22/8: Cascais – Marina de Parque des Nacoēs ( Lissabon)
Omdat we niet wilden wachten tot het getij in ons voordeel keerde, voeren we dus met nog wat stroming tegen de Taag op, naar de volgende marina, die ook het einddoel was van onze eerste etappe van dit jaar. De marina was gebouwd n.a.v. de wereldexpo van 1998 en ligt dus in een (nog altijd) futuristisch aandoend decor. Ook de haven was toen misschien wel modern, maar begint nu, door gebrek aan onderhoud, wel wat versleten uit te zien. Er is nog slechts één van de twee bassins in gebruik. En, bij laag water ligt, door verzanding, de helft van dit bassin ook droog. De pontons hebben betere tijden gekend, de wasmachines zijn buiten dienst, de toiletten en douches, gevestigd in een op het water drijvend gebouwtje, hebben ook betere tijden gekend. Maar de terrasjes langs de haven waren goed gevuld in het weekend. En de marina was ook de goedkoopste om onze boot daar voor wat langere tijd te laten liggen.
Op 20 minuten wandelen, met zicht op de moderne architectuur van 1998 (want de meeste paviljoens waren blijkbaar gebouwd om ze, na de expo, een definitieve bestemming te geven), lag het indrukwekkende bus+metro+treinstation naast een megashoppingcenter. Vandaar was het gemakkelijk om met de metro naar Lissabon te gaan, en zo de oude stad nogmaals te bezoeken. Ons vorige bezoek was al 20 jaar geleden. Het viel toch op dat het oude centrum van de hoofdstad er veel minder verkommerd uitzag dan wat we er ons nog van herinnerden. Maar blijkbaar is de restauratie ( met geld van Europa) nog ver van afgewerkt, getuige daarvan de talloze gebouwen en monumenten, die nog in de steigers staan. Toch is Lissabon een zeer mooie stad, met veel getuigenissen van het rijke verleden. En met de oude stadswijk Alfama, om op een terrasje of op een binnenpleintje een kleinigheid te eten en naar fado te luisteren (‘s avonds wordt het dan meer een echte uitgangsbuurt, maar dit is minder aan ons besteed).
De volgende dag namen we dan de trein om Sintra te bezoeken. Ook één van de must-see plaatsen van Portugal, vooral beroemd omwille van zijn diverse kastelen en villa’s. Het stadje ligt immers relatief hoog in de bergen, waar de rijke Lissabonners in de zomer verkoeling konden vinden. Het was ook, al sinds de middelleeuwen, een verblijfplaats van diverse koningen, met kers op de taart het Palacio da Pena. Dit paleis werd in de 19 de eeuw gebouwd door de man van koningin Maria II, op de restanten van een 16de eeuws klooster. Het is echt typerend voor de romantisch-eclectische stijl van die periode, en deed ons onmiddellijk denken aan een ander megalomaan bouwproject van die periode: het slot Neuschwanstein van gekke koning Ludwig II van Beieren. Maar door de vele historische elementen, overblijfselen van het vroegere klooster, toch meer bezoekenswaardig.
Ook de tuin mag er zijn, met kilometerslange wegen en paadjes, ook volledig aangelegd in de romantische stijl, met prieeltjes, gebouwen, waterpartijen enz. Toch misschien één minpuntje: het kasteel ligt helemaal boven op de berg, wat dus een wandeling naar boven vereiste. Het bezoek aan het kasteel zelf, met zijn torens en vele verdiepingen, nam toch ook zeker meer dan 2 uur in beslag. Om terug te keren besloten we de andere ingang te nemen, een heel stuk lager, maar geen probleem, het was toch bergaf. Om, daar aangekomen, vast te stellen (want nergens een waarschuwing tegengekomen) dat, omwille van covid-toestanden en dus veel minder bezoekers, men had besloten om deze in-en uitgang te sluiten……moet ik zeggen dat er iemand van het gezelschap, bij het opnieuw opstijgen naar het kasteel om langs de andere kant naar de hoofdingang af te dalen, niet echt happy was en nog weinig spraakzaam?
Dan uiteindelijk toch nog in het oude centrum can Sintra geraakt, om een welverdiende pint te drinken. We vroegen een “grote” en een “gewone” pint. Op onze tafel kwam een kruik van bijna 1 liter en een glas van bijna een halve liter. Kostprijs: 15€.. . toch een beetje misbruik maken van de zeldzame toeristen! Maar het pint”je” smaakte wel?.
De resterende dagen hebben we blijvend geprofiteerd van het lekkere warme weer, Wat geluierd en de boot gepoetste tot we op 26/8 de taxi naar de dichtbij gelegen luchthaven namen voor de vlucht naar België. We zouden immers voor 16 dagen op “vakantie” gaan naar België. Onze terugvlucht naar Lissabon op 11/9 was ook al geboekt.
18/8: Péniche – Cascais
Een zonnig, rustig tochtje van een kleine 50 mijl, waarover we ca 8 uur hebben overgedaan. Volledig op motor na een vruchteloze poging om op zeil te varen. Rond 16u30 legden we aan in de haven van Cascais, “het Knokke” van Portugal (ligt op 30km van Lissabon). Aan de grootte van de boten te zien moest dit wel terecht zijn. Van een koppel Antwerpenaren, die we daar tegen het lijf liepen, kwamen we te weten dat de grootste boot, een prachtige Swan70, eigendom was van de CEO van IKEA. Kostprijs basisversie 28 mio, maar deze boot met alle mogelijke opties en snufjes kostte 45 mio. Moet er nog zand zijn? (Een paar dagen later zag ik op de parking een Bentley Convertible met Zweedse nummerplaat staan….).
Onze ligplaats was gelukkig aangepast aan de lengte van onze boot. De marina was zeer goed uitgerust, zoals te verwachten was, met volop horeca, die voor een keer wèl veel te doen hadden. Blijkbaar een beetje de place to be voor de locals. Er was daar overigens ook een verkooppunt van Porsche….
In de marina was er ook een zeimakerij gevestigd, en die waren bereid om een nieuwe rits in onze lazy bag te steken en de UV-band van onze genua te vervangen. Tot nu toe hadden we immers enkel met de kleinere fok als voorzeil kunnen varen, wat ons veel snelheid kostte als we wilden profiteren van het kleine beetje wind.
We zijn 4 nachten gebleven in Cascais, met dus voldoende tijd om diverse malen het leuke oude stadje te bezoeken, te wandelen langs de kust en de stranden, tijdig een terrasje aan te doen en de fietsjes uit te halen voor een tochtje van ca 10 km naar Cabo Roca. Onderweg konden we nog de Boca do Inferno (de muil van de hel) bewonderen, een diepe kloof in de door water uitgesleten rotsen, waar bij ruwe zee het schuim wel 20 meter kan opspatten. Maar het was kalme zee, en we hielden het droog. Dat was echter minder toen we de westelijke zijde van de kust bereikten. Dit is sowieso een paradijs voor geoefende surfers, maar de zee was blijkbaar zo geweldig dat er zich geen enkele surfer op het water waagde. Maar het schouwspel van de brekende golven was indrukwekkend.
Hier is het ook de plaats waar de Sergio Hermans van Portugal hun culinaire kunsten kunnen botvieren, met dito Michelinsterren (en navenante prijzen, onder de 75€pp geraak je er niet buiten). Wij zijn echter ,na rijp beraad, nog iets verder gefietst tot het kleine dorpje Guincho, waar we een democratisch sardientje een een salade van inktvis hebben verorberd.