9 juli: Gijon – Aviles: de eerste zeiltocht (21 mijl)

De eerste dag zouden we het op ons gemakskes doen: een tochtje van iets meer dan 20 mijl naar Avilès, een oude industriehaven aan een Ria. Onder een stralende zon rond de middag vertrokken, op volle zeil, met een zachte 3 beaufort. Heerlijk, maar halverwege was de wind zoveel afgezwakt dat we de motor wel moesten aanzetten, anders zouden we teveel naar de rotsen afdrijven.

Rond 17u legden we aan in Aviles, een basic haven, (uiteraard) zonder wifi, en het toilet uiteindelijk gevonden op een kwartier wandelen. Niet aangeraden voor iemand met buikloop.

’s Avonds nog voldoende tijd voor een wandeling in het zeer pittoreske, deels middeleeuws stadscentrum. Mèt mondmasker,  en zeker geen probleem om een plaats op een terrasje te vinden. Zo weinig volk, en dit in het hoogseizoen. Corona laat zich hier zeker gelden !

Tenslotte nog een babbeltje gedaan met Diana en Guy van de Mafra 3, een Brussels koppel dat ook de zelfde tocht maakt. Maar dan enkel tijdens hun vakantie, want zij werken nog (om ons pensioen te betalen). Aangenaam gezelschap.

Wat voorafging

Wat voorafging

We hadden de start van ons tweede luik goed gepland. In februari waren we de Arwen, die in Gijon in Yates Marina, op het droge stond reeds gaan inspecteren en alles OK bevonden. Hij was daar in goede handen. Yesus, de havenmeester annex boekhouder van de Marina zorgde er zeer goed voor (sinds we de boot hadden achtergelaten kreeg ik hem minstens éénmaal per maand aan de lijn, en het whatsappverkeer met hem was nogal intens). Onze Airbnb was al vastgelegd voor 1 week, startend op 16 april.
En toen kwam Corona…..

In plaats van op volle zee, zaten we maanden thuis in halve quarantaine.

Maar op 24 mei hoorden we dat de grenzen op 1 juli terug open zouden gaan. Dan was reizen naar Spanje weer toegelaten. Dezelfde dag nog hebben we de rechtstreekse vlucht geboekt van Charleroi naar Santander via Ryanair.

Na een dagje Santander arriveerden we in  Gijon op 2 juli en konden we de Arwen weer op zijn paasbest zetten (weliswaar vijgen – zeer laat – na Pasen…). Met de nodige rustpauzes (haven was het weekend niet toegankelijk) werd de boot grondig geschrobd, geboend en geschilderd en ging de hij uiteindelijk op 8 juli in het water. Klaar voor de start.

23-26 september: dag Arwen

We hadden op 26 september om 10u30 onze vlucht naar Brussel geboekt. Dus bleven er nog 2 volle dagen over om de Arwen af te tuigen en alles op te bergen en nog eenmaal te poetsen. Dus meer dan tijd genoeg. Onze eerste nacht terug aan boord viel wel tegen: er was blijkbaar storm geweest in de golf van Biskaje, en de daardoor ontstane deining was ook in de haven serieus voelbaar, zeker op de plaats waar wij lagen, in de voorhaven. Heel de nacht trok de boot aan de touwen en schuurden de fenders tegen het ponton. Echt niet veel geslapen. Daarom toch de volgende dag gevraagd om ons te mogen verplaatsen naar de binnenhaven. Geen probleem, en zo hadden we nog 2 rustige nachten.

24 september is onze huwelijksverjaardag (reeds 37 jaar gelukkig samen) en gezien er op nog geen 100 meter van de boot, op de havenkade, een goed visrestaurant, Auga, was gevestigd, was onze keuze voor de avond vlug gemaakt.
’s Middags, toen het werk er al grotendeels opzat, hebben we het ons ook al laten smaken:

En oh ja, toen we goed zaten in het restaurant merkten we dat het een 1 Michelinster had……ervoeren we zowel op het bord als op de rekening. But you only live once.

uit het water…..

Op 25 september verlieten we iets na 14u de Puerto Deportivo de Gijon om een mijl verder te varen, naar de Yates Marina, dat volledig uit het centrum lag, maar wel de mogelijkheid gaf om de boot, tegen een fatsoenlijke prijs, op het droge te stallen. Wat vlot verliep mede dankzij de goede zorgen van havenmeester Jesus (die ik een grote fles Omer heb gegeven). Vanavond nog éénmaal op hotel in Gijon en dan naar België. Tot binnen 7 maand !

en op het droge, tot april 2020

Wordt vervolgd…….

18-22/9: Picos de Europa: een openbaring

’s Morgens, 18/9, een fikse wandeling naar het AVIS-kantoor om onze huurauto op te halen: het bleek een Fiat 500 te zijn, maar dan de maxi-SUV versie. Perfect voor ons. en zo konden we op weg naar de Picos. De weersvoorspellingen gaven het beste weer aan aan de Oostzijde van het gebergte, zodat we Potes als eerste bestemming hadden uitgekozen. De weg ernaar toe, eens weg van de kustautostrade was spectaculair, door nauwe kloven, waar de zon nauwelijks in kon schijnen, langs een kabbelende riviertje en nu en dan een klein dorpje waar we langs of door reden. Het kleine stadje Potes zelf ligt tegen de flank van de Picos en heeft haar historisch centrum zeer goed kunnen bewaren. Zelden zo een mooi stadje gezien.

En ook ons hotelletje, Casa Cayo, in het oude centrum was een voltreffer.

Ruime moderne kamer met inloopdouche, rustig op de bovenste verdieping (er was geen lift, maar onze zware bagage werd door een kelner naar boven gesleurd, en hij weigerde elke fooi..) overal supervriendelijke bediening en een aangenaam restaurant. Het had slechter gekund (en het was nog goedkoop bovendien)

zie hier ook de achterkant van ons hotel en onze kamer onder de dakvensters
zalig slenteren in de nauwe straatjes en steegjes, achter elke hoek een verrassing

We hadden nog tijd voor een eerste verkennende wandeling. en het was prachtig weer. Bergschoenen aan en gestart voor een panoramische wandeling.

Wist ik veel dat dit niet de gewoonlijke vlakke wandeling was langs een riviertje, maar wel degelijk een kuitenbijtende snel stijgende bergtocht. Er was iemand in ons gezelschap die dit maar alsmaar minder kon appreciëren.

En hier was er geen berghut halverwege om wat uit te rusten. Achteraf gezien is dit de zwaarste wandeling geweest van heel ons verblijf in de Picos…..

Maar we werden wel beloond door mooie vergezichten, een idyllisch bergdorpje halverwege ……….en een heerlijk frisse pint toen we terug beneden waren.

ik heb nog nooit iemand zo snel zien marcheren naar het dichtsbijzijnde terrasje

De volgende dag, 19/9, hadden we gereserveerd voor het allerhoogste….de kabelbaan van Fuente De, die ons naar de toppen van de Picos zou brengen.

Boven was het aangenaam wandelen langs de wanden van de hoogste bergtoppen naar de oude refuge, anderhalf uur verder. waar we onze meegebrachte lunch konden eten en genieten van een frisse pint.

Het was weeral schitterend weer, zodat we in de beste omstandigheden, en gelukkig maar met beperkte wachttijd (een half uurtje aanschuiven – in de zomer moet je rekenen op minstens 2 uur), de lift naar boven konden nemen, intussen genietend van een adembenemend uitzicht (voor degenen die durfden kijken).


Het terras van de oude rifugio

En dan, grotendeels langs dezelfde weg, terug naar de kabelbaan. We denken dat we 1 arend hebben gezien, maar zeker massa’s berggieren, die rondcirkelden rond een mogelijke prooi of ander voedsel. Spectaculair.

Terug beneden was het te vroeg om al naar Potes te gaan, en zo hadden we het geluk om op de terugweg het kleine Mogrovejo te ontdekken. Een klein bergdorpje met een middeleeuws kasteeltje dat zo kan dienen als decor voor historische films (blijkbaar zouden er zelfs films van “Heidi in Tirol” hier gedraaid zijn).

ideaal decor voor “Heidi in Tirol” inderdaad…..
alles is antiek in Mogrovejo

Ook de dag daarop, 20 september, was het terug prachtig wandelweer
Gisteren hadden we in Mogrovejo een mooi wandelpad opgemerkt, langs de flanken van de Picos. Ideaal om er nog een schepje op te doen. En onze wandelschoenen moesten renderen. Het bleek een mooie tocht te zijn, grotendeels door de bossen, nu en dan over een bergriviertje, en geregeld een maginifiek uitzicht op de Picos.


Gelukkig hadden we onze picnic meegebracht, en liters water, want het was al een heel stuk in de namiddag voordat we ons eindelijk konden laten neerzakken in de stoeltjes van een leuk terrasje in het stadje. We waren wel 2 dorpjes gepasseerd, maar tot onze grote spijt hadden die geen dorstlessend vermogen in huis.

En dan was het tijd om afscheid te nemen van Potes en om eens de andere zijde, de west-zijde, van de bergketen te bezoeken. Cangas de Onis wordt ons volgende doel.

De Puente Romano in Cangas de Onis, vlak bij ons hotel

Het stadje, dat we in de vroege avond bereikten, is niet zo bijzonder, zeker niet als je zopas Potes hebt verlaten en heeft in feite slechts één echte bezienswaardigheid, de Puente Romano, een oorspronkelijk Romeinse brug, die intussen wel ettelijke restauraties achter de rug heeft. En ons boetiekhotelletje, met dezelfde naam lag er vlakbij. Wel ’s avonds lekker gegeten in Los Arcos.

De volgende dag, 21/9, werd regen voorspeld. Geen weer om de bergen in te gaan, maar perfect voor een bezoek aan Oviedo, dat op 1 uur rijden lag. Het is een stad met een rijke geschiedenis, die terug te vinden is in de architectuur van de zeer mooie oude /binnenstad. en rond 21 september vinden er ieder jaar de San Mateofeesten plaats, et in die week elke dag festiviteiten, processies, folklore muziek en veel eet- en drank (cider) tentjes. En we hadden geluk, tegen de middag was de regen verdwenen en begon de zon zich door de wolken te boren. Onze stappenteller deed weer overuren….

deze beeldengroep heet “Het Melkmeisje”, maar wie is daar met die ezel bezig ?

En zo hadden we terug een mooie dag , en een volgende portie reisherinneringen op zak. Morgen, 22/9 zou het weer mooi worden, perfect voor een uitstap naar Cavadonga en het Enol en Ercinameer. Dit reisdoel, dat via een tamelijk nauwe bergpas te bereiken is, is zo populair dat het enkel via openbaar vervoer te bereiken is (anders heb je daar, in het seizoen, files van hier tot ginder), tenzij je het vòòr 8u30 bereikt.
Wij dus het lumineus idee om ’s morgens de wekker te zetten, het ontbijt in het hotel te skippen en bij het krieken van de dag de auto naar Cavadonga te nemen zodat we daar voor 8u30 aangekomen zouden zijn. We zouden daar wel ergens een ontbijt kunnen scoren. En inderdaad, daarboven, waar we al tegen 8u waren geparkeerd, was er een 4-sterren hotel, El Pelayo, een superchic spel met een zweem van vergane glorie, met blijkbaar weinig gasten in deze tijd van het jaar, waar men ons met plezier toeliet tot hun uitgebreid ontbijtbuffet (7€/pp). We genoten er met volle teugen , met intussen een mooie uitzicht op het hooggebergte. Dan terug de auto in om…….vast te stellen dat die sperperiode, die inging vanaf 8u30, betrekking had op het deel van de weg dat startte…vanaf het hotel. En het was nu al 9u15. Slagboom onherroepelijk dicht. Dus terug onze auto geparkeerd en zoals alle brave burgers (die veel langer dan wij in hun bed hebben kunnen blijven liggen) een busticketje genomen. Ik moet wel zeggen dat die bussen wel zeer frequent reden en we zowel in het doorgaan als in het terugkeren nauwelijks wachttijden hebben ondervonden.

Eénmaal boven werden we vergast op opnieuw een wandelparadijs. wij kozen het langste (en het minst gefrequenteerde) pad langs het eerste meer, dan door de historische mijnsite (leuke halte, waar we ook een stukje door een oude mijnschacht konden wandelen) waar vooral zilver en lood werd gedolven, en dan over een kleine bergkam naar het tweede meer met in de nabijheid (het was dan ook al een 3-tal uur later) een zalige refugio met een terrasje in de zon. Daarna was het nog maar 20 minuten naar de bus, en dan naar de auto. En onze wandelschoenen hadden hun dienst gedaan.

In de namiddag verlieten we de Picos en reden terug naar de kust, naar een haventje dat we niet met de boot hadden kunnen bereiken wegens te ondiep: Tazones, bekend voor zijn talrijke visrestaurants en naar verluid bekroond met de titel van het mooiste dorp van Asturië. Een koppel Luikenaars, waar we in Oviedo mee in gesprek waren geraakt, hadden ons aangeraden te gaan eten in de Pescador de Tazones. Het is inderdaad een fotogeniek vissersdorpje en het bulkte van de restaurants…..maar de meeste waren ’s avonds gesloten. Dus ook onzen Pescador. Mar-Bella was volgens Tripadvisor een valabel alternatief en, inderdaad, het de visjes hebben gesmaakt.

Ons hotelletjes, Las Terrazas was eenvoudig maar van alle nodige comfort voorzien (en goedkoop).

De volgende dag terug naar Gijon, naar de Arwen.

15-17/9: Ribadesella – Gijòn

Van dorpjes als Ribadesella mogen er meer zijn! Zeer “informeel” haventje, met een (weeral) sympathieke havenmeester, die al lang op pensioen zou mogen gaan. Hij verdoet zijn dag met keuvelen met leeftijdsgenoten op een bankje voor het havenkantoor. Oproepen via VHF, zoals wij voortdurend hebben geprobeerd, heeft weinig zin, want ofwel legt hij zijn radio niet aan, ofwel is zijn keuvelbankje veel te ver verwijderd van zijn toestel. Enfin, wij hebben onze plan getrokken, en vlot zelf aangelegd. Oh ja, de havengebouwen bestaan uit twee van die houten chalets, in feite veredelde tuinhuisjes die je zo in de Makro kunt kopen. Een van die “chalets” werd in twee gedeeld, 1 deel voor de senoras en 1 deel voor de caballeros, met elk een wc, lavabo en douche. Dat was het. Maar alles werkte.

Ribadesella heeft een oud centrum. Bestaande uit 3 straten, een kade (met de obligate terrasjes) en een strand, met de juiste golven voor fervente surfers.

X

als je weet dat ons eerste kleinkind Sebas heet, kun je begrijpen dat we deze foto niet konden laten passeren
Zicht vanop onze boot, ‘s morgens bij laagwater. Beter niet uitvaren….

En toen we, uiteraard, één van de terrasjes aandeden maakten we kennis met de “Sidreria”. De mensen kopen daar cider per fles, en laten zich dan op een wel heel speciale manier hun glas volschenken:


Het glas zetten ze onderaan in een soort halve cylinder met een opvangbak, en dan gaan ze van zo hoog mogelijk de cider uit de fles in het glas schenken. Op deze manier schuimt de cider bij het serveren. Aangeraden om een ervaren ciderschenker te treffen, anders verdwijnt de helft van de fles in de opvangbak.

Het waren een paar mooie dagen, daar in Ribadesella, maar uiteindelijk moesten we verder. De weersvooruitzichten waren (nog) goed, zodat we verder naar Gijon wilden varen, om vandaar de Picos de Europa te verkennen (waarom hadden we anders die zware bergschoenen meegesleurd in onze bagage?)

bij het verlaten van Ribadesella zag het er inderdaad nog fantastisch uit, op volle zeil en in een opkomende zon

Vroeg in de morgen op 17 september, want we moesten terug rekening houden met de getijden en om bij hoog water Ribadesella te verlaten zat het er niets anders op dan de wekker te zetten, gooiden we tegen 7u30 (in die tijd van het jaar is het nog schemerdonker) de trossen los . Eenmaal op zee zag het er goed uit: lekkere wind, goed zicht en rustige deining. Volle zeil en motor uit. Ideaal voor onze laatste zeiltocht voor deze etappe.

Dachten we. Maar na een half uur viel de wind compleet weg en kregen we mist in de plaats. Nauwelijks zicht en zelfs een beetje miezerige regen. Ons aanvankelijk enthousiasme was snel (letterlijk) bekoeld.

Maar toen we Gijon naderden begon het uit te klaren zodat we toch nog in een aarzelend zonnetje de haven konden binnenvaren. Het was pas mioddag, zodat we na een lichte lunch op de boot het stadje konden intrekken, en na een verkennende wandeling passeerden langs het AVIS-autoverhuurbedrijf. En onmiddellijk een auto konden huren voor de volgende dag. Want we hadden intussen besloten om minstens 5 dagen uit te trekken voor ons bezoek aan de Picos de Europa. De auto konden we morgen om 8u30 ophalen.

.

12-14 September: Santander en Ribadesella: we naderen ons einddoel voor deze etappe.


Halfweg de ochtend van 12 september

de baai van Bilbao uitgevaren (wat ongeveer een uur duurt), richting Santander voor een tocht van 40 mijl. Meer dan de helft op motor, maar dan wakkerde de wind wat aan en met wat af te kruisen konden we eindelijk verder op zeil. Gezien we ruim voor de wind voeren, viel het Ann niet echt op, maar na een uurtje zag ik al 20 knopen op de windmeter. En snel dat we gingen, op volle zeil. Tot we richting 25 knopen gingen, en er iemand aan boord kennelijke tekenen van beginnende doodsangst vertoonde. Dan het laatste uur maar terug wat bijgestuurd en zeilen wat verminderd. Maar eindelijk toch wat ambiance !

En zo voeren we de baai van Santander binnen, nog 5 mijl baar onze haven (de andere haven, in de stad zelf was completo, wegens Ferias del Mar). En we zagen inderdaad wat historische boten (of replica’s) aan de kade aangemeerd, terwijl we langs de stad voeren. De Marina de Santander was groot, had plaats voor ons en zeer vriendelijk personeel, maar de accommodatie en de ligging waren, zoals verwacht, niet echt om van naar huis te schrijven (het in deze blog zetten volstaat).Maar zo konden we terug de fietsjes bovenhalen en de volgende dag , vrijdag 13 september, naar de stad fietsen, 10 km ver , volledig over een veilig fietspad. Over Santander kan ik niet veel schrijven, gezien er ook niet veel te zien valt. Deze trotse stad is in 1941 quasi volledig afgebrand na een verschrikkelijke storm. Er zijn nog een paar mooie straatjes, maar alles oogt nogal saai voor “ervaren, veeleisende wereld reizigers” zoals wij ?. Terug in de haven diverse telefoontjes en gesprekken gevoerd om het vervolg van onze reis te plannen. Ons einddoel is immers Gijon, 90 mijl van Santander. Daar hebben wij een plaats op het droge kunnen verkrijgen aan een redelijke prijs (ik denk ook niet dat Marina Yates een zeer mooie haven is). De bedoeling is om, éénmaal we in Gijon zijn aangekomen, een auto te huren en nog een dag of 6 naar de Picos de Europa te rijden op, mits goed weer, nog wat in de bergen te wandelen. Maar de route naar Gijon is niet zo maar een passage. Er liggen een aantal haventjes tussen Santander en Gijon, maar bleek dat deze niet echt geschikt en uitgerust waren voor onze boot. Kortom, bij navraag kreeg ik een nada. De dichtstbijzijnde haven, waar we konden aanleggen, was Ribadesella, en dan moesten we er wel met hoogwater in varen. Blijkbaar geen fluitje van een cent. Hoogwater was morgen rond 18 u. Gezien deze haven 65 mijl ver lag, of dus 11 uur varen, mochten we morgen terug vroeg opstaan, en dus het eerste stuk in het donker afleggen. De wekker werd gezet. En nog wat genieten van een mooie zonsondergang.

Het was vroeg, die morgen van 14/9 om 6u15 opstaan. En het was inderdaad nog pikkedonker. Gelukkig voor de panikeerder van dienst waren de haven, de boeien en de baai van Santander meer dan voldoende verlicht, zodat we probleemloos ( en zonder “zoetje , ik ben bang, zoetje pas op, dat doe ik echt niet graag,…..”) open zee bereikten. En tegen dan begon het al goed te schemeren. Er was terug maar een flauw windje op de afspraak, zodat we terug op motor, en met een klein beetje hulp van de zeilen de lange, rustige maar zonnige tocht naar Ribadesella afwerkten. En we waren echt alleen op zee, buiten enkele kleine vissersbootjes. Over de volledige tocht hebben we 6 zeilboten gezien (ook op motor). Intussen bleef de zee zeer rustig, en anders dan verwacht en gevreesd, was het invaren , na 10u30 varen, en dus juist met volle hoogwater, in het zeer nauwe kanaal van de haven dan toch een fluitje van een halve cent (ik heb al een hele verzameling van dergelijke fluitjes, intussen). En het haventje en stadje zijn terug weer typisch, sympathiek en charmant. Dus weeral de moeite waard. Misschien blijven we hier nog een dag.

7-11/9: Bilbao + Guggenheim: check !

Hier moet ik toch beginnen met een zeer droevige noot: ons nichtje, Nele Balcaen, die

een verbeten strijd voerde tegen leukemie is zopas gestorven. Ze was nog maar pas 50 geworden. Dat kom hard aan ! Nele had altijd een glimlach op haar gezicht, was steeds supervriendelijk en goedgeluimd, kon geen vlieg kwaad doen, was steeds eerlijk en openhartig, kortom, iemand die we zeer sterk zullen missen. Het is niet eerlijk

Maar onze reis moet verder. Mutriko, waar we op 7 september rond 14u konden aanleggen,  heeft een kleine, rustige haven met een terug zeer vriendelijke havenmeester. We hadden eindelijk nog eens een deel van het traject op zeil kunnen afleggen. Heerlijk! Het stadje zelf is tegen een steile bergflank gebouwd, zodat we die dag nogal wat trappen hebben op- en afgelopen.

Het oude stadsgedeelte is redelijk goed bewaard gebleven met een doolhof van smalle straatjes, waarin je gemakkelijk kunt verdwalen. We hebben dan ook het hele stadje doorkruist, op zoek naar een winkel of supermarkt, want in San Sebastian hadden we nagelaten inkopen te doen (met uitzondering van een stuk Belota-ham, want aan die verleiding konden we niet ontsnappen). Nada, alles was dicht. Tengevolge van weeral een of andere fiesta. Dan nog eenmaal helemaal naar het hoogste deel van Mutriko gestapt waar we werden bekoord door een mooi pleintje met een paar onvermijdbare terrasjes. Maar we hebben ze toch vermeden. Maar intussen hadden we nog dus geen eten voor vanavond.
Terug naar beneden, naar de andere kant van de haven gewandeld, en dan zijn we dan toch aan de verleiding van een terrasje bezweken. Genietend van een intussen welverdiende koele caña werden we plots aangesproken door een blonde vrouw met de vraag of we ook West-Vlamingen waren? Bleek dat zij een Kortrijkse was en momenteel op Hoog Kortrijk woont. Maar niet voor lang meer. Ze was immers een tiental jaren geleden gehuwd met een Nederlander, en diens vader had een tweede woonst hier in Mutriko. De hele familie was hier kind aan huis. Volgend jaar zou zij met haar gezin definitief naar Mutriko verhuizen. 
Toen ze in de loop van deze babbel vernam dat we geen winkel hadden gevonden bood ze onmiddellijk aan ons een lift te geven naar de dicht bijgelegen grote supermarkt, die wel open was. Ze moest immers zelf ook nog boodschappen doen. Haar voorstel hebben we met veel dank aangenomen. Waarvoor een frisse pint op een terras wel goed voor kan zijn.

De volgende dag , 8 september, in de latere ochtend, verlieten we het sympathie Mutriko om ons volgende reisdoel, Bilbao, te bereiken. En ook nu ontbrak de wind en was het de motor die moest werken. Een rustige tocht van een goede 7 uur. Terug zalig nietsdoen, en intussen alle informatie lezen, die over Bilbao voorhanden was. We waren benieuwd.


‘s Anderendaags, 9 september, begonnen we aan onze verkenning. Het was maandag, dus Guggenheim was gesloten. Dit reserveerden we dan maar voor de volgende dag (wat ook goed uitkwam, want voor dinsdag was regen voorspeld).
De jachthaven ligt een heel eind (een goede 15 km) verwijderd van het centrum van Bilbao. We zouden dus eerst een eindje moeten wandelen en dan de metro nemen. Tijdens de wandeling konden we onze ogen al de kost geven aan de pronkerige villa’s, die de rijke Baskische industriële, in het begin van de vorige eeuw hebben opgetrokken, langs de oever, met uitzicht op de haven en op zee. Het ene al groter en protseriger dan het ander. Nog nooit zoveel (meestal intussen vergane) rijkdom gezien als hier. En gelukkig nog niet ten prooi gevallen aan projectontwikkelaars, die maar al te graag deze prachtige ligging zouden willen exploiteren. Een beetje verder (en intussen al 2 metrostations voorbijgelopen) konden we ons dan nog vergapen op de Puente Colgante de Bizkaia, een stalen brug over de stroom, gebouw in de zelfde periode als de Eifeltoren, bestaande uit twee superhoge pijlers, één op elke oever, en verbonden met een horizontaal metalen bouwsel waaraan onderaan een rail met kabels hing die een nog altijd actief, zwevend veerpont droegen. Spectaculair. 
Dan met de metro naar het oude centrum van Bilbao, waar het aangenaam keuvelen was, zoals in elke (indien goed bewaard gebleven) binnenstad. En terrasjes en pinxtos in overvloed. En zo lekker dat we die zowel voor de lunch als voor het avondeten op ons menu hebben gezet. 


Na deze gastronomische escapades van vorige dag was het dinsdag, 10 september, de Dag van Cultuur, met grote C! En van regen (met kleine r). Met de ons reeds goed gekende metro terug naar het centrum. Het had die nacht al goed geregend, maar nu waren er al een paar schuchtere opklaringen (meestal dan toch gevolg door een fikse plensbui, kwestie van onze meegebrachte paraplu en regenkledij te verantwoorden). En ja , Guggenheim is groots, imposant, architecturaal een juweel, iets dat je moet gezien hebben. Gelukkig hadden we tickets op internet gekocht (een subliem idee van onze praktische wederhelft), want de mensen in de rij zullen waarschijnlijk wel meer dan voldoende tijd hebben gehad om de architectuur te bewonderen tijdens het aanschuiven. En dan de tijdelijke en permanente collecties! OK, ik geef toe, onze kunstbeleving is blijven haperen bij het impressionisme, surrealisme en nog een paar andere ismes. Moderne kunst was niet echt onze specialiteit. Maar hier hebben we, mede dankzij een voortreffelijke audiogids, meer dan drie uur genoten van deze kunst, in diverse vormen. Morundi, Serre, Kiefer, Fontana, enz. (Ge moet maar eens googelen als je hierover meer wilt weten, want moderne kust beschrijven is toch niet echt mijn métier). Het was dus al een stuk in de namiddag voor we een klein hapje konden eten, en ons vermoeid voetenwerk wat rust konden geven. En dan moest Ann noch de Cortès del Inglès zien (dit hoort, voor alle duidelijkheid, niet meer bij het cultuurluik van ons bezoek). Enfin, we zijn in de vroegere avond toch terug op onze boot geraakt, met toch een aantal inkopen in onze rugzak. 
Gezien de nare weersvoorspellingen voor de volgende dag, zijn we dus nog een dag langer in de haven gebleven, maar dan vooral om wat te luieren, klussen en wasje te slaan.  Donderdag, 12/9 zouden we dan uitvaren naar Santander.


Viva España!!!!!!!

Het haventje van Anglet was goed uitgerust met prima sanitair, goed werkende wifi en hartelijke ontvangst, en dit aan de helft van de prijs van Arcachon. Enige nadeel was dat er aan de andere oever heel wat industriële activiteit was, met o.a. Een cementfabriek, die soms voor wat geurhinder zorgde. Maar dat namen we er dan maar bij. De volgende dag, onder een stralende zon, een fietstochtje van een klein half uur, langs een mooi en veilig fietspad naar Bayonne. Een prachtige stad, met (meestal 4 verdiepingen) hoge huizen uit de 16de-18de eeuw, met houten vakwerk en gietijzeren ornamenten. Het was heerlijk wandelen door de straatjes.

En ‘s middags konden we voor 12,5€ genieten van een lekker menuutje. We waren nog eenmaal god in Frankrijk. Het Baskisch Museum was aantrekkelijk, maar toch niet de 2 sterren van de groene Michelin waard. 

De volgende dag, 5/9 (de eerste verjaardag van kleinzoon nr 2, Leo, die we dus spijtig genoeg moesten missen), zetten we koers naar de Spaanse grens. Onze haven van bestemming was Hendaye, aan de rivier Bidassoa, die de grens vormt tussen Spanje en Frankrijk, en waar we tegen de middag arriveerden

. Een zeer goed uitgeruste haven, maar met een norse havenmeester. Belangrijker was echter het feit dat in de haven een overzetbootje vertrok, naar de overkant van de rivier, naar het Spaanse Hondarribia ! En zo zetten we voor het eerst voet op Spaanse bodem. Het toeristisch deel van het stadje bestaat uit 2 delen. De ommuurde bovenstad heeft zijn historisch karakter zeer goed, met hoge oude woningen langs smalle kasseistraatjes. Het castillo op de top, waar Karel V nog heeft verbleven, huisvest nu een dure parador. De benedenstad langs de oude haven is een veel volksere buurt, met mooie Baskische huisjes en massa’s pintxos-bars (Baskische tapa’s).

We hebben dan maar een aantal steek”proeven” genomen in een 3-tal bars. El Gran Sol was de winnaar, maar geen enkele was van mindere kwaliteit. En zonder dat dit een aanslag op onze portemonnee betekende. We vroegen ons intussen wel af hoe het mogelijk was dat op een donderdagavond zoveel volk op de been was. En waarom er zoveel kinderen en volwassenen wat op een trommel aan het roffelen waren of op een fluitje bliezen. In ons beste Spaans kwamen we te weten dat het de start was van een feestweekend. En in dit geval was de start een optocht van tientallen groepen trommelaars en fluiteniers. En die allemaal dezelfde soort “muziek” speelden.

Het was toch een mooi staaltje van Baskische folklore. Het was al lang donker toen we de overzetboot naar de jachthaven namen. Onze eerste kennismaking met Spanje was meer dan geslaagd.

In de voormiddag van 6 september gooiden we rond 9u39 de trossen los richting San Sebastian, onze eerste Spaanse haven van bestemming. Het kleine nog maar pas volledig heraangelegde jachthaventje ligt naast de oude vissershaven, pal aan de historische stad.

Terug een voltreffer! De ganse namiddag keuvelden we rond door de smalle straatjes en de mooie pleintjes,

om dan een terrasje te pakken op de Plaza de Constiucion, die een beetje doet denken aan de Plaza Real in Barcelona. Maar met 1 merkwaardigheid: alle huizen rond het rechthoekig plein hebben 3 etages met een balkon voor elk raam. En elk balkon is genummerd. In de negentiende eeuw was dit plein heraangelegd door het stadsbestuur, die hierbij eigenaar bleef van de balkons. En deze balkons werden verhuurd als zitplaats bij elke gebeurtenis of optreden, dat op het plein plaats vond. Uniek.





Gezien San Sebastan ook de hoofdstad van de Pinxtos wordt genoemd, moet ik wellicht niet vertellen hoe we de avond hebben doorgebracht.

De volgende dag moesten we al terug deze mooie stad verlaten. Het bleek dat er dit weekend een befaamde regatta van oude roeiboten werd georganiseerd, en de meeste boten hun ligplaats moesten afstaan. Zo voeren we rond 10u30 naar Mutriko, de volgende haven. 

3/9: Veilig door de Golf van Biskaje en nu Spanje op een steenworp

We zijn dus uiteindelijk zonder problemen het bassin van Arcachon binnengeraakt, maar  er niet onmiddellijk aan gedacht dat we er ook weer UIT moesten geraken. Hiervoor zijn drie vereisten: er mag niet teveel wind staan, je mag enkel na zonsopgang en vóór zonsondergang door de pas varen, en dit telkens startend anderhalf uur voor hoogwater. In dit geval betekende dit dat wij enkel vanaf dinsdagochtend kunnen vertrekken. Tijd genoeg dus om het stadje Arcachon te bezoeken en de omgeving met de fiets te verkennen. En men beweert hier dat de oesters van Arcachon de beste zijn van heel Frankrijk. Niet erg dus om een paar dagen “opgesloten” te zijn.

Het stadje Arcachon is een aantrekkelijke, charmante badplaats met een hoog m’as-tu-vu gehalte, met veel dikke nekken in dikke motorboten.

Maar daarnaast ook gezellige straatjes, mooie winkels (interessant voor de helft van de bemanning), leuke terrasjes (specialiteit van de andere helft) én een overdekte markt met superieure kwaliteit van streekproducten (weliswaar aan ook superieure prijzen). We moeten hierbij zeggen dat de Port d’Arcachon even superieure prijzen aanrekent (onze duurste haven in Frankrijk!) maar daar niet een analoge service voor biedt. Geen wifi, de toiletten dicht bij de boot waren echt vuil, en die bij de havenmeester waren wel treffelijk, maar dan moest je er wel 750 meter voor stappen. Gelukkig had er niemand diarrhee….

En dan de volgende dag de fietsjes bovengehaald, voor onze eerste verkenning, naar ……de oesterhaventjes.

Dat zijn kleine haventjes, die bij laagwater droog allen, vol met kleine bootjes, en langs de geïmproviseerde kade houten barakken. Een aantal van die barakken zijn intussen wel ingericht als degustatieruimte voor oesters en ander lekkers. En we hebben genoten.

Dat zijn kleine haventjes, die bij laagwater droog vallen, vol met kleine bootjes, en langs de geïmproviseerde kade werden houten barakken opgetrokken ten behoeve van de ontelbare oesterkwekers (van weleer). Een aantal van die barakken zijn intussen wel ingericht als degustatieruimte voor oesters en ander lekkers. En we hebben genoten.


De volgende dag dan de meer mondaine kant van Arcachon aangedaan, met een bezichtiging van de vele mooie, soms protserige villa’s, waarvan de meesten dateerden uit het begin van de vorige eeuw, de kilometerslange stranden, het dorpje Le Moulleau, dat we het best kunnen omschrijven als le petit Knokke Le Zoute en le dune de Pyla, een 100 meter hoge zandduin, favoriete plek voor parapentes. 



We kunnen goed geloven dat de baai van Arcachon, waar we maar een fractie van hebben gezien, een ideale vakantieplaats kan zijn. De dikkenekken en de aanslag op je portemonnee moet je er dan wel bij nemen.

En dan vandaag, dinsdag vroeg uit de veren (maar 5u30 is al fatsoenlijker dan vorige keer), en in het al niet meer helemaal pikkedonker uitgevaren, langs dezelfde route terrug de zee op. De pamper voor het tweede bemanningslid hebben we niet moeten bovenhalen. Nog éénmaal contact opgenomen met de controletoren, die ons enkel kon bevestigen dat de omstandigheden prima waren. Goed dus voor een zonovergoten tocht, grotendeels op motor weliswaar, van een goede 75 mijl naar de haven van Anglet, aan de inham van de rivier de Ardour, met 5 km stroomopwaarts de historische stad Bayonne. We zullen dus ook 2 dagen in Anglet blijven (alhoewel we popelen om het 15 mijl verder gelegen Spanje te bereiken) om met ons fietsje Bayonne te bezoeken. (Jambon de Bayonne gaan we niet kopen, want gisteren hebben die vergeleken met de Jamón de Teruel, en die laatste is toch merkbaar beter).
Maar het is toch spannend als we bij het varen voor ons al de contouren van de bergen van de Spaanse kust ontwaren. Nog een paar dagen…….we hebben de Michelingids van Noord-Spanje al bovengehaald.

30/8: nu echt op weg naar Spanje: Arcachon is binnen

Gisteren heel wat nagevraagd over hoe wij het veiligst in Arcachon moeten geraken, telefoontjes gepleegd, de 3 meegebrachte marinegidsen gelezen. Het kon daar spoken, daar aan de ingang van de baai. En er was weinig diepte, en de route tussen de zandbanken was zeer nauw, en de boeien waren niet echt betrouwbaar, en……..Enfin, we waren intussen zo ongerust geworden, dat we vannacht niet echt goed geslapen hebben.

En vanmorgen dan om 3u30 uit het bed. Ik had geen wekker nodig want om 3 uur was ik al klaar wakker. Hoe zou dat komen? Klokslag 4 uur waren de trossen los en verlieten we in het pikdonker onze ligplaats, en vervolgens de haven. En nu weten we wat dat betekent: in het pikdonker varen. We zagen wel de lichtjes van de zich stilaan verwijderende kade en de oevers, maar voor de rest: niets. Elk niet verlicht object was onzichtbaar. Dus louter op het beeld van onze gps-plotter afgaand voeren we de Gironde af en waren we na anderhalf uur op volle zee. De stroming zat deze morgen immers zwaar tegen (superhoge coëfficient, wat betekent dat deze dagen elke stroming veel sterker is dan normaal) , maar gelukkig konden we met de combinatie van motor en volle zeil nog genoeg vaart maken. En daar tussen door werd de skipper continu geconfronteerd met een persoon die het bijna in haar broek deed, panisch reageerde – als ik zei dat we een boei moesten passeren (meestal een halve kilometer verwijderd van onze boot) – dat we er gingen op varen.  Gelukkig begon het rond 7 u te schemeren en kwam de rust weer terug, en werd er een vers koffietje geserveerd.

En dan was het continu varen op motor, want de wind was nagenoeg volledig verdwenen, naar Arcachon. En dit voor 10 uur. In het zonnetje, deels beschermd door de bimini, met veel tijd om de digitale krant, Knack en Trends te lezen, fotootjes naar de kids door te sturen en zalig te luieren.

In de late namiddag moesten we dan de ingang van de baai van Arcachon volledig voorbijvaren, voordat we konden afdraaien om de enige engte op te varen, die ons binnen de baai kon leiden en 2 mijl terug te varen, richting baai. Daarbij waren we in VHF-contact met de zeewacht, die ons continu monitorde. Intussen was de wind voldoende aangewakkerd zodat we weer op zeil konden varen. De weg die we moesten volgen, was volledig anders als die op onze GPS (en als we onze GPS waren gevolgd waren we hopeloos gestrand op èèn van de vele zandbanken). Na een klein uur bereikten we boei N13, het einde van het kanaal, en vanaf nu voldoende diepte.

En dat was het dan: gewoon de instructies volgen, de boeien respecteren en we raakten probleemloos in de baai. Al die adrenaline was misschien wel voor niets, maar had er wel voor gezorgd dat we geen enkel risico hebben genomen en mooi een zekere route hebben genomen, die ons misschien minstens een uur omweg bezorgde, maar zeker veilig was.  

Om 18u, dus na 14 uur varen konden we eindelijk aanleggen in de haven van Arcachon. Uiteindelijk was het, achteraf gezien, minder erg dan gevreesd, maar wij hadden wel geluk dat het weer relatief rustig was. Ik kan geloven dat dit een nachtmerrie kan betekenen bij wat meer wind. Quod non. We hebben, ik moet bekennen, nog zelden zoveel genoten van dat Jupilerke na het aanmeren als nu. Maar we zijn nog niet in Spanje, ……