heeft. En natuurlijk ook het gezelschap van de aangespoelde Belgen: met Leo, Jan en Fred wordt er hier elke morgen bij een koffietje nogal wat gezeverd. Wat maakt dat we dagelijks meestal pas om 10 uur aan het ontbijt beginnen.

De haveninham van Albufeira
een wandeling langs de rotsachtige kust, met mooie beschutte strandjes ( zicht vanop het terrasje van de strandbar)


Het is hier zo zalig, dat we beslisten om nog minstens tot 20 oktober te blijven. De bootwerf ging akkoord met onze vraag voor uitstel. En zo hadden we ook volop de tijd om met een huurauto het hogergelegen Alentejo te bezoeken. Prachtige landschappen, mooie historische stadjes, leuke hotels, lekkere Alentejo-wijnen, enz.
De foto’s spreken voor zichzelf:

op 8/10 een dagtochtje met de huurauto, met het markstadje Loulé als eerste halte. Hier het gerestaureerde klooster, nu cultuurcentrum.

Cachopo in de bergen, waar de tijd is blijven stilstaan
eindelijk iets gevonden in Cachopo waar we een hapje konden eten, tussen de locals
De dag geëindigd in het kustplaatsje Tavira.

Tavira: compositie van poes en azulejo’s

Op 9/10 trokken we dan Alta Alentejo in voor een 5-daagse verkenningstocht door al het mooie wat deze streek te bieden heeft. (NB: het werd uiteindelijk een 6-daagse, omdat we er niet genoeg van konden krijgen)

9/10: we starten in Beja, een stadje met een groot Romeins verleden, vroeger nog een bisschopszetel, maar nu een ingeslapen provincienest.
Romeinse en Moorse invloeden vind je overal in deze middeleeuwse versterkte stad.



Getuige van een rijk verleden, …
maar ook vergane glorie

En dan verder naar Evora, vroegere koninklijke residentie, en nu quasi een openluchtmuseum met gebouwen die twee millenia overspannen. Terecht opgenomen in de UNESCO-werelderfgoedlijst.

En ons hotel, ALBERGARIA DE CALVARIO, is terecht opgenomen in de Michelin.

met een gezellige binnenplaats, waar we ‘s avonds superlekker hebben gegeten.




Evora heeft een rijk verleden, getuige deze Romeinse tempel en de daarbijgelegen termen
het centrale plein van Evora
,gezellige straatjes en pleintjes, hier met een wegwijzer naar ons restaurant voor deze avond, ons terecht aangeraden door het hotel. Slechts 5 tafels en slechts 1 menu. Maar voortreffelijk

Het restaurant Bistrot O Balcão. Heerlijk

Evora is ook de hoofdstad van de Alentejo-wijn. Dus een dagje wijn proeven is dan ook een must.

En juist buiten de stad, op weg naar de wijndomeinen, kom je zoiets tegen
de wijngaarden in herfsttooi
Adega de Cartuxa, de eerste wijn die we proefden. En onmiddellijk een schot in de roos.
Iemand geniet hier van een lekkere witte Cartuxa
Fita Preta, wijngoed met een domein van de 13de eeuw. En superlekkere wijn van een eigenzinnige wijnmaker.


Het leven kan toch heerlijk zijn

De volgende dag, 11/10, verlieten we het mooie Evora om het middeleeuws stadje in de bergen, Marvao, te bezoeken.
Eerst een tussenstop in Elvas, de meest versterkte stad van Portugal, en ook werelderfgoed. De fortificaties interesseerden ons niet echt, maar de binnenstad had toch een aantal pareltjes te bieden, zoals deze kapel, volledig let azulejo’s gedecoreerd :

een juweeltje in Elvas


En ook hier een overvloed aan pittoreske plekjes

En dan naar Marvao, een stad die al van ver vanuit de hoogte op ons neerkeek. Op 800 meter hoogte hadden we een wijds uitzicht van 360° over de omliggende valleien, want dit stadje ligt echt als een adelaarsnest op de top van een berg. En die hoogte liet zich ook voelen aan de temperatuur. ‘s Avonds geen terrasje.

De belangrijkste poort van Marvao.
De burcht boven het stadje
zicht op het stadje vanop de burcht
Mooie maar frisse zonsondergang

Hoog in de bergen, dan kunnen we het wandelen niet laten. De volgende dag dus een mooie, nogal lastige rondwandeling, vertrokken vanuit Portalegre, aan de voet van de berg naar Marvao, en langs de andere kant terug naar beneden. We waren een kleine dag zoet hiermee, maar het was super. Ik werd er wel geregeld aan herinnerd dat het wel wat lastig was, maar dat nemen we er dan maar bij…….

We startten aan een Romeinse brug, met boven ons de contouren van Marvao.


en dan vooruit met de geit
onderweg overal kurkeiken.
nu en dan wat rusten is wel aangeraden
toch blij dat we s’avonds weer in ons hotel arriveerden, moe maar voldaan. Hier echter geen gastronomie maar eenvoudige kost. Maar op zo’n momenten smaakt alles.

De volgende dag was Mertola ons hoofddoel, maar oponze weg maakten we nog een omweg naar Monsaraz, vereglijkbaar met Marvao, maar met een hoger toeristisch gehalte.

Monsaraz : de stadspoort
alle huizen zijn hier witgekalkt
In de zomer kun je hier over de koppen lopen. Nu was er nauwelijks een kat.



nog een tussenstop in Moura om een hapje te eten. Op aanraden van de zeer sympathieke baas van het restaurant zijn we dan nog naar een speciaalzaak geweest om een stuk presunto Iberico ( vergelijkbaar met Pata Negra van Spanje) te kopen.

En dan naar Mertola, om het af te leren. Ons hotel lag op de scheiding tussen het oude historisch centrum en de meer recente stad. Met uitzicht op de Guadiana-rivier. Merola heeft ook een zeer rijk verleden. Getuige hiervan de opgegraven fundamenten van de oorspronkelijk Romeinse vestiging met mooie mozaïeken en zuilen. Maar we waren stilaan toe aan een diarree van Romeinse, Moorse en Middeleeuwse kastelen en gebouwen……

Een welverdiend pintje. Aan de rivier zie je ons hotel ( met zwembad, waar we geen gebruik hebben van gemaakt)

en dan terug naar Albufeira. ‘s Avonds gaan eten bij Evaristo, een restaurant aan het door rotsen omzoomde strand van Evaristo. Een restaurant met een hoog “Knokke” gehalte, met dito prijzen. Wel lekker maar toch niet echt het geld waard. Het uitzicht, inclusief spectaculaire zonsondergang, krijg je er wel bij