28/8: Vichte – Portorosa
Het was zover. We waren een kleine 6 weken in België gebleven. En, met uitzondering van een 5-daagse uitstap naar het klein Zwitserland in Luxemburg, waren we zelfs thuisgebleven. Er zat daar echter een triestige reden achter. Toen wij thuiskwamen uit Sicilië lag mijn jongste broer Chris in het ziekenuis. Hij lag in coma, na een hartstilstand. Ik heb hem nog quasi dagelijks bezocht maar heb hem niet meer kunnen spreken. Op 28/7, juist een week na onze terugkeer, is hij dan zachtjes overleden. En dan hadden we nog de nodige tijd nodig om samen met zijn vrouwtje Wivine de begrafenis te regelen en het nodige papierwerk achteraf te regelen.
Tussendoor en vooral ook achteraf hadden we een hele karwei om onze tuin, die we sinds eind april hadden verwaarloosd weer onder handen te nemen, te snoeien, te maaien, te wieden en een omgevallen oude treurwilg te verzagen en te transporteren. En dat konden we enkel doen als het niet regende. En in de zomer van 2023 was het een opgave om er droge dagen uit te pikken. Omdat we elk jaar er op staan om een wandelvakantie in te lassen, en door de vooruitsnellende tijd het onmogelijk bleek om 14 dagen naar de Alpen in te lassen, hebben we ons beperkt tot een 5-daagse in Luxemburg, op ontdekking in het Muhlertal, deels in regenkledij. Terug thuis nog een paar droge dagen gevonden om hoogdringendschilderwerk uit te voeren en, lap, het was al weer eind augustus. En er stond al een vlucht naar Palermo geboekt op 28/8. De tijd vliedt snel, enz…
Dus ja, ’s morgens vroeg om 8u30 kwam onze traditionele luchthaventaxi, met Anja aan het stuur, ons oppikken voor een ritje naar Charleroi. Vlucht om 12u05 en, met een kwartier vertraging, geland op Palermo om 15u. Op het laatste moment, de dag ervoor, had ik nog een stuk bagage toegevoegd, want alleen met onze kleine handbagage kregen we niet alles mee. Maar die kon niet mee aan boord worden genomen en moest dus worden ingecheckt. En in Palermo dan maar wachten op dat ene stuk bagage, die maar niet afkwam. Toen de transportband eindelijk tergend lang in gang schoot was het al meer dan een balfuur later en hadden we al 2 treinen naar Palermo-stad weten wegrijden. Maar we hadden toch tijd genoeg. Toen we eindelijk een trein konden nemen, kwam die pas om 16u45 toe in Palermo, en misten we de aansluiting naar Barcelona-Castroreale, bij Portorosa. En de volgende trein was uitzonderlijk slechts binnen 2 uren. Dan nog een (dure, want na 20u) taxirit, zodat we uiteindelijk rond 21u30 inde haven, bij onze boot arriveerden. 13u heeft dat ganse zootje geduurd. Gelukkig was het vertrouwde restaurant Gadisca nog open (wij waren wel de laatste klanten) en konden we nog wat lekkers eten
Dinsdag 29/8: Portorosa
Het stormde op zee. En dit ging gepaard met geregeld een fikse regenvlaag (en zeggen dat juist nu in België de zomer weer zijn intrede deed). Niet het moment om uitte varen, maar wel om, gewapend met paraplu, het nodige proviand bij de dichtstbijgelegen supermarkt in te slaan.
Maar rond 17u klaarde het op en konden we onder een vriendelijk zonnetje wandelen naar het strand om het geweld van de golven, aangevuurd door de voorbije storm, tegen het strand te zien inbeuken.
En dan terug naar de boot voor het betere kuiswerk: duiven hadden nog altijd onze mast als slaapplaats uitverkoren, en dit had op het dek nogal wat spren achtergelaten. En duivenstront maakt hardnekkige vlekken, zeker weten.
30/8: Portorosa
Het was terug zonnig en warm maar de wind blies nog altijd een paar maatjes teveel. ’S Morgens het intussen gebruikelijke ritueel: eerst een ochtendkoffiekakske in Gadisca en dan de verse duivenstronten opgeruimd. En na het late ontbijt een wandeling naar het stand van het dichtbijgelegen Tonarella, waar zonnekloppers, gezandstraald door de hevige wind, er toch alles voor over hadden om een nieuw bruin coucheke op te doen. Zot zijn doet geen zeer.
En dan de boot eindelijk klaar zetten, want morgen zouden we uitvaren.
Donderdag, 31/8: Portorosa – Milazzo.
Het was terug mooi weer, 27° en enkele hoge wolkensluiers. En de wind was grotendeels gevallen. In de late namiddag terug het ruime sop gekozen, de eerste 3 mijl nog op motor, maar daarna konden we genieten van het geruisloze rustgevende zeilen. Zalig. Tot dat de wind ons volledig in de steek liet en we de tweede helft van de tocht met onze dieselmotor terug onze bijdrage moesten leveren aan de CO2-uitstoot. We kwamen in de late namiddag aan in de Marina del Nettuno, waar we begin juli ook al waren geweest. En er goede herinneringen aan hadden overgehouden. Maar de ligplaats die ons werd toegewezen (de haven lag quasi vol) deed ons niet juichen. We lagen aan de buitenzijde van het ponton, blootgesteld aan de golven, veroorzaakt door de vele op- en afvarende ferryboten, waarvan niet alle kapiteins zich hielden aan de opgelegde maximumsnelheid, maar wellicht liever indruk maakten op hun passagiers door aan hoge snelheid de haven binnen te stormen. Italiaanse macho’s. Bah. En telkens ging dan ons ponton, en onze boot, een 3-tal minuten met opeenvolgende stoten en op en neer. Ik begrijp nu waarom de ormeggiatori, die ons assisteerden bij het aanmeren, ons op het hart hadden gedrukt om zoveel mogelijk stootkussens tussen de boot en het ponton te hangen. ’s Avonds werd het weer rustig maar we wisten dag het circus om 6u weer zou herbeginnen. Intussen wel aan boord genoten van een lekkere biefsruk-friet op zijn Belgisch.
1/9: Milazzo – Villa San Giovanni.
Op deze zonnige dag zouden we voor de eerste maal sinds lang terug een traject afleggen, dat we nog niet eerder hadden gedaan. En wat voor één! Vandaag zouden we door de Straat van Messina varen en zo definitief de steven richting Griekenland wenden. Maar niet voordat we nog een ander deel van Sicilië en van Calabrië zullen hebben aangedaan.
Ik had veel gelezen over de tocht door de straat. Ik was op alles voorbereid, en had ook in bedekte term de rest van de bemanning gewaarschuwd. Er brak nog juist geen paniek uit. We zouden geconfronteerd worden met druk vrachtverkeer, een sterke stroming, tot 7 knopen, zware wind die zich zou persen tussen de kusten van Calabrië en die van Messina, er zouden draaikolken zijn,…..
Maar uiteindelijk hebben we ons voor niets zorgen gemaakt. Tot aan de monding van de straat hadden we nauwelijks wind, en éénmaal in de straat ging de windmeter ook niet hoger dan 7 knopen, wind van achter. Volledig traject op motor, dus.
We moesten de straat dwarsen, op de reglementair voorgeschreven plek, want onze eerstvolgende haven, San Giovanni, lag in Calabrië, aan de overkant dus. Die oversteek was een fluitje van een cent, want er waren uiteindelijk over dat ganse traject slechts 2 vrachtschepen die we in de gaten moesten houden om een aanvaringskoers te vermijden.
De stroming was niet noemenswaardig en wel ons voordeel want we hadden terecht gepland om 2u na hoogwater de straat binnen te varen.
En die draaikolken hadden we nauwelijks gemerkt. Het enige spectaculaire was een grote school zwaardvissen, die we plotseling naast ons uit het water zagen springen.
Iets voor 16u voeren we Villa San Giovanni binnen. De marina was tamelijk recent aangelegd, zo recent zelfs dat de voorziene vingerpontons nog nergens te bespeuren waren. En ipv het prestigieuze havengebouw, waarvan we overal de ontwerptekeningen fier uitgestald zagen, moesten we het doen met 3 schamele containers, maar gelukkig met alle noodzakelijke faciliteiten. En we waren perfect geassistterd door de 2 ormeggiatori én we lagen rustig. Enig minpuntje: aan de overzijde van ons ponton lag een 35 mio€ kostend motorjacht van een Oostenrijkse Private Equity speler en de haven was blijkbaar niet voorzien op dergelijke energieslurpende gasten. De electrische installaties konden het niet aan. Ze hadden dan maar een generator aangesleept, die de hele tijd bromde, en zo toch de rust wat naar de knoppen hielp. Het werden weer oordopjes vannacht.
Een daaropvolgende wandeling langs het steand en vervolgens door het stadje maakte ons snel duidelijk dat hier niet veel te verdienen was. Met uitzondering van het superheldere zeewater, maar we hadden ons zwemgerief niet bij. Alles lag er hier rommelig bij, afval overal (ik denk dat de vuilnisdiensten in Zuid-Italië continu in staking zijn), alle horeca was failliet ofwel gesloten, en toen we eindelijk na een lange wandeling in de hitte, aan de supermarkt in het hoger gelegen deel van de stad kwamen, nleek die in , lange, middagpauze. We hadden er genoeg van, keerden terug naar de boot, profiteerden van onze eigen terras om een pintje te drinken en zouden met de nog aanwezige levensmiddelen wel op een cratieve manier een avondmaal in mekaar knutselen. (Het werd risotto met – gedroogd – eekhoorntjesbrood en blokjes pancetta).
2/9: Villa San Giovanni – Regio di Calabria
ik hield al een paar dagen de meteo met een ongerust hart in het oog. Er was zich daar een serieuze depressie aan het vormen. Ook via de media vernamen we het naderende onheil. De kern zou zich boven Griekenland situeren, maar sowieso zou de Ionische zee, waar wij ons bevonden, van de brokken delen. (NB: later zou blijken dat deze storm, die de naam “Daniel” had gekregen, in 3 dagen evenveel water zal lozen als deze streek in Oost-Griekenland anders in een gans jaar over zich kreeg – met enorme schade en tientallen doden tot gevolg). Het was dus kwestie om tijdig een goed beschutte haven te bereiken, waar we ons ook zouden kunnen bezighouden, want we zouden er wel een tijdje moeten blijven liggen. Vandaar ons besluit om eerst naar Reggio di Calabria te varen, en dan terug naar Sicilië over te steken, naar de zeer goed beschutte haven van Riposto, Marina del Etna.
Dus eerst, in de late namiddag op ons gemakskes, naar Reggio di Calabria gevaren, niet onmiddellijk een toeristische trekpleister, maar er zou toch wat te beleven zijn, dachten wij. Dit is vooral een belangrijke ferryhaven, met een continue stroom van boten die de verbinding maakten tussen het vasteland van Calabrië en de diverse havens van Sicilië. En er was daar ook een, relatief goed beschutte jachthaven. Maar die haven lag geprangd tussen de zeedijk en een autosnelweg plus spoorlijn. We wilden tevoet naar de binnenstad wandelen, maar nergens, tenzij heel ver verwijderd, was er een mogelijkheid om de autosnelweg te kruisen. En toen we probeerden langs de kust naar een aanpalend strand te wandelen, werd ook daar ons de weg versperd door een militair domein, tussen de jachthaven en het strand. Nu begrepen we waarom de ormeggiatori ons, na het aanmeren, een kaartje van de lokale taxidienst hadden overhandigd. En waarom we, in het begin van de wandeling een luid gesticulerende taxichauffeur naar ons hoorden roepen (wellicht door de ormeggiatori geseind dat er weer prooien te vangen waren). Uiteindelijk dus geen bezoek aan de stad, noch aan het strand, en dus maar op de boot gebleven en wat klusjes opgeknapt en wat tekst voor de blog voorbereid.
3/9: Reggio di Calabria – Riposto (Marina del Etna)
Vandaag hadden we een goede 30 mijl voor de boeg. Halverwege de oversteek van Calabrië naar Sicilië zou de windkracht al serieus toenmen, zeker in de namiddag. Daarom al vroeg in de ochtend uitgevaren, eerst op een koers die ins zo snel mogelijk naar de overzijde zou brengen, waar we terug in de luwte zouden zijn, en dan langs de kust verder naar Riposto. De oversteek was relatief rustig, op gereefd zeil met halve wind uit het Noorden. Eenmaal dicht bij de kust van Sicilië koersten we dan zuidwaarts naar Riposto. Het werd echter steeds moeilijker om een goed bezeilbare koers te vinden, met de wind achteraan. We moesten meer en meer richting het midden van de straat om voldoende snelheid te halen, en dus ook meer en meer in de richting van de hardere wind. Ik was daarom van plan om het grootzeil in te pakken en enkel op genua verder te varen. Dan kon ik gemakkelijker een voordewindse koers nemen. Dus eerst motor aan, voorzeil oprollen, grootzeil naar beneden en dan terug voorzeil weer uitrollen. Maar bij dit maneuver waren de schoten van ons voorzeil in de knoop geraakt bij het oprollen. Normaal niet erg, gewoon eens naar voren gaan en de touwen ontwarren, maar intussen was de zee al zo onstuimig geworden zodat dit niet zonder risico was. En de bemanning daarvoor eendrachtig geen toestemming gaf. Dus dan zat er niets anders op dan op motor met opgerold voorzeil en enkel met grootzeil de rest van de tocht verder te zetten. Voorbij Taormina gevaren, waar de superjachten voor anker lagen . En dan veilig aangemeerd in Riposto, ondanks de verder toenemende wind. We waren intussen al ervaren aanleggers geworden. De haven lag al bijna vol, zoals we zagen. We waren niet de enige, die beslist hadden om beschutting te zoeken. Spijtig voor al die boten die in Taormina voor anker of aan een boei lagen. Want er zouden hen nog woelige wateren te wachten staan. Ook de dag erop zagen we nog het ene na het andere superjacht de haven binnenvaren totdat ook die kade volledig volzet was.
.